Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’Altijd stond hij voor zijnen dienst klaar...’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’Altijd stond hij voor zijnen dienst klaar...’

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. Davidse

100 jaar geleden stierf ds. D. Janse

Aan een landweggetje, tegen de Mantelingvan Walcheren aan, onder de rook van Ket kasteel Westhove, staat een klein boerderijtje. Het heet 'De Eenzame', en het is al eeuwen oud. Als de stenen konden spreken zouden we wellicht zoiets horen als: 'Ik heet De Eenzame, maar in de loop van de jaren is het mij wel duidelijk geworden dat mijn adres bij God bekend is. Hier ontmoetten mensen elkaar die in hun gesprekken, in hun gedachten en in hun gebeden met God bezig waren. En dus niet eenzaam waren. Men kon hier niet zonder Hem. In 1858 werd ik het eigendom van de toen 30-jarige David Janse, een zoon van de boer van het Groot Middenhof dat aan de Serooskerkse kant van het dorp Oostkapelle stond.' David Janse stierf op : ? 4 mei 1903 op y^-jarige leeftijd. Precies honderd jaar geleden. 'Altijd stond hij voor zijnen dienst klaar...' schreef ds. Boone. Reden genoeg om een overzicht te geven van zijn afkomst, leven en werk.

David Janse was afkomstig uit een Hugenotenfamilie. Hij schreef daarover later in een brief: 'Mijn geboorteplaats was een schoon gelegen boerenhofstede 'Groot Middenhof, dicht bij het dorp Oostkapelle in het eiland Walcheren. Van vaders zijde ben ik uit Franschen bloede, door vluchten om des geloofs wille, waarschijnlijk met de opheffing van het edict van Nantes omstreeks het jaar 1685 en op dien tijd te Vlissingen aangekomen. De oorspronkelijke naam werd uitgesproken als Raimst, doch hoe hij geschreven werd, is mij niet bekend. Deze gevluchte voorvader heeft één zoon gehad en werd genoemd Jan Hendrikszoon. Deze gewon elf kinderen en bracht den roepnaam zijner kinderen op zijn voornaam, 't welk wel met toestemming der regering geschied zal zijn. Van toen af is de naam van Janse tot heden toe in het eiland Walcheren en elders verspreid. Dit is de afkomst van de zijde mijns vaders. Mocht Psalm 22 laatste zangvers in de oude berijming

(Datheen) bevestigd zijn: Uit hen zal altijd iemand komen voort, Om den nakomers te keren Uw Woord Ende de goedigheid hooggeprezen, Van U bewezen.

Van moeders zijde een echte Nederlandsche naam n.l. Huijsman, naar de land-en huislieden.'

Groot Middenhof

Op 4 november 1828 werd in het gezin van Jan Cornells Janse en Jannetje Huijsman het tiende kind, een zoontje geboren. Het Groot Middenhof in Oostkapelle waar het gezin woonde, was vroeger een buitenplaats, gebouwd door mr. Kornelius van der Helm Boddaert, schepen en raad van de stad Middelburg. In 1799 werden buitenplaats en boerderij verkocht aan Cornelius Gregorie van Veere met een opstand van 45*^^ olmen, linden en andere bomen, een speelhof en visrijke vijvers. In 1804 werd de in verval zijnde plaats, verkocht aan Willem Jacobse Verhage, die de buitenplaats sloopte en de boerderij restaureerde. Deze

boerderij werd in 1818 gekocht door Jan Gornelis Janse. Tien jaar later werd hier in het gezin dus het tiende kindje geboren. Het pasgeboren zoontje werd in de plaatselijke hervormde kerk gedoopt door ds. Johannes Greve met de naam David. Het was toen een goed familiegebruik de kinderen te vernoemen naar naaste familieleden. Had men in de familie Janse dit gebruik aangehouden, dan had het kind met de naam Gilles gedoopt moeten worden. De vader gaf de voorkeur aan de naam David.

Gelukkig kind

Als kind al had David veel belangstelling voor geestelijke en godsdienstige zaken. En vooral ook behoefte aan geestelijk voedsel. De Bijbel had voor hem veel waarde. 'Mijn eerste geheugenis, aangaande de zielservaringen met betrekking tot de eeuwige belangen derzelve, was als jeugdig kind, staande aan den schoot zijner teedere en zeer geliefde moeder, die mij de vraagjes uit Borstius (klein vragenboekje) van buiten leerde. Toen zij mij de laatste vraag deed: 'Waarover moeten wij het meest verblijd zijn? ' met het antwoord dat ik moest geven: 'Dat onze namen geschreven zijn in de Hemelen' zonk dat woord zeer diep in mijn kinderlijk hart, gemengd met blijdschap, die ik tevoren niet kende en bleef daar diep liggen en is nog niet weg. Dat woord gaf mij wonderlijke, kinderlijke gedachten en overleggingen. Gods heilig en dierbaar Woord, werd driemaal daags na de maaltijd geregeld gelezen in ons huis, van Genesis tot Openbaring. Hierbij gaf de Heere mij als kind een zeer opmerkzaam hart, en ik sloeg nauw acht, op hetgeen gelezen werd en leerde vroeg kennen het onderscheid tussen Joodse-, Heidense en Christelijke Godsdienst, beklagende als kind zeer het Heidendom, achtende ons zelven gelukkig Christenen te zijn, die van den waren God van Hemel en aarde onderwezen werden, uit en door Zijn Woord. Dit duurde echter niet lang: zeven of acht jaren oud zijnde, werd mij dat geluk ontnomen; ik hoop door de Heiligen Geest in Zijn verlichtende werkingen door middel van een gesprek tussen mijn vader en een kleermaker.'

Het gekrookte riet

'Na het lezen in Gods Woord', zo vervolgt Janse, 'deed de een den ander de vraag of wij nu beter waren dan de heidenen. Die vraag sloeg diep in mijn hart en deed de vraag bij mij oprijzen: Hoe? niet beter dan de Heidenen? en op dat oogenblik moeten mij de zielsogen zijn opengegaan voor de plaag van mijn hart, de zonde, want ik werd een ongelukkig kind. Niemand op aarde zou mij van dien tijd af, meer hebben kunnen gelukkig maken; het Heilig recht Gods tegenover de zonde in mij en tegen alle zondaren met mij, werd mij duidelijk ingedrukt zodat Vader, Moeder, broeders en zusters (hoe lief en dierbaar zij mij ook waren) met mij in hetzelfde oordeel beschouwd werden. Gods Heilig recht kreeg ik lief en ook dat Heilig Wezen, tegen Wien ik zoo gezondigd had. Ik dacht in mijn kinderlijke eenvoudigheid: sterf ik zoo, dan is niijn plaats rechtvaardig in de hel en zal de Heere in Zijn recht zijn; en ik meende, waarlijk, ik zou aldaar de Heere verheerlijken, al lasterden ook alle verdoemden Hem. Dat ik moest bekeerd worden, zou ik ooit zalig worden, was mij duidelijk uit Gods Woord, en dat Christus daartoe gekend moest worden als Zaligmaker, was mij

zeer klaar, doch hoe ik deel aan Hem moest krijgen, daar verstond ik niets van. Uit mijn werkeiijk beginsel dacht ik, dat ik eerst beter moest worden, en alzoo een voorwerp van medelijden voor de Heere om mij te bekeren en voor Christus om mij zalig te maken. Dat de Heilige Geest mij in de ontblootende bewerkingen leidde wist ik toen niet en hoewel als kind in alle ijdelheden opwasssende, gevoelde ik gedurig veel droefheid over mijn zonden en vooral over die op 's Heeren dagen en bleef alzoo een ongelukkig kind bij de vele voorrechten, die ik uitwendig mocht genieten. Gods Woord was mij nu nog veel dierbaarder dan tevoren, en de liefde tot God en Christus en alle Heiligen lag duidelijk in mijn hart. Een­ voudige kindergebeden en dankzeggingen werden opgezonden en ook soms kennet lijk verhoord. Zoo sukkelde ik voort en bleef in mijnachting onbekeerd tot 13 of 14jarigen leeftijd met veel afwisselende toestanden, die zeer klaar en duidelijk worden blootgelegd en aangetoond in de eenentwintigste predikatie van ds. Bernardus Smijtegeldt over het gekrookte riet uit Mattheus 12.' Zo beschreef, in later tijden, Janse zelf zijn zielentoestand als kind.

Bij de afgescheidenen

Uit het voorgaande blijkt dat David door zijn moeder onderwezen werd uit het vragenboekje van Borstius. Bij het opgroeien ging hij met zijn vader en moeder mee naar de hervormde dorpskerk. Thuis en in de kennissenkring werd wel gesproken over godvrezende mensen, maar David zag deze mensen niet in de kerk en dat verwonderde hem. Uit gesprekken begreep hij dat die mensen kerkten bij de afgescheidenen. Voor hem was dat een aansporing om ook eens de kerkdiensten van de afgescheide­ nen te bezoeken. Hij deed dat in Middelburg en ook in Aagtekerke waar ds. Ledeboer, en later zijn opvolger, ds. P. van Dijke, voorgingen. Zijn ouderlijk gezin bleef de Hervormde Kerk trouw. Bij zijn kerkgang Naar Middelburg ont­ moette hij Johanna Marinussen, die evenals hij een rechte prediking zocht. Janse constateerde dat het haar lust en begeerte was de Heere te dienen. En hij wilde niet anders. Johanna was een vrouw naar zijn hart.

Een echte boer

David werkte aanvankelijk bij zijn vader op de boerderij, wiens gezin toen veertien kinderen telde. Elk lid van het gezin moest zo spoedig mogelijk meewerken om de kost te verdienen, vooral omdat voor een gezin van deze omvang er nogal wat brood op de plank moest komen. Dus zo werkte David ook mee als landman op het Groot Middenhof. David was wat tengerder en wat zwakker dan zijn broers en daarom meenden die dat hij het zware boerenwerk niet aankon. Ze raadden hem aan om een ander vak te leren. David vond dat nogal

een vernedering en wilde er in eerste instantie niets van weten.

'De Eenzame'

Ds. H.H. Middel, afgescheiden predikant in Middelburg, bevestigde het huwelijk tussen David en Johanna Marinussen op 23 april 1856. Ds. Middel was erg gezien bij de afgescheidenen op Walcheren en stond bekend als een godzalig dienaar. De Meliskerkse wagenmaker Jan Vader die later met David Janse de Ledeboeriaanse gemeente op Walcheren zou dienen als Oefenaar, legde in 1851 belijdenis af bij deze godsman.

David en Johanna betrokken na hun trouwen een arbeiderswoning in Oostkapelle en werkten samen op de ouderlijke boerderij van vader Janse.

In 1858 kocht Janse in de omgeving van het kasteel Westhove een boerderijtje met de naam 'De Eenzame'. Er hoorde lO hectare land bij. David Janse beleefde er goede jaren, al waren er ook grote tegenslagen met veel ouderverdriet. Hij schreef: 'Zijn oog was op ons, en bij harden landbouwarbeid kregen wij bijna dagelijks zoete lessen en leeringen, die in Zijn aanbiddelijke voorzienigheid ons voorkwamen en niet onopgemerkt voorbij gingen. Soms echter ook bezwaren, die niet gering waren als omtrent de eerste blijde verwachting, dat wij ons niet zouden verblijden, 't welk ook alzoo gebeurde.'

Tot zes maal toe werd bij het echtpaar een levenloos kind geboren. Dit bracht zware beproevingen met zich mee. Pas het zevende kind, een zoon, werd levend geboren op 4 rnaart 1864. Twee daarop volgende geboorten moesten weer aan het graf toevertrouwd worden. Het enige kind werd op vierjarige leeftijd zo ziek dat de doktoren alle hoop op herstel opgaven. Deze jongen lag op de rand van het graf. 'Door de deskundigen opgegeven, maar plotseling door de Heere gered', zo vatte Janse het samen in een brief. Groot was de blijdschap bij de ouders, in hun oog was dit een Godswonder, en zo was het ook. Deze zoon groeide in gezondheid op. Door hem mocht Janse het genoegen smaken later ook grootvader te zijn. De nazaten van Janse zijn nog onder ons. Zij spreken van een liefhebbende en meelevende overgrootvader, die altijd bereid was anderen te helpen. Vooral de armen lagen op zijn hart. En dit alles speelde zich af op De Eenzame. Je zou denken allemaal ellende, maar Janse zag het anders: hij sprak over 'Zoete ogenblikken' en 'Gods ontfermingen'.

Voorlezer en voorzanger

Toen zij De Eenzame bewoonden, sloten ze zich aan bij de Ledeboeriaanse gemeente op Walcheren die twee vergaderplaatsen had, in Aagtekerke en Middelburg. Beide gelegenheden waren eigendom van jonkheer Willem Versluijs. Bij Aagtekerke was dat de buitenplaats Sint Jan ten Heere en in Middelburg een grote kerkzaal aan de patriciërswoning van jhr. Versluijs aan de Lange Delft. De afdelingen vormden samen één gemeente met één kerkenraad, hoewel elke afdeling eigen ambtsdragers had. Het echtpaar Janse ging gewoon-

lijk in Aagtekerke naar de kerk. Janse werd in 1856, op 28-jarige leeftijd, lid van de Middelburgse Ledeboeriaanse gemeente en legde belijdenis af bij ds. Pieter van Dijke. Deze dominee zou in februari 1857 van Flipland naar Middelburg verhuizen om de verenigde gemeenten beter te kunnen dienen, maar zou in de loop van 1858 het woelige stadsleven weer ruilen voor de Fliplandse polderrust. Al snel vroeg de kerkenraad aan Janse om als voorlezer en voorzanger dienst te doen. Deze mensen waren geen ambtsdragers, maar dienden de gemeente omdat ze een goede stem hadden en wat muzikale kennis. Janse nam zijn benoeming aan en deed zijn werk in de beide afdelingen, wat betekende dat hij op zondag bijna de hele dag van huis was. Het was van De Eenzame tot Sint Jan ten Heere ongeveer een uur lopen en naar Middelburg zelfs twee en een half uur.

Diaken en ouderling

In 1866 echter werd Janse diaken in Sint Jan ten Heere. De voorganger in dat deel van de gemeente was ouderling Pieter de Voogd. Hij las de preek en liet daar een eigen voorafspraak aan voorafgaan. Bij ziekte van De Voogd nam Janse dat ambtswerk van hem over.

In Middelburg was in die tijd Floris Braam oefenaar en ouderling. In 1869 werd Janse daar met algemene stemmen gekozen tot ouderling om Braam te helpen. Braam preekte in de morgen-en middagdienst en Janse las 's avonds een preek met een eigen voorafspraak. Als Braam er niet was, leidde Janse de morgen-en middagdiensten en las een andere ouderling 's avonds preek. Over deze tijd schreef Janse het volgende: 'Dit werk gaat op en neder met moedgevende en moedbenemende toestanden, met voor-en tegenstand, van binnen en van buiten. Dit was mij tot vertroosting, dat ik open toegang aan den troon der genade had en wel eens in benauwdheid een woordje van boven kreeg tot opbeuring en versterking. De laatste twee verzen van Psalm 27 zijn mij zoet geweest. Ook wist ik in Wiens Naam ik was begonnen en hoeveel verloochening en opoffering van tijd en krachten er aan was verbonden.'

Hierbij moet wel bedacht worden dat hij met zijn vrouwde verantwoordin: had voor zijn boerderij. Ook op de zondag had het vee verzorging nodig. Maar het was Janse niet om geld te doen. Hij diende de kerk totaal onbezoldigd. Hij wist zichzelf en eigen belangen weg te cijferen voor de dienst des Heeren. En zijn vrouw stemde hiermee volkomen in; ook in geestelijk opzicht waren zij geheel aan elkaar en aan God en Zijn heilige dienst verbonden.

Oefenaar

Oefenaar Floris Braam van Middelburg overleed in maart 1872, toen hij nog maar net veertig jaar was. Ds. Van Dijke vroeg nu aan ouderling Janse diens plaats in te nemen en te gaan oefenen. Janse, die nog steeds boer was op De Eenzame aan de Westhovenseweg in Oostkapelle, had nu de leiding over de grote gemeente van Middelburg. Een zware opgave. En dat alles letterlijk Pro Deo. Voor God! Hij

kreeg geen vast salaris en ook toen hij later buiten Middelburg ging preken, kreeg hij daarvoor alleen maar een reiskostenvergoeding.

Bij de Ledeboerianen waren in die tijd zo'n twintig gemeenten aangesloten, die verspreid waren over Zeeland, Holland, Overijssel en Drenthe. Ds. Van Dijke, de enige predikant van deze kerkformatie, kon de hulp van Janse goed gebruiken. En daar bleef het niet bij. In Goes kreeg hij hulp van de oefenaar Diedericus Wijting. En in april 1877 vroeg de Middelburgse kerkenraad aan Jan Vader te Meliskerke om voorganger te worden in het kerkgebouw te Aagtekerke, dat in 1876 gebouwd was als alternatief voor de afgebroken vergaderplaats Sint Jan ten Heere. Vader nam dat na veel strijd aan, wat voor Janse een verlichting van zijn werk betekende.

Beroepen tot predikant

Op 3 rnaart 1883 overleed ds. P. van Dijke, wat voor de Ledeboerianen een groot verlies betekende. De twintig gemeenten waren herderloos. De gemeenten kozen eerst Vader en daarna, op 20 juni 1883, Janse tot predikant. Zijn beroepsbrief luidde als volgt:

Aan den Eerwaarden David Janse, Leerend Ouderling der Gereformeerde Gemeente te Middelburg.

Xeer waarde en geliefde Broeder, in ons gezalfd en verheerlijkt Hoofd, den dierbaren Verbondsmiddelar Jezus Christus. Hij, die een overvloedige mate van Geest ontvangen heeft, opdat in Hem alle volheid wonen zoude, bevloeie u steeds uit ^jne Algenoegzame volheid, opdat uwe gezalfde ziele, die airede een groote mate heeft, nog overvloediger mag hebben. Amen.

Wij, ondergetekende kerkeraden, uit de verscheidene gecombineerde gemeenten, wij mogen niet ontkennen, of mochten eenparig en onder opzien tot den dierbaren Koning ^jner duurgekochte kerk een besluit nemen, om U Waarde Broeder tot onzen wettigen Herder en Leeraar te beroepen, en beroepen U Waarde Broeder onder opzien des Heeren in dezen als onzen Herder en Leeraar met de innerlijke zucht: Och, de Heere, die onze eeuwige verbeurdheid en verzondigdheid weet en kent, och, die mocht onze pogingen believen te zegenen en het Voorhangsel uwes harten believen te scheuren, opdat ons beroep ingang mochte vinden, en uw harte mocht believen te neigen en te bewerken door de invloedwerkende kracht van ^jnen Heiligen Geest, met vrijmoedigheid en bereidvaardigheid en gewilligheid, om deze onze, dat wij niet durven ontkennen, welgemeende en van den Heere afgebedene beroeping, te erkennen als van den Heere beroepen en verkoren te zijn tot dat gewichtige werk, waarin het u. Waarde

Broeder, al zoo vele jaren gegund en gegeven is mogen worden, als Leerend Ouderling werkzaan\ te zijn in hope: Och, de Heere mocht ons en U helieven te verwaardigen met een gunstig en door ons hartelijk begeerden uitslag, opdat wij als arme zondaren, die wij naar de mate fijner genade zijn en als een verbeurd genade geschenk konden en mochten getuigen: dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen.

Hiermede, waarde Broeder! noemen wij ons de minste onder de duizenden injuda. Heilwenschend uw liefhebbende Broeders als boven.'

Daarna volgde ondertekening door alle gemeenten en door de scriba van de vergadering ouderling M. Poirot te Kockengen.

Na veel overdenking en beraad kwam Janse op 4 september tot volle overgave en nam hij het beroep aan.

Bevestiging

Zondag 16 december bevestigde ds. A.O. Schaafsma uit Enkhuizen Janse in de kerk van Middelburg tot herder en leraar van de achttien Ledeboeriaanse gemeenten. Deze bevestiging zorgde voor moeilijkheden in het kerkelijke verband. Oefenaar Wijting onttrok zich met zijn gemeente Goes en Jan Vader erkende de bevestiging tot predikant niet, omdat volgens hem ds. Schaafsma geen geordend predi-

In december 1883 staat aangetekend: Den 16 December 1883 als Herder en Leeraar bevestigd te Middelburg, door den Weleerwaarden Heer A. O. Schaafsma Predikant te Enkhuizen met de woorden tot grondslag voormiddag Openbaring lO vers 8-II.

De bevestiging des namiddags gevolgd door intrede, met voorafspraak uit Jeremia 20 vers 4a en den text uit Handelingen II vers 16-18

In het Ie kwartaal van 19OI preekte hij in de volgende plaatsen:

6 13 20 27 ? . 10 17 24 3 10 13 17 24 31 januari januari januari januari februari februari februari Nieuwerkerk Benthuizen Middelburg Borssele Sint Annaland Middelburg Aagtekerke Avondmaal en nabetrachting februari maart maart maart Biddag maart maart maart Krabbendijke Middelburg Terneuzen Middelburg Bruinisse Middelburg Waddinxveen Avondmaal en nabetrachting

kant was. Deze zou wel zendingsleraar geweest zijn bij het Nederlandse Zendingsgenootschap, en als zodanig hebben gedoopt, maar nooit officieel tot predikant zijn bevestigd. De moeilijkheden liepen zo hoog dat Jan Vader uiteindelijk werd ontzet uit zijn ambt en op verzoek van zijn volgelingen in Meliskerke godsdienstoefeningen ging houden. Daar ontstond in 1891 een Gereformeerde vereniging die later aansluiting kreeg bij de Kruisgemeenten.

Het gevolg van dit alles was dat ds. Janse er weer alleen voor stond. Tien jaar later schreef hij in een brief; 'Van dat oogenblik af tot heden toe, heb ik in de 16 of 17 plaatsen, die ik thans nog bedien, nog geen enkelen Zondag rust gehad van niet te prediken of door ongesteldheid een geheelen dag verhinderd te zijn. Psalm II5 vers I.'

Correspondentie

Janse correspondeerde erg veel. Veel van de door hem ontvangen brieven bewaarde hij in zijn bureau. Na zijn overlijden kwam dit bureau in het bezit van zijn zoon en later van diens kinderen. Toen in 1944 Walcheren onder water werd gezet ging het bureau verloren. Eén van de kleinkinderen had echter de lade met correspondentie op de zolder gezet, en de brieven in een oud theeblik gestopt om waterschade te voorkomen. Die opzet gelukte en de brieven zijn bewaard gebleven.

Naar Middelburg

Ds. Janse kon, nu hij dominee was, zijn landbouwbedrijf natuurlijk niet meer voortzetten. Hij verkocht De Eenzame en ver-

huisde van Oostkapelle naar een huis in de Koepoortstraat in Middelburg, waar hij tot zijn overlijden zou blijven wonen. Aan het eind van de negentiger jaren kreeg hij hulp van de oefenaars Boone en Beversluis. Beversluis weigerde zich door ds. Janse tot predikant te laten bevestigen, ook weer om de kwestie Schaafsma, en kwam zo buiten het kerkverband te staan. Laurus Boone uit Terneuzen had daar geen problemen mee en werd in 1899 door Janse in de volle bediening bevestigd, zodat de Ledeboerianen toen weer twee predikanten hadden.

Janse was bij zijn bevestiging al 55 jaar en heeft de verenigde gemeenten nog ruim achttien jaar mogen dienen. Hij heeft veel moeten reizen. De gemeenten waren door het gehele land gevestigd, tot in Drenthe toe. Daarnaast sprak hij in allerlei gezelschappen, bij 'bedroefden om der bijeenkomsten wil.'

Ds. Janse institueerde op 7 maart 1900 een Gereformeerde Gemeente in zijn geboorteplaats Oostkapelle, als derde Ledeboeriaanse gemeente op Walcheren.

Laatste preek

Op zondag II mei 1902 preekte hij weer in zijn geboorteplaats Oostkapelle. Het was zijn laatste preek. De volgende dag werd hij getroffen door een beroerte, waarvan hij niet meer genas. Velen bezochten de oude predikant, die voor ieder een woord van vermaning of vertroosting had. Ook ds. Boone zat veel aan zijn bed. Hoewel de doktoren nog wel enige moed op herstel hadden, wist ds. Janse dat zijn einde gekomen was. Het laatste dat hij bij volle bewustzijn tegen ds. Boone zei, was; In Jezus ben ik heilig;

In Jezus ben ik veilig; In Jezus ben ik onraakbaar; Heden is mijne zaak Haar.

Na nog een enkel onverstaanbaar woord stierf deze trouwe knecht op 24 mei 1902, 73 ja^'^ oud, nu honderd jaar geleden.

Ds. Boone leidde de begrafenis op woensdag 28 mei te Middelburg. Aan de geopende groeve sprak ook de jonge oefenaar G.H. Kersten van de Meliskerkse Kruisgemeente. Kerkelijk was er gescheidenheid, maar in geeste­ lijk opzicht volkomen eenheid!

Ter nagedachtenis

In augustus 1902 werd een brochure met een verzameling brieven uitgegeven ter nagedachtenis aan Ds. Janse. Ds. Boone schreef ter gedachtenis aan zijn vriend en ambtsbroeder: 'En nu is die Eerwaardige D. Janse daarboven bij Hem, nadat hij negentien jaar als leeraar, als Zijn knecht en kind is gebruikt geworden om 22 gemeenten te bedienen. Nimmer

heeft hij een reize ontzien. Altijd stond hij voor zijnen dienst klaar. Hij was van een zacht en vriendelijk karakter en zeer goed voor den arme. Hij was altijd gereed om geld te geven; aan kinderen gaf hij gewoonlijk een dubbeltje en aan groote menschen kwartjes of guldens. Daar­ bij bezat hij een groote mate van kennis; zoowel in de Heilige Schrift als in politieke zaken. Daarbij kon hij enkele vreemde talen lezen; die hij alleen door zelfoefening had aangeleerd.

Zoo is hij, als een getrouw dienaar des Heeren, afgelost van zijn post en heengegaan naar de eeuwige gelukzaligheid, die bereid is, voor de grondlegging der wereld De laatste eer die hem werd aangedaan, was eene plechtige, doch eenvoudige begrafenis.'

In Oostkapelle blijft de herinnering aan hem levend door een naar hem genoemde straat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Oude Paden | 52 Pagina's

’Altijd stond hij voor zijnen dienst klaar...’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Oude Paden | 52 Pagina's