Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

We mogen de politiek niet rechts laten liggen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

We mogen de politiek niet rechts laten liggen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een recent artikel met als titel ‘De revolutie van de bijbel’ stelt de predikant Huub Oosterhuis dat misschien niet alle socialisten christen zijn, maar dat goede christenen in ieder geval ook socialist zijn.1 Zonder dat ik mezelf al te veel wil mengen in theologische discussies, wil ik hiermee maar aangeven dat de tegenstelling ‘links’ en ‘rechts’ als scheidslijn tussen politici lang niet altijd bruikbaar meer is. In de Eerste Kamer kan ik op sommige onderwerpen goed samenwerken met professor Schuurman en Van Middelkoop, de senatoren van de fractie van de ChristenUnie. Over zaken als zorg en welzijn kunnen we het vaak snel eens worden. Over andere zaken, zoals euthanasie, kunnen we een genuanceerd debat voeren. Over weer andere zaken, zoals het homohuwelijk, zullen we het nooit eens worden. Wel zijn er naar mijn opvatting twee nieuwe vormen van onderscheid in de Nederlandse politiek die partijen fundamenteel van elkaar doen verschillen, maar die soms ook dwars door de partijen heen lopen. Wat ik in de eerste plaats zie is een toenemend verschil tussen beginselenpolitiek en politiek populisme. Dit verschil valt niet samen met het traditionele onderscheid tussen linkse en rechtse partijen. Politici van zowel de ChristenUnie als de SP laten zich leiden door uitgangspunten die zij respectievelijk vinden in het christendom en in het socialisme. Populisten van uiteenlopende politieke kleur, zoals Wouter Bos en Geert Wilders, bedrijven vooral politiek met een vast oog op de dagkoersen van de opiniepeilingen. Daarnaast is er sprake van een tweede vorm van onderscheid tussen politici en ook die loopt soms dwars door de partijen heen. Dit verschil is vooral in de discussies na de moord op Theo van Gogh helder aan het licht gekomen. Het heeft te maken met de interpretaties van cultuur die politici in het debat over integratie hanteren. Juist dit onderscheid is op dit moment bepalend of een politicus ‘rechts’ of ‘links’ kan worden genoemd.

Een kwestie van cultuur
Vlak na de moord op Theo van Gogh sprak ik voor een groep jongeren, van wie veel ongeveer de leeftijd hadden van verdachte Mohammed B. Woedend stormde ik de zaal binnen en eiste ik van alle aanwezigen een excuus. Hoe hadden zij het in hun hoofd gehaald om Theo van Gogh te vermoorden? Hoe zouden wij ooit nog met hen kunnen samenleven? Mohammed B. had immers hún leeftijd. We vinden het onzin om alle jongeren in Nederland als groep aan te spreken op het gedrag van Mohammed B. Wel vinden velen van ons het normaal om van de moslims te eisen dat zij collectief afstand nemen van de schanddaad van Mohammed B. Iedereen moet afstand nemen van moord, evenals van het in brand steken van scholen, moskeeën en kerken. Ondertussen zitten politici in hun maag met deze Mohammed B. Hoe kon het toch gebeuren dat deze jonge moslim deze schanddaad pleegde? Een standaard ‘linkse’ oplossing is om te beklemtonen dat hij een kansloze jongere zou zijn. Jongens als Mohammed B. hebben geen goede opleiding gehad, spreken slecht de taal en hebben geen arbeidsperspectief. Zij hebben geen serieuze kans op een volwaardige plaats in de maatschappij, kunnen niet hun steentje bijdragen en daarmee ook niet trots zijn op hun samenleving. Mohammed B. is echter een slecht voorbeeld: hij spreekt naar verluidt goed Nederlands, heeft wél een goede opleiding en zou vrij eenvoudig een baan kunnen krijgen. Toch keerde hij zijn samenleving de rug toe en koos hij voor extremisme. De standaard ‘rechtse’ oplossing overtuigt evenmin. Volgens deze opvatting pleegde Mohammed B. zijn schanddaad vooral omdat hij moslim is. Ik spreek de laatste tijd gelukkig steeds meer moslims en zij beklemtonen allemaal dat mensen als Mohammed B. geen goede moslim zijn. Moslims moorden niet, evenmin als christenen en socialisten. Toch zie ik in de debatten na de moord op Van Gogh een inzet die ik ‘links’ en ‘rechts’ zou willen noemen. Als gezegd valt deze scheidslijn niet helemaal samen met de partijen die zichzelf traditioneel ‘links’ en ‘rechts’ noemen en gaat ze soms dwars door de partijen heen. Dit onderscheid komt voort uit ideeën over cultuur die ik als ‘links’ en ‘rechts’ zou willen bestempelen. Het is het verschil tussen een meer holistische en een meer humanistische opvatting van cultuur.

Cultuur versus individu
Veel politieke denkers zijn bang voor een clash of civilizations. Ik zag dit terug bij Pim Fortuyn in Tegen de islamisering van onze cultuur (1997) en ik zie dit bij Paul Cliteur in Tegen de decadentie (2004) en bij conservatieven als Bart Jan Spruyt.2 Deze opvatting komt er kort gezegd op neer dat we aan de ene kant de westerse cultuur hebben, die we moeten verdedigen, en daarnaast andere culturen, die ons bedreigen. De belangrijkste bedreiging vormt op dit moment de islamitische cultuur. Dit is een holistische opvatting van cultuur. Politici die redeneren vanuit deze opvatting stellen dat mensen ín een cultuur worden geboren en zich maar moeilijk een andere cultuur eigen kunnen maken. Bovendien denken velen van hen dat culturen onverenigbaar zijn en elkaar als van nature naar het leven staan. Nu moeten we de strijd aangaan met de islam. Doen we dat niet, dan worden we verslagen en gaat de westerse cultuur te gronde. Overigens, die westerse cultuur is een christelijke cultuur. Dat betekent dat ook ik, als socialist, als vanzelf een christen ben. Dit is een heel specifieke opvatting van cultuur, die in conservatieve en liberale kringen de laatste tijd erg dominant is geworden. Bijvoorbeeld bij Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders. Deze opvatting gaat er ook van uit dat een jongen zoals Mohammed B., omdat hij in een andere cultuur zou leven, nooit kan aarden in onze cultuur. Om de dreiging te keren willen deze politici de samenleving zo organiseren dat voorkomen wordt dat andere culturen een kans krijgen om de onze te bedreigen. Moslims moeten assimileren of onder curatele worden gesteld.

Naast dit cultureel holisme is ook een meer humanistische interpretatie mogelijk. In deze visie vormen we in Nederland één maatschappij met ruim zestien miljoen andere mensen, die allemaal van elkaar verschillen en die met elkaar zullen moeten leren samenleven. Daarvoor zijn regels nodig; iedereen moet zich houden aan de wet. En gedeelde morele uitgangspunten; ‘behandel anderen zoals je wilt dat anderen met jou omgaan’ is een morele regel die te rechtvaardigen is met een beroep op de Verlichting (bijvoorbeeld Immanuel Kant), maar ook op de bijbel en op de koran. Van belang is dat in deze opvatting van cultuur het handelen van mensen niet wordt herleid tot de vermeende eigenschappen van een groep, maar gezien wordt als een persoonlijke verantwoordelijkheid. In deze interpretatie van cultuur wordt Mohammed B. een gemankeerd onderdeel van ónze samenleving, een 26-jarige jongen die gefrustreerd is en zich niet thuis voelt in zijn éígen land. Die met zijn rug naar de samenleving gaat staan en zijn heil zoekt in de politieke islam, die wezensvreemd is aan de maatschappij waarvan hij een onderdeel is. De toekomst zal uitwijzen hoe groot de dreiging van het moslimfundamentalisme werkelijk is. Ik weet niet of we te maken hebben met een klein clubje van mensen die niet goed bij hun hoofd zijn, of dat een hele grote groep jongeren de voeling met Nederland echt is kwijtgeraakt. Mensen die zich verlagen tot geweld moeten hard worden aangepakt. Maar heel belangrijk is ook dat we voorkomen dat zij deze stap zetten. Wat politici in ieder geval niet moeten doen is deze jongeren vertellen dat zij eigenlijk niet bij onze samenleving horen. Dat zal voor sommigen de aantrekkingskracht van de politieke islam alleen maar vergroten.

Tegen het cynisme
Heel graag zie ik dat in debatten over integratie en veiligheid een meer humanistische opvatting van cultuur wordt gehanteerd, die ik als ‘links’ zou willen typeren. Daarbij moeten we niet alleen spreken over de groepen waarin mensen worden ingedeeld, maar vooral over individuen. En voorkomen dat mensen worden aangesproken op de vermeende eigenschappen van de groep waartoe zij worden gerekend. Ook zou ik graag zien dat we niet spreken over gescheiden culturen, maar van één samenleving. En nadenken over hoe we in ons land van louter minderheden de ruim zestien miljoen minderheden kunnen laten samenleven. Ook christenen zouden minder moeten denken in religieuze tegenstellingen en mensen meer als gewetensvolle persoon moeten benaderen, waarbij overigens moet worden opgemerkt dat juist religie een grote rol kan spelen in de ontwikkeling van het geweten.3 Misschien kunnen christendom en socialisme, als uitgangspunten voor een bezielende politiek, elkaar wat dit betreft aanvullen: door een beroep te doen op naastenliefde en solidariteit. De politiek mag mensen niet opgeven, zoals je nu ziet bij politici die hun energie vooral steken in het onschadelijk maken van jongeren die een gevaar vormen voor onze maatschappij. Dat is hard nodig. Maar steeds moet ook de vraag worden gesteld hoe we die jongeren weer een plek kunnen geven in de samenleving. Anders wordt de politiek cynisch. Als politicus moet je blijven nadenken over hoe mensen hun steentje kunnen bijdragen aan en trots kunnen zijn op Nederland. Zeker wat deze opdracht betreft mogen we de politiek niet rechts laten liggen.

Noten
1 Oosterhuis, H. 2004. ‘De revolutie van de bijbel’. In: Raak, R. van (red.). Socialisme, what’s left? Klassieke teksten ingeleid door socialisten van nu. Diemen: Veen Magazines, 9-15.

2 Vergelijk het ‘Conservatief manifest’ van Bart Jan Spruyt en Michiel Visser in Trouw van 18 oktober 2003. De idee van de clash of civilizations is afkomstig uit het gelijknamige boek van Samuel P. Huntington uit 1996.

3 Sommige liberale denkers, zoals Paul Cliteur, menen dat religie onverenigbaar is met de liberale moraal. Liberalen in het verleden, als de filosoof en pedagoog Philip Kohnstamm (1875-1951), beklemtoonden juist het belang van religie voor de ontwikkeling van de publieke moraal. Zie: Raak, R. van. 2004. ‘Lessen voor een sociaal liberalisme. Het personalisme van Philip Kohnstamm’. Liberaal Reveil IV: 153-156.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Radix | 52 Pagina's

We mogen de politiek niet rechts laten liggen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Radix | 52 Pagina's