Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De trappisten van de Achelse kluis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De trappisten van de Achelse kluis

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Stilte, meditatie en onthouding zijn schaarse goederen geworden. Vooral de kloosters ervaren dat. De monniken dragen de ene na de andere broeder ten grave en een aanwas van nieuwelingen ontbreekt. Het voortbestaan van De Achelse Kluis hing reeds aan een zijden draad. Driedaags bezoek aan "een laboratorium van zoekers naar het essentiële".

Eenzaam ligt de Sint-Benedictusabdij in het grijze grensland van Achel. Deels in Nederland, deels in België. Langs de verweerde stenen muur die het complex omtuint, drupt hemelwater neer. Een poortgebouw biedt toegang tot de binnenplaats, waar de stilte als vanzelf beslag legt op de bezoeker. Uit de kapel klinkt het gregoriaanse gezang van de kloosterlingen, die de eucharistie vieren.

Hulpkok Slavko Brecko treft in het gastenkwartier de laatste voorbereidingen voor het middagmaal. Namens gastenbroeder Joris heet hij me welkom en wijst m'n kamer: een sober vertrek op de eerste verdieping. Achterin de schemerige gang, waar een subtiel verlicht heiligenbeeld een mystieke sfeer oproept, is de toegang tot de galerij van de kapel.

Een simpel briefje op de deur, gedateerd maart 1993, waarschuwt dat de communie er niet meer wordt uitgereikt. „Het wordt voor velen te moeilijk om met in de ene hand de schaal met H.H. Hosties en met de andere te zorgen om veilig boven te komen. Wij danken U voor het begrip van deze situatie."

Gastenkwartier
Tegen twaalven arriveert broeder Joris, een olijke Vlaming in zwart-witte pij met leren gordel. Elke morgen staat hij om vier uur op, om deel te nemen aan de nachtwake. Ook overdag zal hij geen van de koorgebeden overslaan. In de resterende uren verzorgt hij de logeerkamers, zet koffie, helpt met de maaltijden en is beschikbaar voor de gasten.

Onder het zestal dat in de eetzaal van het gastenkwartier is samengekomen, zijn drie vrijwilligers. De overige aanwezigen zijn een voormalige missiezuster die tientallen jaren in Nieuw-Guinea werkte, een geblondeerde vrouw met felgelakte nagels die voor enkele dagen het rumoer van de burgermaatschappij is ontvlucht, en een morsige baas uit een Brabants mannenhuis, die op de onverwachtste momenten liederen aanheft als "Zeg Sjaan, is er nog levertraan, ik wordt zo ma-ha-ger".

„Is een schaaltje met vruchtkes ook goed", informeert Joris, die net de toetjes binnenbrengt.

Trappisten
Oorspronkelijk was De Achelse Kluis een grenskapel, gesticht door rooms-katholieken uit Valkenswaard en omgeving. Net op het grondgebied van het bisdom Luik, vanwege het verbod op rooms-katholieke erediensten in de noordelijke Nederlanden. Rond het godsgebouw ontstond spontaan een gemeenschap van kluizenaars, die de grondslag legden voor een heremitage.

In 1846 kwam het klooster in handen van cisterciënzers, in de volksmond trappisten: een orde die zich naar de regel van Benedictus wil wijden aan meditatie, gebed en eenzaamheid. De gestage groei van de gemeenschap resulteerde een eeuw later in de bouw van een nieuwe abdij, die berekend moest zijn op honderdvijftig monniken en veertig novicen (nieuwelingen).

Door geldgebrek werden maar drie van de vier geplande vleugels gerealiseerd. Achteraf bezien gelukkig. Het aantal kloosterlingen is gereduceerd tot twintig. De gemiddelde leeftijd ligt inmiddels boven de zeventig jaar.

Voor gasten is het privé-domein van de kloosterlingen gesloten terrein. Tenzij vader abt permissie tot betreden geeft, via broeder Willibrordus, die naast de verzorging van de zang, de administratie van het orgaan Abdijleven en de controle van allerlei verzekeringen ook de voorlichting in z'n pakket heeft zitten.

Vanwege zijn functie is de rijzige kloosterling met een pieper uitgerust. Zelfs heremieten ontkomen niet aan de irritante rustverstoorders van de jaren negentig.

Vertrouwen
Toen de bejaarde pater in '45 intrad, telde de kluis nog ruim honderd monniken, die gezamenlijk een indrukwekkende hoeveelheid werk verzetten. Na de afronding van zijn priesteropleiding was hij tien jaar verantwoordelijk voor de Belgische kippenafdeling. Daarna diende hij tien jaar als molenaar.

Van de molen verhuisde hij naar het gastenkwartier. „Door die functies heb ik veel contact met de buitenwereld gehad. Ik ben altijd een eigenaardige monnik geweest."

Waarom hij voor het kloosterleven koos, kan hij moeilijk onder woorden brengen. Net zomin als zijn keuze voor De Achelse Kluis. „Het is een soort gevoel. Toen ik hier voor het eerst in de kapel zat, wist ik meteen: Dit is het. Wat mij trekt in dit bestaan is de afwisseling. En het onderzoek van de Schrift.

U weet dat in de Rooms-Katholieke Kerk maar een derde van de Bijbel werd gelezen. Van de rest hoorde je nooit iets. Hier heb ik al vele malen de hele Bijbel bestudeerd, en hij is altijd weer nieuw voor me. Een bron waarover je niet uitgemediteerd raakt." Aanvankelijk werd hij ook bekoord door de filosofie.

„We hadden een filosoof die alles precies op een rijtje kon zetten. Hoe God was, wat Hij deed en waarom. Ik verbaas me er vaak over dat wij dat vroeger zo goed wisten. Nu ervaar ik elke dag hoe weinig ik nog maar van God weet. Het geloof is geen kwestie van scholastiek, maar van vertrouwen.

Ik voel me sterk verbonden aan mensen die zich in eenvoudig vertrouwen aan Christus overgeven. Hun getuigenis raakt me meestal nog meer dan het leven van Jezus van Nazareth."

Verval
Met gekromde rug schrijdt de monnik naast me voort. De herfstwind speelt met de flap van zijn pij. De rondgang over het kloostercomplex maakt de aftakeling van De Achelse Kluis ten volle duidelijk. De voormalige veeschuren verkeren in deerniswekkende staat. Door kapotte ramen en gapende kieren hebben de elementen vrij spel.

Voor ons schuifelt broeder Leonardus met z'n kruk. In z'n vrije hand houdt hij een aluminium pan. Tientallen jaren had hij de boerderij onder z'n hoede. Nu heeft hij alleen nog wat schapen. Langs een verlaten stal, waar een nerveus blaffende bordercollie de wacht houdt, bereiken we het pad dat langs de werkplaatsen voert. De smederij, de timmermanswerkplaats, de koperslagerij, de schoenmakerij, de bakkerij...

„Je ziet het, we hadden alles in huis", zegt Willibrordus weemoedig. Als je niet beter wist zou je denken dat broeder Henricus, die het timmerwerk verrichtte, even schaften is. Z'n gereedschap ligt bedrijfsklaar. Maar de trappist keert niet weer. Hij rust al zes jaar op het kerkhof achter de abdij. Net als de elektricien, de bakker, de schoenmaker, de smid, de koperslager... In de afgelopen twee jaar kwamen er weer vijf witte kruisen bij.

Heli-haven
Van de ruim 225 hectare grond die de trappisten tot '89 hun eigendom konden noemen, is slechts 17 hectare over. Ruim honderd hectare werd aangekocht door Staatsbosbeheer, voor de aanleg van een natuurreservaat. De rest werd verkocht aan het Vlaams gewest en boeren in de omtrek.

De opbrengst was dringend nodig voor de delging van de zware schulden die op de abdij rustten, onder meer door ingrijpende verliezen van de inmiddels verkochte zeepfabriek. Met het bedrag dat overbleef werd een aantal ingrijpende renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan het poortgebouw en de monumentale kapel. 

Recent werd door de kloosterlingen besloten een deel van de stallen om te vormen tot expositieruimte voor kerkelijke kunst. De kantoren van de zeepfabriek kunnen wellicht dienst doen als onderkomen voor groepen jongeren. De loods waarin plastic werd verwerkt, is opgekocht door een manege.

„Van de betonnen vloer maken we waarschijnlijk een heli-haven", deelt Willibrordus mee, zonder een spier van z'n gelaat te vertrekken. Hij accepteert de neergang van het klooster met een bewonderenswaardig relativisme, gehuld in een onderkoelde humor.

Zware stormen
Vooral pater Stefanus, herkenbaar aan zijn onafscheidelijke zwarte kalotje, heeft geleden onder de stormen die over de Sint-Benedictusabdij zijn gegaan. Na het aftreden van de vorige abt, dom Emmanuël van Gassel, stemde hij ermee in om tijdelijk als overste te fungeren. Tot een nieuwe abt was gevonden.

Het zou bijna zes jaar duren. Binnen de gemeenschap werd niemand geschikt geacht en trappisten van elders zagen geen heil meer in De Achelse Kluis. Het financieel beheer werd tijdelijk overgedragen aan de abt van het zusterklooster in Tegelen en de kluis mocht voorlopig geen novicen meer aannemen.

Samen op weg
Tegen alle verwachting in begon oktober '94 toch nog hoop te gloren. Broeder Marc Gallant, afkomstig uit de trappistenabdij van het Belgische Orval, kwam de beproefde gemeenschap te hulp. In juli werd hij met algemene stemmen tot abt verkozen. Pater Stefanus voelde zich verlost van een zware last en hervatte zijn arbeid als dorpelwachter in het poortgebouw.

De nieuwe abt zag het als zijn roeping om "samen op weg te gaan met de gemeenschap van Achel". „We zijn onderweg als zondaars die zich gered weten en nog steeds gered moeten worden. We zijn er en we zijn er nog niet. Anders hadden we Christus niet meer nodig."

De problemen waarmee de gemeenschap kampte, zijn volgens de kloostervader niet uniek. „Elk liefdesleven, hetzij met God, hetzij met een vrouw, kent z'n crises, wanneer het gevoel verdwijnt. Dan komt het erop aan dat we leren leven voor de ander. Voor uw vrouw, voor God. We hebben allemaal de belofte afgelegd om te leven naar de regel van Benedictus.

Als abt kan ik de broeders niets opdragen dat niet in de regel staat. Wel kan ik proberen hen terug te brengen, wanneer de betrachting ervan verslapt. Het gebeurde dat broeders niet in de refter kwamen eten. Dat is niet goed. De essentie van het monnikenleven ligt niet alleen in het luisteren naar het Woord van God in de Bijbel, maar evenzeer naar het Woord van God zoals dat tot ons komt door de broeders. Christus vertegenwoordigd in de gemeenschap."

Patrimonium
Broeder Martinus is niet erg gelukkig met de gang van zaken. De verkoop van het landbouwbedrijf knaagt nog steeds aan zijn ziel. Naar zijn vaste overtuiging is het hart uit het trappistenklooster gesneden.

„Het patrimonium van een abdij schat ik verschrikkelijk hoog. Benedictus zegt dat wij van onze handenarbeid moeten leven. Dat is totaal verwaterd." Voor de omgeving is Martinus de bekendste monnik van De Achelse Kluis. Zes dagen per week is hij, in burgerkledij, te vinden in de kloosterwinkel. Wie voor meer dan 1000 Belgische francs of 55 gulden besteedt, krijgt een fles wijn van merk 't Paterke gratis.

Ook de groenten- en fruithal aan de overkant, waar de opbrengst van de boomgaard wordt afgezet, valt onder zijn beheer. Aan de daagse koorgebeden neemt de eigenzinnige kloosterling geen deel. „Sommigen zeggen dat ik meer commerceman ben dan monnik. Dat is dan zo. Ge kunt geen twee heren dienen. Ik ben verantwoordelijk voor m'n personeel en ons cliënteel."

Rechteloos
Halverwege de oorlog trad de boerenzoon uit Eindhoven in als lekebroeder. Niet lang daarna volgden z'n broers Simeon en Trudo. „Dat was een rage in die tijd. Als ge het nu nog moest doen, zou ge wel drie keer nadenken. Ge kunt u vandaag de dag niet meer voor gans uw leven binden."

Simeon assisteert pater Gaby in de boomgaard. Trudo is meestal in de oude landbouwschuren tegenover de winkel van Martinus te vinden. Hij klust er wat met afvalhout, voert de kippen en hakt met een kleine bijl bonken spek in mootjes, voor de katten die er rondschuimen. Door zijn wilde baard en antieke trappistenkledij is de monnik een dankbaar object voor fotograferende passanten.

Meestal hult hij zich in een grimmig stilzwijgen. Een vaste taak heeft hij sinds de verkoop van het veeteeltbedrijf niet meer. Aan meeleven heeft hij geen behoefte. „Waarom jammer? Jammer is allang dood. Nog even en dan ben ik ook dood." Zonder verder nog iets te zeggen sjokt hij naar de katten.

Conflicten
Naast de opbrengst van de winkel van Martinus hebben de monniken nog inkomsten uit het gastenkwartier, het belegde kapitaal en de aow. De gelden worden beheerd door broeder Titus. Met z'n 47 levensjaren is hij de Benjamin van de kluis. De 27 monniken die na hem intraden, zijn allemaal weer vertrokken.

„Dat kan het gevoel geven: Het ligt aan ons", bevestigt de kassier. „Anderzijds blijft het een mysterie. Waarom worden mensen geroepen tot een bepaald klooster en gaan ze na verloop van tijd toch weer weg?" Veertig andere broeders heeft hij ten grave gedragen. Desondanks wil de koormonnik niet over teruggang spreken.

„Getalsmatig zijn we op z'n retour, maar het gaat mij om de kwaliteit. Zeker, we hebben ernstige conflicten gehad. Zoals die ook in een huwelijk kunnen voorkomen. Maar juist dan is van belang dat je elkaar vasthoudt en gezamenlijk terugkeert naar de bron. Sint Paulus zegt ergens dat iets pas waarde krijgt als het je bloed en tranen heeft gekost. Ik blijf geloven in de zin en de betekenis van dit leven, zeker in deze tijd.

Onze grote roeping is het gebed. Daarin ligt het merg van het monastieke leven. Dan maakt het mij niet uit of we met honderd of met twintig zijn. Al ben ik ervan overtuigd dat er weer bij zullen komen. Absoluut. De mens zal nooit het geluk vinden in de materie. Er zal weer een zoeken komen naar het geestelijke. De behoefte om het doopsel te beleven."

Gezag
In de moestuin aan de achterzijde van de abdij tref ik broeder Robertus, bezig met een symbolische handeling: het snoeien van verwilderde tomatenplanten en wijnranken. Z'n accent verraadt de onvervalste Westlander. Samen met oom Adelbertus voorziet hij de gemeenschap van groenten en fruit.

Het kloosterleven heeft op z'n gestel geen ongunstige invloed gehad. Geen mens zou hem 78 jaar geven. Laat staan z'n oom 85. Adelbertus is als pater regelmatig betrokken bij het bedienen van de hoogmis. Robertus treedt op als organist. Vier keer per dag wordt hij in de kapel verwacht, voor het begeleiden van de koorzang.

Dan verwisselt de vriendelijke tuinder haastig zijn met modder besmeurde goed voor z'n pij en beklimt als monnik de orgelkruk, om het gezang van z'n medebroeders te leiden. De "reformatie" onder de nieuwe abt heeft z'n volle instemming. „Nu is er gelukkig weer gezag", verzekert hij blijmoedig. „Dat heb je nodig, ook in een klooster."

Stagiair
Novicen mag De Achelse Kluis nog niet aannemen. Wel zijn er drie die stage lopen, zoals broeder Marc het noemt. Jo, een al wat oudere man, lijkt serieus te willen intreden. Voor Jos, een gestrande student bedrijfskunde, is het verblijf in de abdij meer een oriëntatiefase. Met z'n sportschoenen is het een wat merkwaardige verschijning te midden van de monniken, zeker tijdens de koorgebeden in de kapel.

Aan het nachtofficie neemt hij geen deel. „Dat vind ik geen tijd, 's morgens om half vijf." Op zondagmiddag kijkt hij in de kelder van de abdij Studio Sport, meestal in gezelschap van Robertus, die ook graag een voetbalwedstrijd mag zien. De derde stagiair is Peter. Na een leven als student, kraker, aanhanger van Baghwan en stichter van een commune denkt hij het in het klooster gevonden te hebben.

„Ik wil leven voor het beste, zeg maar. Geen verraad plegen aan m'n eigen idealen. Je kunt hier zijn zoals je bent en leven zoals je denkt dat je moet leven. Het klinkt misschien afgezaagd: zoals Jezus ons voorgedaan heeft. Je hoeft hier geen concessies te doen. Dat is een ongelooflijke bevrijding."

In tegenstelling tot Jos ervaart hij de nachtwake als het hoogtepunt van de dag. „Aan het opstaan om vier uur wen je nooit. Dat zeggen de andere monniken ook. Maar om dan met je slaperige hoofd samen te zingen: "Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal Uw lof verkondigen", dat is elke morgen weer iets geweldigs."

Verscheidenheid
Door gesprekken met beproefde kloosterlingen probeert de aspirant-monnik z'n rooms-katholieke wortels te hervinden. Al hebben de ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke kerk ook hen niet onberoerd gelaten.

„Ik betwijfel soms of ik nog wel orthodox ben", erkent pater Willibrordus, die grote waardering heeft voor de verlichte roomse theoloog Schillebeeckx. Voor broeder Marc is die verscheidenheid geen bezwaar. De abt beschouwt een klooster als "een laboratorium van zoekers naar het essentiële".

„Voor een christelijk klooster komt er wel iets bij: dat wat wij roeping noemen, de ontmoeting met Jezus. Als ge Hem niet hebt ontmoet, kunt ge net zo goed een boeddhistische monnik worden. Het zoeken naar God is niet voldoende. Ge moet ontdekken dat Hij ons zoekt." Met waardering las de abt menig werk van Luther. „Ik sta dichter bij veel protestanten dan bij priesters die zich katholiek noemen, maar niet weten wat ze geloven.

Mijn ervaring als monnik is die van "sola fide" en "sola gratia". Ik kan God niet grijpen. Ook niet begrijpen. Tussen mij en God is een oneindige afgrond. Maar Gods Zoon wordt mens, overbrugt de afgrond en komt ons zoeken waar wij zijn. En als ge Jezus hebt gevonden, weet ge dat ge nog veel meer moet zoeken. Door te luisteren naar Zijn Woord. Met uw oor op Gods hart."

Mirakel
Om deze houding te bevorderen kenden de trappistenkloosters lange tijd de zwijgplicht. De kloosterlingen communiceerden met elkaar in gebarentaal. Broeder Amandus, de nestor van De Achelse Kluis, denkt er soms met weemoed aan terug. „Je was samen en toch kluizenaar. Het gaat er in het kloosterleven om tot innige vereniging met God te komen. Daar heb je de stilte voor nodig."

De 92-jarige pater met z'n patriarchale baard, biechtvader voor een aantal priesters uit de omgeving, is het prototype van de all-round trappist. Hij doceerde filosofie en theologie, was actief als econoom en boer, en diende in de kapel als priester, cantor en organist. Daarnaast verzorgde hij de bevoorrading van het door Achelse monniken gestichte trappistenklooster in Zaïre.

Sinds twee jaar hoedt hij de abdijbibliotheek, die 50.000 geregistreerde titels telt. Maar het liefst verkeert hij in zijn cel, om te bidden en te mediteren. Ondanks de vergrijzing van de kloostergemeenschap, heeft de grijze monnik goede moed. „Ge moet niet alleen op de leeftijd letten", raadt hij met twinkelende ogen, „maar ook op de graad van taaiheid. En op Gods voorzienigheid.

In de jaren dat we zonder abt zaten, zei de generaal van onze orde dat er wel een mirakel moest gebeuren om de kluis te laten voorbestaan. Ik heb daar toen een gedicht over gemaakt. Een van de coupletten zal ik u voorlezen. Luister.
't Wonder moet dan maar geschieden.
Zalig die gelovig wacht.
Immer heeft het blind vertrouwen
op Gods almacht heil gebracht."

Maria
Het is al donker wanneer Trudo de klok luidt voor het laatste getijdengebed: de completen. Een holle kuch verraadt pater Stefanus, die vanaf de portiersloge oversteekt naar de kapel. Langs de met reuzezwammen bedekte tronk van de oude kastanjeboom, die wegens ziekte werd geveld.

Klokslag half negen galmt de kloosterbel opnieuw en schrijden de kloosterlingen de kapel binnen. De monniken in hun kovel, het witte gebedskleed dat de zwart-witte pij bedekt. De stagelopers in burger. Devoot buigen ze voor het altaar, nemen plaats in de koorbanken en wachten tot Robertus in zal zetten. Tezamen met het zachte orgelspel klimt het ijle gezang op naar de gewelven. De lampen worden de een na de ander gedoofd.

Als witte schimmen zitten de kloosterlingen in hun koorbanken, het oog gericht op het levensgrote beeld van Maria, hoog boven het altaar, dat door een verborgen schijnwerper uit het duister naar voren is getreden. Roerloos blikken ze naar boven, vele minuten lang.

Dan staat pater Stefanus op en schuifelt naar het klokketouw. Als de slagen van de klok de stilte breken, verheffen de schimmen zich en verlaten met ruisende pijen de kapel. Het duister van de abdij in...

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

Terdege | 80 Pagina's

De trappisten van de Achelse kluis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

Terdege | 80 Pagina's