Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen sprookjes, maar de harde, wrede wereld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen sprookjes, maar de harde, wrede wereld

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dagenlang belde jeugdboekenschrijver Rob Ruggenberg stad en land af om te weten te komen of zestiende-eeuwse huizen in Dordrecht dakgoten hadden. Een gepensioneerde stadsbouwmeester van Amsterdam wist hem te vertellen dat de stad inderdaad dakgoten kende, dus Ruggenberg kon zijn hoofdpersoon in een dakgoot laten klimmen. Het voorval typeert de ambachtelijke manier van schrijven van de gepensioneerde journalist.

Zeven stevige jeugdboeken schreef Ruggenberg. Over een scheepsjongen die vriendschap sluit met een Indiaans meisje en een ontsnapte slaaf. Over een door walvisvaarders ontvoerde Eskimojongen. Of over de zoon van een Marokkaanse piraat, die in Nederland belandt. De boeken doen het goed: ieder boek viel in de prijzen. Twee boeken werden bijvoorbeeld genomineerd voor de Thea Beckman Prijs; twee andere wonnen die prijs voor de beste historische jeugdroman. Van zijn nieuwste boek “Piratenzoon”, dat vorig jaar verscheen, zijn inmiddels meer dan 10.000 exemplaren verkocht.

Ook in de reformatorische gezindte verkopen de boeken goed. De schrijver lijkt daar inmiddels een trouwe achterban te hebben die ieder nieuw boek van hem verslindt. „Dat voelt prima”, lacht de schrijver. „Ik ken de reformatorische wereld vrij goed. Ik heb mijn vak als journalist geleerd bij een conservatief christelijke krant in Dordrecht. De laatste jaren kwam ik veel op reformatorische scholen; zonder uitzondering heel prettige scholen.

Op het Calvijn College mocht ik een lesuur spreken met een klas, maar daar had ik niet genoeg aan. Het uur daarna hadden de leerlingen godsdienst, maar ze wilden liever naar mij luisteren. Toen kwam de godsdienstleraar vragen: „Mag ik erbij komen zitten?” Ik kreeg ook zijn lesuur erbij en er ontstond een mooie discussie. Ik heb ervan genoten.”

GRUWELIJK

Voor scholen is het uitnodigen van schrijvers een manier om te proberen jongeren aan het lezen te krijgen. „Dat is een moeilijk probleem”, ziet ook de schrijver. „Heel moeilijk. Tegelijkertijd heb ik kritiek op scholen en bibliotheken. Als ik een lezing heb gegeven op een school of in een bibliotheek ben geweest, willen vrijwel alle kinderen het boek lezen. De school heeft dan een of twee exemplaren, dus de meeste jongeren komen op een wachtlijst. Scholen laten zo het ‘magische moment’ voorbijgaan.”

Met ‘magisch’ heeft Ruggenberg verder weinig op. „Ik wil geen sprookjes schrijven.” Dat komt hem af en toe op kritiek te staan. Zijn boeken zouden te gruwelijk zijn. En inderdaad, in “Haaieneiland” gaan vrouwen indringers met vissperen te lijf, in “IJsbarbaar” wordt een matroos gemolesteerd door een ijsbeer en in “Piratenzoon” vreten wolven aan lichamen.

„Ik ontken dat ze te gruwelijk zijn”, reageert de auteur. „Ik vertel zoals het gebeurde. Het verleden was gruwelijk. Nu wordt dat bedekt, weggecensureerd. Als journalist ben ik veel in rampgebieden geweest. Ik heb daar op kinderen gelet en gezien waar zij doorheen moeten. Dat is bijna niet te bevatten. Die wereld is vergelijkbaar met die van ons een paar eeuwen geleden. Kinderen telden niet mee en moesten in een harde, wrede wereld zien te overleven.”

„Daarbij komt dat jongeren via de televisie en internet met allerlei nare dingen worden geconfronteerd. In de reformatorische wereld misschien iets minder, maar daarbuiten niet, hoewel ik de indruk heb dat films en computerspelletjes ook in de reformatorische kring worden bekeken en gespeeld.”

De jongeren die Ruggenberg in zijn boeken beschrijft, vindt hij dan ook geen bijzondere jongeren. „Het zijn zwakke jongeren die sterker worden. Ik schrijf niet over de zoon van een minister, maar over het normale volk. Over jongeren die plotseling gedwongen worden om zich anders te gedragen. Eigenlijk boetseer ik al die jongeren naar het model van een jongen die hier, in Best, is gesneuveld. In september 1944 vochten de Amerikanen hier in de bossen tussen Son en Best wekenlang tegen de Duitsers. Een Duitse granaat sloeg een groot gat in de grond en de Amerikanen gebruikten dat gat om zeven gewonden neer te leggen; sommigen halfdood, anderen bewusteloos. Een van die gewonden was Joe Mann, die aan beide handen gewond was. Toen een Duitser een handgranaat in het gat gooide, kon hij de granaat niet oppakken en is hij ruggelings op de granaat gaan liggen om de anderen te beschermen. Dat was een held. Voor mij is een held niet iemand met een borst vol medailles.

Toen ik later bij de krant werkte, vroeg ik me af: Hoe kan een jongen in staat zijn tot zo’n daad? Ik ben naar Amerika gegaan en heb het dorp bezocht waar Joe Mann woonde. Ik heb daar mensen gesproken die hem hadden gekend en hen gevraagd: „Kon je aan hem zien dat hij tot zoiets in staat was?” Het antwoord was verbijsterend: „Nee! Het was een heel gewone jongen.” Dat zijn de jongeren over wie ik schrijf.”

HELDIN

Schrijven vindt Ruggenberg niet het leukste. „Nee, het is het onderzoek vooraf. Het schrijven zelf is hard werken. Ik herschrijf een boek soms vier, vijf keer.”

Zijn inspiratie vindt de auteur in verhalen die bijna niemand kent. Zo dook hij in een archief het verhaal op van een schipper die twee ‘wilden’ uit Groenland meenam naar Schiedam en Den Haag. Dat verhaal leidde tot het boek “IJsbarbaar”. Om te weten te komen hoe jongeren in Groenland leven, woonde de schrijver met zijn vrouw vervolgens geruime tijd tussen de Eskimo’s. Zo woonde hij ook in een hutje op een eiland in de Stille Zuidzee en op een zolder in Japan. Want het verhaal moet kloppen: of het nu om een Dordtse dakgoot gaat of een Japanse slipper.

„Voordat ik ga schrijven staat het plot vast. Ik weet waar het verhaal begint en waar het stopt. Alleen bij mijn boek “Manhatan” liep het anders. Ik had een Indiaans meisje als bijfiguur en had bedacht dat zij in het verhaal zou sterven. Dat lukte niet. ‘s Ochtends ging ik schrijven en dacht ik: vandaag gaat ze sterven. Maar ‘s avonds leefde zij nog. Uiteindelijk werd Waupatukway de heldin van het verhaal.”

Ruggenberg ontmoette de vrouw die model stond voor het meisje toen hij voor zijn krant in Amerika was. „Ik logeerde bij haar vader, Grote Adelaar. Zij was toen 12 jaar en zij moest haar kamer aan mij afstaan. Vanaf dat moment had zij een hekel aan mij. Toen ik jaren later het verhaal schreef, heb ik contact met haar opgenomen en gevraagd of ik haar naam en persoonlijkheid mocht gebruiken. En toen mijn boek verscheen, ben ik het boek gaan aanbieden.”

GEZONDHEID

Op dit moment liggen er nog vier ideeën op de plank. Of het gaat lukken om al die boeken te schrijven, weet de auteur niet. Tijdens het schrijven van zijn laatste boek werd hij door ernstige hartklachten geveld. Inmiddels heeft hij verschillende operaties achter de rug en het herstel verloopt langzaam. Zijn ziekte valt hem zwaar. „Ja, dat is heel heftig.” Een studiereis naar Sri Lanka zit er door zijn gezondheid dan ook niet in. Misschien dat er een verhaal volgt over Israël. Of over Zuid-Afrika, waar de Boeren tijdens de Boerenoorlog tot het bittere eind vochten tegen de Engelsen. „Een waargebeurd verhaal over een meisje in een Engels concentratiekamp. Als wraak voor het verzet van de Boeren verbrandden de Britse soldaten de boerderijen van die opstandige boeren en schoten ze hun vee dood. Hun families werden gevangengezet in concentratiekampen. Tienduizenden kinderen en vrouwen stierven daar van honger en ellende. Hetzelfde gebeurde met de families van de zwarten die in opstand kwamen.”

Voorlopig houdt Ruggenberg het dichter bij huis: hij werkt momenteel aan een historische jeugdroman over twee jongeren uit de oertijd. „Vanuit Drenthe vaart een meisje met haar halfbroer op een vlot over de Rijn.” Hoe het verhaal afloopt? De werktitel “Offerkind” doet iets vermoeden.


Levensloop

Rob Ruggenberg werd in 1946 geboren. Hij groeide op in Wassenaar. „Bij de duinen en de zee.” Dat het water hem aantrok, bleek toen hij als jongen van een jaar of tien naar Rotterdam vertrok. „Ik wilde als verstekeling mee de zee op. Met de tram ging ik naar Delft en daarvandaan liep ik door de weilanden naar Rotterdam.” Het jochie overwoog even om vanaf de kade via de trossen op een schip te klauteren, maar probeerde het uiteindelijk via de loopplank. Het resulteerde in een telefoontje naar huis. Dat gebeurde later nog eens toen hij met een vriendje de boot van zijn oom ‘leende’ en zo via de Oude Rijn bij Katwijk naar zee probeerde te gaan. Het plan mislukte: de Oude Rijn had geen rechtstreekse verbinding met de Noordzee. Na de middelbare school ging hij varen en werkt zes jaar als radiotelegrafist voor de Koninklijke Marine. Vervolgens belandde hij in kibboets Yizre’el in Israël, woonde in Zuid-Afrika en werkte weer in Nederland als journalist bij verschillende dagbladen. Na zijn pensionering volgde een tweede carrière, als jeugdboekenschrijver. „Als journalist moest ik me aan de feiten houden. Nu mag ik dingen verzinnen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 september 2018

Terdege | 108 Pagina's

Geen sprookjes, maar de harde, wrede wereld

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 september 2018

Terdege | 108 Pagina's