Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Om te blijven, wat ik geweest was, trad ik uit...'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Om te blijven, wat ik geweest was, trad ik uit...'

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

W.F. Sprengelmeijer

Ds. Jac. Wisse, een bekwaam stuurman op het schip der kerk

Toen in juni 1892 het kerkelijke scKeepje van de Christelijke Gereformeerde Kerk dreigde onder te gaan in de golven, bleven enkele bekwame zeelieden aan boord. Trouw op hun post, om het zinkende schip drijvend te houden. Ds. F.P.L.C, van Lingen te Zetten, ds. H.A. Jonkman met de gemeente Noordeloos, ds. Ph.J. Wessels met de gemeente Zierikzee, ouderling J. Schouten met de gemeente van Teuge. En ds. Jac. Wisse Czn. uit Den Haag. Wisse, de man die bleef wat hij was, en daarom uittrad. En die alle consequenties aanvaardde die daaraan verbonden waren.

Wisse was een Zeeuw van geboorte. Hij kwam van Walcheren, waar de naam Wisse nog steeds een veel voorkomende naam is. Daar was Jacobus Wisse geboren, en wel op 9 oktober 1843 te Oostkapelle. Op landgoed Westhove, waar zijn vader werkte als tuinman. Het waren godvrezende ouders. Vooral moeder wees hem op de noodzaak van waarachtige bekering. Moederlijk, biddend, gelovig en verwachtend.

Verborgen plaatsen

De gesprekken van moeder werden gezegend. Een pijl uit de hemel trof het kinderhart. Droefheid naar God; vrees voor een eeuwige scheiding. Wisse vertelde later: 'De noodzakelijkheid van de wedergeboorte en bekering door een vrome moeder ingeprent, kreeg ik zeer vroeg in te zien, en wel zo, dat de minste ongesteldheid, welke ik gewaar werd, mij in de uiterste benauwdheid bracht, uit vrees onbekeerd te zuUen sterven en dan in de hel aan te landen. De angst mijner ziel was vaak zo groot, dat ik alle verborgen plaatsen zocht, waar geen menselijk oog mij kon bespieden, en waar ik dan soms bitter wenend mijn kinderhart voor God uitstortte. Of mijn ouders daar ooit iets van gemerkt hebben, ik kan het haast niet geloven, want ik was er zo ontzaggelijk bevreesd voor ontdekt te worden, dat ik met de meest mogelijke zorgvuldigheid mij zocht te verbergen. Soms had ik een kleine hoop, doch meestal was ik vol vrees voor zelfbedrog. Van tijd tot tijd wisselde dit af met een toestand, waarbij het was, of dat vuur van binnen was uitgedoofd. Maar dat duurde meestal niet lang...'

'Getobt en geworsteld...'

Wisse probeerde zijn strijd te verbergen. Bang voor zelfbedrog. Maar de Heere werkte door. Hij verklaarde Zijn eigen werk. Heel bijzonder: 'Eens was het de ernstige ziekte van mijn moeder, op een andere tijd (ik was toen al wat ouder geworden) werd ik verontrust door oorlogsgenichten. Later kreeg ik een vreselijke leverziekte en telkens moest nu het ene, dan weer het andere mij in de engte brengen. Zelf nog niet gered, zag ik niet alleen gevaar voor mijzelf, maar ook voor anderen, zodat ik alle mensen wel had willen waarschuwen. Op miensen die God vreesden, gevoelde ik een bijzondere betrekking. Die zag ik met jcJoersheid aan. Ik las en zocht overal naar kenmerken van genade om toch te weten, of ik gered was, ja dan neen. In mijn onkunde zocht ik het bij mensen, wat alleen bij de Heere te vinden is. Zo heb ik wat getobd en geworsteld tot het de Heere behaagde mij door Zijn Geest en Woord nader te onderwijzen.'

Omhelzing van Christus

Wisse vervolgde: 'Steeds meer en meer aan mijzelf ontdekt, kreeg ik te zien, hoe ijdel rnijn pogen was, om kracht en troost te zoeken in eigen gerechtigheid. Toen eerst werd mij Christus recht dierbaar en noodzakelijk. En toen ik kennelijk de trekkende liefde des Vaders in mij gewaar werd, en tot een gelovige omhelzing kwam van Christus, Die ik in Zijn profetisch, in Zijn hogepriesterlijk en in Zijn koninklijk ambt nodig had, en mij aan Hem mocht kwijt worden. Toen is mij recht duidelijk geworden, wat het zegt wat Paulus spreekt van Christus: "Die uw leven is." Toen de tijd aanbrak dat ik belijdenis des geloofs zou afleggen, kon ik in waarheid zeggen, dat ik, met hoeveel gebrek dan ook, de Heere vreesde van mijn jeugd af aan.'

Roeping

Wisse ging studeren aan de Theologische School te Kampen. Daar was veel strijd aan voorafgegaan. 'Reeds in mijn prille jeugd maakte de Heere grote bemoeienissen met mij. Als

kind van omtrent Sag jaren leefde ik in de volle overtuiging, zeker en gewis te zullen verloren gaan als God mij niet bekeerde. Maar eenmaal door krankheid en ziekte met den dood bedreigd, bracht mij dat in uiterste benauwdheid, wat mij bij dagen en bij nachten ernstig deed roepen tot God. Door mijn lieve ouders oorspronkelijk tot iets anders bestemd, rijpte in de jaren van bijzondere zielsworstelingen de begeerte al zeer vroeg in mijn hart om predikant te worden. Dit was echter voor mij een levensgeheim, dat ik voor mijn 22 jaar aan niemand, ook niet aan mijn ouders, openbaarde. Zodoende was ik aanvankelijk tot een andere betrekking opgeleid, terwijl onder afwisselende toestanden mijne ziel tussen hoop en vrees bleef verkeren, wat mij veel gebedsbehoefte veroorzaakte. De fieere ontfermde Zich mijner. Ik kreeg een meer helder inzicht in den weg der verlossing, genoot veel onder het gebruik der genademiddelen. Maar met den vrede voor mijn hart was echter de zaak omtrent mijn roeping tot het heilig ambt, waar ik naar stond, niet beslist. In­ tegendeel. De strijd daar omtrent werd mij zo zwaar, dat ik deze niet langer kon verbergen...'

Studie

Wisse vervolgde: 'Evenwel, alles werd mij bij de handen afgebroken, tot het zover kwam, dat ik mij door genade geheel en onvoorwaardelijk aan de goedkeuring Gods mocht overgeven. En ik keurde alles goed, wat Hem behaagde met mij te doen. Vanaf dat ogenblik nam alles een wonderbare wending. Omtrent rnijn staat werd ik meer bevestigd: de weg tot studie werd mij gebaand. Na enig voorbereidend onderwijs genoten te hebben studeerde ik zes jaar aan de Theol.School te Kampen en werd in 1873 bevorderd tot Gandidaat voor den dienst des Woords. Uit vijf onderscheiden roepingen, welke ik als Gandidaat ontving, bestuurde de Heere zodanig mijn gemoed, dat ik gedrongen werd de roeping naar Dordrecht aan te nemen, waar ik op 19 Oct. 1873 door ds. Van Proosdij predikant te Dordrecht bevestigd ben...'

Huwelijksaanzoek

'De weg tot de studie werd mij gebaand', schreef Wisse. Zijn huwelijk stond daarmee in nauw verband. Dat kwam zo: Zijn ouders waren financieel niet bij machte om de studie van hun zoon te bekostigen. Zijn vader benaderde daarom een bemiddelde dame, met de vraag of zij de studie wilde bekostigen. De vrouw antwoordde dat zijn zoon dit zelf maar moest komen vragen. De jonge Wisse deed dat graag! Hij trok de stoute schoenen aan, belde aan en sprak met de betreffende vrouw. Die zei hem dat ze hem wel wilde helpen, onder voorwaarde dat hij met haar zou trouwen. De vrouw woonde in Kleverskerke, eveneens een dorpje in Walcheren, ergens tussen Arnemuiden en Middelburg. Jozina Vogel was haar naam en ze was 25 jaar ouder dan de aankomende dominee: haar toekomstige bruidegom. Dat was hij, want Wisse stemde toe in een huweliik!

Eerste gemeenten

Zijn eerste gemeente was Dor-drecht. Daar werd hij op 19 oktober

1873 bevestigd. Daarna volgde Sliedrecht, waar hij opvolger was van ds. J. Juch, die de gemeente van 1869 tot 1875 gediend had. Wisse deed er op 25 juli 1875 intree en diende de gemeente tot 20 oktober 1879-En zijn derde gemeente was die van 's-Gravenhage, waar hij op 27 oktober intree preekte. Hij was er de opvolger van ds. W.G. Smitt, die nog maar heel kort ervoor, op I augustus van dat jaar, zijn afscheidspreek had gehouden.

Ik kon onmogelijk meegaan in een nieuw kerkverband, dat naar mijn oordeel een smaadheid was, onze vaderen aangedaan. En daarboven in strijd met de belijdenis, die ik eenmaal had aanvaard.

Vereniging van 1892

Tijdens zijn ambtsbediening in deze gemeente - toen hij er al twaalf jaar predikant was - vond de vereniging plaats tussen dolerenden en afgescheidenen. De Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk had in 1891 te Leeuwarden in beginsel besloten tot vereniging met de Dolerenden, die waren voortgekomen uit de actie van dr. A. Kuyper. Er waren duidelijk principiële verschillen, maar velen stapten daar overheen omdat ze vonden dat de vereniging er koste wat kost moest komen. Ds. Wisse en ds. F.P.L.C. van Lingen dachten daar anders over. Ze hadden al vóór de vereniging een bezwaarschrift opgesteld dat door ongeveer zeshonderd bezwaarden ondertekend was, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 24 juni 1892 was Wisse geen predikant meer in zijn kerkverband.

'Uittreden of afzetten'

Direct na de vereniging riepen Wisse en Van Lingen op tot een vergadering van bezwaarden, die werd gehouden op 20 jiili 1892 te Utrecht. Deze dag is de datum van de voortzetting van de Christelijke Gereformeerde Kerk. We laten ds. Wisse hierover zelf aan het woord in een preek bij de herdenking van zijn 40-jarig ambtsjubileum; 'Toen het aar 1892 was aangebroken, ontstond voor mij, in die dagen van kerkelijke spanning en strijd, de cJlermoeilijkste tijd van al de jaren mijner bediening. Men wilde ook mij dwingen een kerkelijken weg in te slaan, die geheel in strijd was met mijn overtuiging en geweten. Dit liep zo hoog, dat ik een van beiden moest doen, of uittreden uit het nieuwe kerkverband, dat als een net ook over mijn hoofd was geworpen, of mij laten afzetten. Want daartoe had het beslist moeten komen. Na veel gebed en worsteling deed ik het eerste. Om te blijven, wat ik altijd geweest was, trad ik uit. Ik kon onmogelijk meegaan in een nieuw kerkverband, dat naar mijn oordeel een smaadheid was, onze vaderen aangedaan. En daarboven in strijd met de belijdenis, die ik eenmaal had aanvaard. Maar nu? '

Een nieuw kerkelijk leven

Zo stond Wisse dus op straat; zonder kerkelijke goederen. Alleen? Hij vervolgde: 'Daar stond ik alleen. Zonder kerkgebouw, zonder kerkenraad, zonder gemeente, zonder

inkomen. Maar geluUdg niet zonder God. En zo is het geschied langs wondervoUe wegen, dat ik niet één Zondag stü heb moeten zitten, dat we spoedig een georganiseerde gemeente met kerkenraad hadden. Toen moesten we ons wel behelpen met gehuurde en geleende legerplaatsen, maar nog datzelfde jaar, gelijk op de gevelsteen van het kerkgebouw (te 's-Gravenhage) te lezen staat, is dat kerkgebouw verrezen. En nooit, nooit zal ik vergeten den avond van 22 December, toen we daar, voor het eerst vergaderd, dat gebouw tot den dienst des Heeren hebben gewijd. Toen was het, alsof de stenen uit de muren en de pannen van het dak ons toeriepen;

God heefl bij ons wat groots verricht; Hij ^Ifheeji onzen druk verlicht; Hij heeji door wond'ren ons bevrijd Dies juichen wij en 4jn verblijd' (Ps. 126:2).

Kerk en kerkverband

Ds. Wisse zette met zijn nieuwe gemeente de Christelijke Gereformeerde Kerk in Den Haag voort, toen hij begon te preken in de zaal 'Diligentie'. Anderen volgden zijn voorbeeld en traden uit. Aanvankelijk drie gemeenten: Noordeloos, Teuge en Zierikzee, samen ongeveer zevenhonderd mensen. Ook de volgende jaren voegden velen zich bij de Christelijke Gereformeerde Kerk vanwege het gemis aan geloofsbevinding in de prediking in de verenigde kerken. Er kwam nu ontzettend veel werk op de schouders van ds. Wisse. Alleen in Den Haag al. Sommigen bewaarden daar goede herinneringen aan.

Prof. P.J.M, de Bruin verhaalt daar over: 'Nog denk ik dikwijls aan die Zondagen, Vergezeld door een ouderling en gevolgd door den voorlezer en organist, de eerste student, de tweede onderwijzer, ging ds. Wisse op. Weldra kreeg de gemeente een kerkgebouw in de Snoekstraat, dat op 22 December in gebruik genomen werd.'

Ds. Wisse schreef over deze ingebruikneming: recies om zeven ure trad den Heer de Bruin, theol. Student, binnen, die de dienst zou openen. In een kort, doch aangrijpende toespraak wees hij de gemeente op de grote betekenis van dit ogenblik èn voor de gemeente èn voor den Leeraar, maar ook voor hem zelven. Als eerste student der thans herleefde Christelijke Gereformeerde Kerk was hem het voorrecht beschoren dezen eersten dienst te openen met het ontsluiten van de Bijbel, en de gemeente op te wekken den lofzang te zingen uit Psalm 107:1 en 2.

Looft, looft den Heer'gestadig; Die Oppermajesteit Isgunstrijk, leergenadig. En goed in eeuwigheid. Dit ze^' elk, die gered Door Hem van slaafse banden, In vrijheid is gezet Uit 's weêrpartijders handen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Oude Paden | 58 Pagina's

‘Om te blijven, wat ik geweest was, trad ik uit...'

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Oude Paden | 58 Pagina's