Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interview Remco van der Molen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interview Remco van der Molen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naam:
Remco van der Molen (1976)
Studie:
Algemene economie, Rijksuniversiteit Groningen (1993-1999)
Studentenvereniging:
Gereformeerde Studentenvereniging te Groningen (1993-1999)
Huidige functie:
Beleidsmedewerker ministerie van Financiën

Hoe zien je dagelijkse bezigheden er uit?
Ik werk als beleidsmedewerker bij het ministerie van financiën. Meer specifiek ben ik werkzaam bij de economische ‘denktank’ van het ministerie, die formeel tot taak heeft bij te dragen aan een financieel- economisch gezond Nederland en de doelmatigheid van het overheidsbeleid te bevorderen. Oftewel: hoe zorgen we ervoor dat het belastinggeld dat de overheid uitgeeft zoveel mogelijk maatschappelijk rendement oplevert? Mijn taak is om vanuit mijn economische expertise een bijdrage te leveren aan beleidsdiscussies en de minister te adviseren. Dit kan gaan over lopende beleidsdossiers, maar het is ook onze taak om discussies te initieren en onderwerpen van meer strategische aard op de agenda te zetten. Ik werk nu bijna drie jaar bij het ministerie en heb me in die periode ondere andere beziggehouden met het onderwijs, de energiemarkt, de faillissementswet en het wetenschapsbeleid. Als econoom houd ik me dan bijvoorbeeld bezig met de vraag of de overheid extra geld zou moeten investeren in het funderend onderwijs of juist in het hoger onderwijs. Op dit moment houd ik me al enige tijd vooral bezig met klimaatbeleid. Concreet betekent dat dat ik:
• wekelijks een aantal wetenschappelijke artikelen en onderzoeksrapporten doorneem over (de economie van) klimaatverandering en klimaatbeleid;
• onderzoek naar economische gevolgen van klimaatbeleid uitzet en begeleid;
• interdepartementaal en internationaal overleg voer over bijvoorbeeld Europees klimaatbeleid;
• de minister adviseer over het klimaatbeleid van het kabinet.
Doel van dit alles is bij te dragen aan kosteneffectief klimaatbeleid: hoe kunnen we de gestelde doelen tegen zo laag mogelijke kosten realiseren?

Hoe ben je bij het ministerie terechtgekomen?
Toen ik in 1999 mijn studie algemene economie aan het afronden was, bekroop mij het gevoel dat ik nog bijzonder weinig wist van economie. Het leek me daarom goed om verder te studeren en dat kon door aio te worden. Ik heb het sterke vermoeden dat ik in de vijf jaar dat ik aio en docent ben geweest meer van economie heb meegekregen dan tijdens mijn doctoraalstudie – al blijft het natuurlijk lastig dit achteraf goed te beoordelen. Hoe het ook zij, het was een bijzonder leerzame periode. Ik profiteer nog elke dag van de economische kennis en vooral ook de economische manier van denken die ik in die periode opgedaan en ontwikkeld heb. Maar ook anderszins was het een leerzame periode. Ik kwam er achter dat het doen van wetenschappelijk onderzoek mij niet op het lijf geschreven is. Ik vond het vooral erg leuk om mijn kennis toe te passen op een probleem en dan te analyseren wat de belangrijke en interessante onderzoeksvragen waren. Aan het wetenschappelijke handwerk dat vervolgens kwam kijken bij het beantwoorden van die vragen (data verzamelen en analyseren, statistische technieken en pakketten gebruiken, etc.) heb ik echter een stuk minder plezier beleefd. Toen mijn proefschrift af was, was een van mijn gevoelens dan ook: dat nooit weer. Toen (nu bijna drie jaar geleden) kwam ik terecht bij het ministerie van financiën, naar mijn mening op een van de leukste plekken voor een (algemeen) econoom in Den Haag. Enerzijds heb ik in vergelijking met de universiteit de mogelijkheid om mijn inhoudelijke interesses uit te leven grotendeels behouden. Strategische beleidsadvisering is vaak gebaseerd op oude of nieuwe wetenschappelijke inzichten. Je kunt geen beleidsterrein bedenken of je kunt er een economische analyse op loslaten. En dat is dus precies wat ik in mijn werk doe. Anderzijds ben ik blij met de bredere scope van het werk van beleidseconoom. Op een ministerie is de economische analyse puur instrumenteel, het vermeerderen van kennis is nooit het doel. Je moet er dus iets mee: de minister adviseren, een standpunt onderbouwen, collega’s van andere departementen overtuigen, discussies aanzwengelen. Daarnaast hoef ik onderzoeksvragen die een uitgebreide empirische analyse vergen niet zelf te beantwoorden. Dat wordt uitbesteed aan onderzoeksbureaus en universiteiten.

Heb je vanuit je studententijd dingen overgehouden waar je nu nog iets mee doet?
Ik heb in mijn studententijd naast mijn studie veel ‘inhoudelijks’ opgestoken. Ik ben met veel plezier lid geweest van de GSV te Goningen, waar ik leerzame lezingen en disputen heb meegemaakt. Dat noemden wij verdiepende activiteiten, maar ik denk dat het vooral verbredende activiteiten waren. Veel van de daarbij opgedane kennis beschouw ik vooral als algemeen vormend, en pas ik dus niet heel concreet toe in mijn dagelijkse bezigheden. Ik denk achteraf dat veel van die kennis in twee categorieën is in te delen. Allereerst natuurlijk de onderwerpen die heel specifiek waren (zijn?) voor het gereformeerde studentenleven: nadenken over allerlei zaken die met geloven, kerk en bijbel te maken hadden. Apologetiek, hermeneutiek, de rol van vrouwen in de kerk, belijdenisgeschriften en wat dies meer zij. Vormend voor mijn manier van geloven en leerzaam, maar soms getuigend van een enigszins naar binnen gerichte blik. De GSV was een ‘vrijgemaakte’ studentenvereniging en in die omgeving van relatief gelijkgezinden was soms wel een gebrek aan kritische distantie. Dat leidde bij mij wel eens tot het ongemakkelijke gevoel van een scheiding tussen de wereld van de GSV en de buitenwereld. Over de rol van vrouwen in de kerk bijvoorbeeld werden dingen gezegd die op grote protesten zouden stuiten bij mijn niet-christelijke studievrienden (en met name -vriendinnen), terwijl ze op de vereniging nauwelijks stof deden opwaaien. Dan koos ik er soms maar voor om de gescheiden werelden een beetje in stand te houden, en over dit soort zaken gewoon niet met studievrienden te praten. In de tweede categorie vallen onderwerpen die passen bij het enigszins romantische beeld van de student die zich ontwikkelt tot homo universalis. Op de GSV was jaarlijks een breed aanbod aan lezingen en disputen over historische, literaire en filosofische onderwerpen. Hier heb ik ontzettend goede herinneringen aan. Voor deze onderwerpen geldt wel dat ik er uiteindelijk te weinig van af weet om de opgedane kennis heel concreet te kunnen toepassen. Als je je in acht avonden en op basis van ongeveer vierhonderd pagina’s tekst verdiept in de politieke filosofie, wat weet je dan van zo’n onderwerp? Van een wetenschappelijke opleiding wordt vaak gezegd dat het niet zozeer gaat om de kennis die je er op doet, maar vooral om de manier van denken die je er leert. Iets dergelijks is wat mij betreft zeker van toepassing op de inhoudelijke activiteiten die ik naast mijn studie heb ondernomen. Ik heb daar vooral het besef aan overgehouden dat er ontzettend veel onderwerpen zijn die de moeite waard zijn om je in te verdiepen. Ik doe dus niet zoveel met wat ik aan mijn studententijd heb overgehouden, maar heb er wel veel aan.

Welke invloed heeft je studententijd gehad op je inhoudelijke vorming als wetenschapper? Ben ik een wetenschapper?
Ik denk het niet. Academicus, dat wel. En dus wetenschappelijk gevormd, zowel tijdens mijn studie als tijdens mijn promotietraject als tijdens mijn werk op het ministerie. Mijn inhoudelijke vorming tijdens de studententijd heeft zowel op de studentenvereniging als op de universiteit plaatsgevonden, maar toch vooral op de studentenvereniging. Op de een of andere manier ben ik pas aan het einde van mijn studie ‘gegrepen’ door de economische wetenschap. In de eerste drie jaren was er af en toe wel een vak waar ik enthousiast van werd, maar meestal was het toch vooral een kwestie van het boek bestuderen en dan het tentamen halen. Dit verklaart misschien ook waarom ik aan het einde van mijn studie het gevoel had dat ik nog zo weinig wist van economie. Mijn studie heeft dus niet zo’n grote invloed gehad op mijn wetenschappelijke vorming. Ik ben me pas echt in de economische wetenschap gaan interesseren tijdens mijn afstuderen en daarna als aio. De GSV was kennelijk een meer stimulerende omgeving dan de universiteit, want daar raakte ik eerder enthousiast voor wetenschap. Ik kwam als zeventienjarig jongetje in aanraking met mensen die in mijn ogen ontzettend veel wisten en met onderwerpen waar ik nog nooit van gehoord had, laat staan iets over gelezen. Het duurde even, maar na enige tijd werd ik aangestoken door het enthousiasme van andere GSV’ers en besloot ik om maar gewoon met hen mee te doen. Deze manier van kennis opdoen had helemaal niets te maken met school, verplichtingen of tentamens, maar was gewoon ontzettend leuk. Dat besef is een belangrijk onderdeel geweest van mijn academische vorming.

Wat betekent het in je dagelijks werk dat je christen bent?
Mijn christen-zijn is wel van invloed op de manier waarop ik leef en dus de manier waarop ik mijn werk doe, maar ik ben mij niet bewust van enige inhoudelijke invloed. Daarvoor is mijn benadering van de economische wetenschap wellicht teveel een instrumentele. Ik gebruik de economische wetenschap vooral als een bron van informatie waar je (politieke) beslissingen op kunt baseren. Ik heb ook geen behoefte om een christelijke variant van de economische wetenschap te bedrijven en weet ook niet hoe die eruit zou moeten zien. Ik ben vooral voor het op een eerlijke manier bedrijven van wetenschap, en dat houdt onder andere de erkenning in van de beperktheid ervan. Economische principes en analyses mag je overal op loslaten – alles heeft tenslotte ook een economisch aspect – maar het is natuurlijk nooit het hele verhaal. Er zijn economen die dat vergeten, maar dat zijn vaak niet de beste. Overigens denk ik dat een beleidseconoom ook niet anders kan dan erkennen dat niet alles in economische termen valt te duiden: juist in de politieke besluitvorming wordt de afweging van verschillende aspecten expliciet of impliciet gemaakt. Misschien is mijn standpunt ook wel een kwestie van leeftijd. Ik denk dat ik mij nu minder snel zou wagen aan bespiegelingen over bijvoorbeeld kapitalisme en utilitarisme dan toen ik nog studeerde. Nu ik beter ben ingevoerd in de theorie en de praktijk van de economische wetenschap, vind ik het vooral van belang om me te verdiepen in de verschillende toepassingen daarvan. Misschien kom ik later nog wel eens toe aan diepere filosofische inzichten over economie. De aard van mijn werk is dus niet zodanig dat ik daarin andere keuzes moet maken dan niet-christenen. Collega’s nemen mij zeker niet minder serieus in mijn vak omdat ik christen ben.

Welke invloed heeft je studententijd gehad op je geloof?
De vorming waar ik het eerder over had, heeft natuurlijk ook invloed (gehad) op mijn manier van geloven. In zekere zin ben ik in mijn studententijd op geloofsgebied zelfstandig geworden. De GSV heeft daar zeker een rol bij gespeeld, door de opbouwende en open sfeer die daar heerste. Wat mij het meest is bijgebleven is hoe waardevol het is om samen met anderen te geloven, je geloof te delen. Dus niet alleen maar bij elkaar zitten om te discussiëren over een bijbeltekst of een theologisch onderwerp, maar ook of juist om samen te bidden, elkaar de ruimte geven om vragen te stellen, en elkaar te helpen bij het zoeken naar antwoorden.

Hoe zie je de combinatie van geloof en wetenschap?
Ik geloof dat wetenschap nooit op gespannen voet staat met geloof in God. Ik ervaar in mijn dagelijks werk ook geen spanning tussen mijn christen-zijn en academicus-zijn. Ik zou ook niet zo goed weten hoe het voelt of wat het concreet betekent om christenacademicus te zijn in plaats van, pak hem beet, christenautomonteur. In mijn studententijd besteedde ik weliswaar meer tijd aan de relatie tussen geloof en wetenschap dan ik nu doe, maar het was zeker niet zo dat dit centraal stond in mijn studententijd. Ik herinner me die tijd toch vooral al een periode van ‘vrijheid, blijheid’, waarin ik als gevolg van die vrijheid ook meer aandacht besteedde aan geloof en wetenschap. Ik heb de overgang van studie naar werk ook niet als een kloof ervaren. Het is natuurlijk een belangrijke stap, vergelijkbaar met de overgang van de middelbare school naar de universiteit. Maar ik vond het geen kloof. Ik vond het juist wel prettig om eindelijk ook echt iets te doen met alles wat ik geleerd had. En om te merken dat ik daar ook weer ontzettend van leerde (en nog steeds leer).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2007

Radix | 112 Pagina's

Interview Remco van der Molen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2007

Radix | 112 Pagina's