Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De domineesfamilie Vroegindeweij (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De domineesfamilie Vroegindeweij (I)

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

A.J. Terlouw

Ds. L.Vroegindeweij: de vragenbusdominee

Een domineesfamilie. Vader was oefenaar, zijn vier zonen predikant. Zeven kleinzoons ook. En drie kleindocKters zijn met een hervormde predikant getrouwd. Leen was de oudste, de vragenbusdominee in De Vaandrager. Hij diende in zijn bijna 40-jarige loopbaan een aantal gemeenten. Grote gemeenten waaraan hij zijn beste krachten gaf. Ds. L. Vroegindeweij had een bijzondere gave zich duidelijk uit te drukken met plastische voorbeelden, soms ontleend aan zijn jeugd in Menheerse (Middelharnis). Dat maakte hem uitermate bemind. Zijn woorden zijn waard herdacht en herlezen te worden. We gaan terug in de geschiedenis, en wel naar de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbeweging van toen. Met natuurlijk eerst iets over zijn jeugd en studie.

Leendert Vroegindeweij, geboren op lO januari 1901 te Middelharnis, was de oudste zoon van de eerwaarde heer Jan Vroegindeweij, godsdienstonderwijzer in de Hervormde Kerk. Leendert voltooide zijn theologische opleiding in 1928 en diende de gemeenten Wilnis (193O-1934), Waddinxveen (1934-1949). Papendrecht (l949-I954), Gameren (1954-1959) en Delft (van 1959 tot zijn emeritaat in 1966). Hij overleed op 18 augustus 1969.

Als één van de weinigen in die tijd droeg hij de titel doctorandus, toen een aparte studie die meestal in de pastorie werd voltooid. Nu is het doctoraal examen geïntegreerd in de opleiding.

Ook zijn drie broers waren predikant. Wouter was onder andere predikant in Bleiswijk en Bergambacht, Willem in Huizen en Barneveld en Arend het grootste deel van zijn ambtelijke bediening in Veenendaal.

Het begin van de studie

In het boek Rijk in God van mevrouw M.C. Romein-Vroegindeweij lezen we meer over de studie van Leendert. Eerst iets over de beginperiode:

'Leendert, werkte al vroeg op de boerderij, was paardenknecht bij z'n vader en ontpopte zich als een uitstekende kracht. Hij stond bekend als de beste ploeger van het eiland. Met drie paarden voor de ploeg maakte hij loodrechte voren door de zware Heigrond. Hij ging ook ploegen bij boeren in de omgeving.

De paarden gehoorzaamden hem blindelings. Hij ging met hen om als waren ze zijn beste vrienden. Als hij eenvoudig paardenwerk deed, liet hij ze rustig begaan. Hij haalde dan een studieboek tevoorschijn, van de een of andere schriftelijke cursus die hij volgde. De paarden liepen wel door, ze wisten wat van hen gevraagd werd. Hoewel...het is wel eens mis gegaan. Een paard sloeg op hol. Leen sprak het dier kalmerend toe en bracht het weer tot rust.

Met ploegen kon hij zijn aandacht natuurlijk niet verdelen. Want reken er op, dat je dan secuur moest mennen om rechte voren te krijgen!

Het was zijn ouders niet onbekend, dat Leen heel graag predikant wilde worden. Maar ze zagen niet in hoe dat voor elkaar moest komen.

De derde zoon, Willem, kon ook goed leren. In hem leeftle dezelftle wens. Zijn ouders wikten en wogen. Zou Wim naar het gymnasium kunnen? Het dichtstbijzijnde gymnasium dat in aanmerking kwam was in Rotterdam. Dat was niet te doen, dagelijks heen en weer van Flakkee naar die stad, met boot en sneltram. Onhaalbaar.

Er werd over gesproken met de dominee, ds. Alers. Die wist een oplossing: naar Doetinchem. Daar was een gymnasium met een internaat. Hij was er zelf ook geweest. Een prima opleiding, vond hij. Wim zou echter wel toelatingsexamen moeten doen. En met de ontoereikende lessen van de weeshuisschool van de Gereformeerde Kerk, waar hij op zat, zou hij dat niet kunnen halen. Daarom ging hij nog een jaar naar een lagere school in Sommelsdijk. Het hoofd van de school werd 'de monsieur' genoemd en spijkerde hem bij. Gaf hem ook Franse les. Met zijn hulp doorliep Wim de zevende klas.

Leen, leergierig en belust op kennis en ontwikkeling, zei op een keer tegen zijn broer: 'Als jij nou straks bijles krijgt, dan moet je mij alles vertellen wat jij geleerd hebt. Dan leer ik het ook!’

En zo gebeurde het.

Samen zaten de broers in de woonkeuken Franse woordjes te leren. Moeder had een wascommode van boven gehaald en die zette ze in de keuken neer. Als was het een bureau. Daar konden ze hun huiswerk maken.

Het ging niet direct zo vlot. Ze moesten hun vorm nog vinden. 'Hou er toch mee op. Leen', zei moeder, die het getob aanhoorde in haar keuken, 'blijf jij nou maar bij de paarden. Dat is veel beter voor je.' Maar Leen zei: 'Niet zeuren, moeder, we gaan gewoon door.’

Rijksuniversiteit

Over de voortgang van de studie lezen we: 'Leen slaagde al na twee jaar voor het gymnasium en ging theologie studeren aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Hij was zijn jongere broer Wim, die hem was voorgegaan naar Doetinchem, voorbijgesneld. Hij zou theologisch de meerdere van zijn drie broers worden. Een man met een enorm opsluitingvermogen, brede kennis van alles wat op kerkelijk en maatschappelijk erf te koop was en als redacteur van het Gereformeerd Weekblad een geliefd schrijver, die de gave had om moeilijke dingen eenvoudig uit te leggen.

Op college meed hij discussies met de hoogleraren niet. Vooral met de ethische professor Cramer kruiste hij menigmaal de degens. In de dogmatiek was hij doorkneed en in de geschriften van Calvijn en de mannen van de Nadere Reformatie was hij bijzonder thuis. Hij slaagde cum laude (met lof) voor zijn doctoraal examen.’

Wilnis

Leen had het gemoedelijke karakter van zijn vader. Hij sprak met een duidelijk Flakkees accent. Zijn preektrant was bij veel kerkgangers

populair, omdat het om zo te zeggen een 'volks' karakter had. Er was geen woord Spaans bij!

Zijn ouders verheugden zich bijzonder in zijn bevestiging tot predikant. Dat gebeurde op 5 oktober 1930. Het was de eerste bevestigingsdienst binnen de familie. Die oktoberzondag in Wilnis was dan ook een dankbaar feest voor Jan en Jannetje Vroegindeweij. Met haar Zeeuwse kap was de moeder van de jonge dienaar des Woords bepaald een bezienswaardigheid. Toch moesten zij meer afstaan aan deze gemeente dan alleen hun oudste zoon: ook hun enige dochter Sjaan. Want Leen was nog ongehuwd en er moest voor hem gezorgd worden. Zo werd dus beslist: zijn zus zou die zorg op zich nemen en als een zusterlijke huishoudster haar broer gezelschap houden in de grote pastorie van Wilnis. En wanneer Wout en Arend zouden gaan studeren in Utrecht, zou de zorg over die twee ook op haar schouders komen te rusten. Zo had vader dat bedacht. Dat tweetal kon mooi in Wilnis wonen.

En Sjaan heeft zich op voortreffelijke wijze van deze taak gekweten! Op Flakkee hielden de ouders de ambtelijke wederaardigheden van hun zonen goed bij. Vooral hun moeder spelde wekelijks de toegestuurde kerkbladen van 'de gemeenten van de zonen.'

‘Zo'n vule goate’

Op een keer hadden vader en moeder Jan en Jannetje echt een probleem. Leen was gevraagd om voor de NCRV gedurende een aantal weken een ziekenuurtje te verzorgen voor de radio. Daar had hij geen bezwaar tegen. Hij schreef een briefje naar zijn ouders - telefoon hadden ze toen nog niet - wanneer dit programma zou worden uitgezonden.

‘Ja, hoe moet dat nu met ons? ' vroeg moeder aan haar man, 'we hebben geen radio.’

‘Tja, Jannetje, dat weet ik ook niet. Een radio is een duvels ding hoor, die nemen wij niet in huis. Door zo'n ding in je huis te halen ben je wel bezig om de wereld in huis te krijgen. Dat kunnen we niet doen.' 'Ja, maar Leen komt er op. Ik wil Leen horen!’

‘Ik kan er niks aan doen', zei vader, 'maar een radio in huis halen, dat kan echt niet.’

Dat duurde zo een week en moeder begon er telkens weer over te praten. Ze wilde haar zoon graag beluisteren. Eerlijk gezegd was ze er ook nogal wijs mee dat ze haar Leen voor de radio gevraagd hadden.

Toen de bewuste maandag aanbrak, zei vader: 'Nou, vraag maar bij de buren hierachter. Die mensen hebben radio en een groot huis, ze zullen het best goed vinden dat wij komen luisteren.’

Moeder ging er direct heen om het te vragen. Het was natuurhjk meteen goed. En ... er waren meer gasten! Toen de beide ouders van de radiospreker binnenkwamen zat de hele kamer vol met mensen. Leen Vroegindeweij voor de radio! Lang niet iedereen had toentertijd een radio, dus kwamen de mensen op hun buren af. Er zaten zelfs roomsen.

Stil luisterden vader en moeder naar hun oudste zoon. Heel gemoedelijk begon hij aan zijn meditatie: 'Zit u aardappelen te schillen?

Leg het mesje maar even neer...' Aan het eind van de uitzending zei Leen: 'Nu wil ik toch graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn familie goeiendag te zeggen, 't Is zo gemakkelijk, dat kan ik nu in één moeite doen. En vooral mijn vader en moeder wil ik hartelijk groeten. Dag hoor!’

Nou, moeder in tranen, dat begrijp je. En weetje wat dat roomse vrouwtje tegen haar zei? 'Tjonge, jonge, da's nog 'ns een dominee, die jongen van jou. Hij kan het nog beter dan onze pastoor.' Vader en moeder gingen naar huis. Moeder vroeg: 'Jan, wat vond je ervan? ’

‘Vrouw', zei vader, 'ik heb nooit geweten dat er door zon vule goate (vuile goot) zulk helder water kan stromen.’

‘Als het donker genoeg is’

De kracht van Vroegindeweij waren zijn plastische voorbeelden. Soms ontleend aan zijn jeugd in Menheerse.Toen hij nog heel jong was en zijn ouders nog van een krappe beurs moesten leven, kon de lamp niet direct aan als het schemerig begon te worden. Dat zou teveel olie kosten. Leen wilde graag lezen en studeren en vroeg wanneer de lamp aan mocht. 'Als het donker genoeg is', was het antwoord van zijn moeder.

Later gebruikte hij dit voorval wel in zijn preken: 'Houdt maar aan met bidden, hoor. God geeft licht als het donker genoeg is in het geestelijk leven.’

Deze praktische inslag en de gave om heldere voorbeelden te geven, maakten hem — samen met zijn belezenheid — geknipt voor het werk als 'vragenbusredacteur!'

Bevindelijk

Ds. Vroegindeweij (zo noemen we hem maar steeds, want hij hield niet van de titel drs.) werd, zoals gezegd, gerekend tot de bevindelijke predikers. Dat was hij ook en het is ook heel goed te herkennen in de preken die van hem op schrift

zijn gesteld en in het driedelige werk De troost der verkie/jng—pastorale be handeling van de Dordtse Leerregels, dat 1991 door het LV Fonds werd uitgegeven. Dat fonds beoogde de werken van ds. L.Vroegindeweij te doen herleven.

Vroegindeweij was een geliefd pre­ diker en een veel gevraagd spreker op jongerenbijeenkomsten in kleiner en groter verband. Diverse aankondigingen in De Vaandrager geven dat aan.

We zouden zijn preken vermanend en gunnend kunnen noemen.

Dat blijkt uit een fragment van een preek in het boek De roem des Heeren, uitgegeven bij Bout in Huizen in 1954-Daarin zijn tien preken opgenomen; twee van vader en twee van iedere zoon.

We lezen daar in een preek over Hebr. 12:16 en 17, waar het gaat over Ezau, het volgende:

(...)En dan hebben we het in onze tekst over Ezau.

Nu hoop ik dat ge luistert en dat ge wat leren wilt. We spreken over Ezau, een onverschillige, maar ik hoop dat ik niet preek tot onverschilligen. Daar mogen er onder ons zijn die onverschillig doen, ik hoop echter niet dat gij onverschillig zijt!

Het is niet zoveel jaren geleden dat ik zat aan het stetjbed van een bejaard persoon. Op mijn vraag waar hij, stervende, heenging, antwoordde hij op harde toon: naar de eeuwige verdoemenis. Dat lag vast bij hem en in die verwachtirig is hij ook gestorven.

Die oude boer was een baken in zee (het thema van deze preek was: Een schip op het strand is een baken in zee —AJT).

Meen echter niet dat zijn kinderen, waar hij in huis was, zich bekeerd hebben. AI stond er iemand uit de doden op, een mens zou zich niet laten gezegen en al belijdt iemand stervende dat hij naar de eeuwige verdoemenis gaat, de omstanders laten zich niet gezegen. Nu bid ik u echter dat gij u wél laat gezeggen (...).

Vragenbus in 'de Vaandrager’

In 'De Vragenbus' treffen we die twee elementen ook telkens aan. Het vermanende, maar ook het gulle. En steeds speelt er ook nog een extra factor mee, namelijk dat ds. Vroegindeweij een groot gevoel voor Humor had.

Het waarschuwende element vinden we bijvoorbeeld in een antwoord op een vraag (1956) of je als jongere naar het circus mag:

(...) Ik kan aan het hele circus niets christelijks vinden. Het komt mij voor dat de ouden het goed gezien hebben, ^j hebben gewaarschuwd voor wereldgelijkvormigheid. i^j hebben de ijdelheid met al hun kracht bestreden.

Ik ^e geen enkele reden om van die lijn af te wijken.

Tussen haakjes, dat geldt ook voor alles wat e uit Hollywood komt en voor vele andere vormen van vermaak (...)

We zullen moeten kiezen!

En dat is altijd een keuze waarbij onze oude mens moet sterven en de nieuwe mens zal opstaan. Dat is niet de weg van circus, toneel, danszaal en noem maar op.

Nogmaals, vrienden, we zullen moeten kiezen! ^i Jezus niet: Wie niet voor Mij is, die is tegen Mij? '

Brengt dat in praktijk, ook in uw ontspanning (...).

Het gulle is er als hij schrijft (i960) op een vraag of jonge mensen ook aan het Avondmaal mogen gaan: (...) Hoofdzaak is er of er bij u, vrienden, geloof is. Nee, ik vraag niet hoe groot dat geloof is. Er is ook een geloof als een mosterdzaad. Laat ik het anders ze^en: als ge diep in uw hart weet dat ge de Heere Jezus niet missen kan, ga dan ten Avondmaal, al is het met vre zen en beven. Als uw verlangen echt is, dan z de Heere u bevestigen aan ^jn tafel. En late de mensen dan maar scheef kijken, dat zullen ze altijd blijven doen (...).

Humor

Om de humoristische kant van deze prediker te tonen, gaan we te rade bij het boek Het halve werk..., dat ik schreef bij mijn afscheid van de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) in 2001. Een letterlijk citaat: Als kersverse secretaris van de Jongelingsvereniging 'Immanuël' te Langerak (bezuiden de Lek) kreeg ik al Jong met Vroegindeweij te maken. Dat was in 1956.

Eén van de leden van genoemde vereniging bad het moeilijk met het tiende gebod: 'Gij zult niet begeren'. "Want', zo zei bij 'stel, ik ben verliefd op een meisje (dat was hij ook - AJT) en ik zoek verkering met haar, dan begeer ik dat meisje en het is eigenlijk van haar ouders. Lioe moet ik dat rijmen met het tiende gebod?

l We hebben daar in de consistorie van de Langerakse kerk duchtig over gesproken, maar we slaagden er niet in onze jonge broeder duidelijk te maken dat er wel wat verschil is tussen het geoorloofde begeren en dat wat het tiende gebod op het oog heeft! Goede raad was duur. We besloten de vraag voor te leggen aan ds. Vroegindeweij.

Als secretaris had ik de eer de correspondentie te verzorgen. Met het puntje van m 'n tong buitenboord schreef ik een brief aan de weleerwaarde beer ds. L. Vroegindeweij om een antwoord op de brandende vraag van mijn broeder.

Maar... ds. Vroegindeweij bracht geen uitkomst. Na veertien dagen kreeg ik een hartelijk, maar teleurstellend antwoord. Ik zal de brief letterlijk overnemen:

Beste vrienden.

Bedankt voor Jullie brief.

Helaas moet ik er van afzien om een antwoord te geven in de Vragenbus. Er liggen nog zoveel vragen te wachten. En ik denk dat onze Bondsvrien-

den in Langerak met elkaar best in staat zijn om hun vriend een passend antwoord te geven.

Met hartelijke L. Vroegindeweij groet,

Nog meer 'vragenbussen’

Het was niet alleen De Vaandrager die zorgde voor vragen aan het adres van ds. Vroegindeweij. In het Gereformeerd Weekblad (Uitgave Bout Huizen) verzorgde hij jarenlang een vragenrubriek die door jong en oud gelezen werd. En in 1967 gaf 'Het Reformatorische boek' in Den Haag een boek uit met als titel In antwoord. Een soort vragenbus in boekvorm. Tussen de vele scribenten vinden we de naam van ds.

L.Vroegindeweij.

Hij kreeg vragen op zijn bureau als: - Kan een mens de genademiddelen weerstaan en de Heilige Geest daarin bedroeven, zodat hij aan de verharding wordt overgegeven?

- Welk verschü maakt het uit of de Heilige Geest een Kracht is of een Persoon?

- Naar welke kerk moeten man en vrouw bij een gemengd huwelijk? Bij bestudering bleek trouwens dat hij wel eens gespiekt heeft in De Vaandrager-bus. Dat mocht, het was immers eigen werk!

‘Vraag maar’

Zo-even viel de term LV Fonds. Zoals gezegd een — inmiddels opgeheven - fonds dat de werken van ds.

Vroegindeweij opnieuw onder de aandacht wil brengen. Onder de titel Vraag maar bracht dit fonds een bloemlezing vragen en antwoorden uit De Vaandrager op de markt.

Het boek werd aangeboden aan de HGJB door vertegenwoordigers van het LV Fonds, waaronder ook ds. J. Vroegindeweij (neef Jan), toen nog predikant in Katwijk aan Zee, nu emeritus en wonende te Büthoven.

Een plechtig moment, waarop "neef Jan' sprak: "Wie had gedacht dat ik in dit gebouw ooit nog een boek van mijn zeer gewaardeerde oom zou mogen overhandigen...'

‘Mijn preek is niet veel bijzonders...'

Het gebeurde in Langerak in de Alblasserwaard. Het zal in 1952 of 1953 geweest zijn. Ik was nog maar een jongen van een jaar of 13, 14maar weet het nog heel goed.

Een zondagavonddienst zou worden geleid door ds. L. Vroegindeweij te Papendrecht. Om half zeven. Maar tien over half zeven was er nog geen dominee. Een ouderling gaf enkele verzen op om te zingen, maar toen die uitgezongen waren, was Vroegindeweij er nog niet. Het liep tegen zevenen.

Eén van de ouderlingen beklom de kansel en begon aan een leesdienst. Hij was ongeveer een kwartier bezig, toen uit de consistorie ds. Vroegindeweij binnenstapte.

De ouderling stopte, hij was net aan de preek begonnen.

‘Gaat u maar door hoor', seinde de dominee van beneden naar boven, maar de ouderling sputterde tegen.

Opnieuw werd een psalm opgegeven en onderaan de preekstoel werd onderhandeld.

Ds. Vroegindeweij beklom daarna de preekstoel en zei na het zingen: 'Gemeente, we zijn er uitgekomen, ik neem de dienst over, maar neem de preek waar uw ouderling aan begonnen is, die van mij is toch niet veel bijzonders. Ik houd me aan het boekje van mijn collega die de preek geschreven heeft en...af en toe maak ik er wat bij, maar geef me even tijd om de preek te bekijken. Daarom stel ik voor te zingen...' Alzo geschiedde.

Het werd een goede dienst! Ook een lange...

Dominee voor jong en oud

Als we ten slotte leven en werk van dominee Leendert Vroegindeweij samenvatten, dan kunnen we in het kader van dit artikel niet beter doen dan te schrijven: hij was een dominee voorjong en oud.

Zelf zou hij de eerste zijn om deze opmerking wat te relativeren en te zeggen; 'Nou, nou, dat is te veel eer voor een zondaar als ik ben.' Toch laten we het staan omdat uit woord en geschrift gebleken is dat Vroegindeweij de gave had om heel verschillende leeftijdsgroepen te spreken. Heel indringend.

Een treffend voorbeeld daarvan vond ik in De Vaandrager van l8 april 1951-Het antwoord op een vraag hoe het zit met de verschillende manieren van Evangelieverkondiging waar Paulus over schrijft in Filippensen I: l8: 'Nochtans wordt

Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in waarheid, verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden.' Het antwoord luidde:

'Hetgaat hier om verkondigers van het Evangelie.

Maar...het Evangehe kan op geheel verschillende wijzen verkondigd worden. Onder de predikers zijn er die het doen uit liefde tot de ^ligmaker. Doch er zijn er ook die het doen uit jaloersheid op Paulus. Uit eerzucht en vrees dat de apostel het van hun winnen zal als het gaat om het aantal hoorders of als het gaat om de vrucht. ^0 waren er toen predikers, zo zijn ze er ook nu nog.

Maar de apostel doorziet hen en wat doet hij? Wordt hij boos? Wordt hij op zijn beurt ook jaloers ?

Niets van dat alles.

Hij is blij!

Blij?

Ja, bij!

Waarom ?

Omdat Christus verkondigd wordt al is het dan uit eerzucht. Dat gaat wel ver, nietwaar jonge vrienden.

O ja, laten we nu vooral niet ze^en: wat een slechte predikers daar in Filippi, maar laten we naar onszelf kijken, ik net zo goed als jullie. Want ik kan de zon soms ook zo slecht in het water zien schijnen bij een ander.

En misschien zijn er wel jongens die dit lezen en die het maar slecht kunnen hebben als een ander meer geprezen wordt om zijn inleiding dan zij.

Daarom hebben we Christus nodig, om ons daar van af te helpen, fong en oud.'

D.V. de volgende keren:

Ds. W. Vroegindeweij: de zondagsschooldominee.

Ds. A. Vroegindeweij: dominee van het Gereformeerd Weekblad.

­ Ds. Wr. Vroegindeweij: de gemeentedominee.

VoorgangerJ. Vroegindeweij: de hervormde gezelschapsleider.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Oude Paden | 76 Pagina's

De domineesfamilie Vroegindeweij (I)

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Oude Paden | 76 Pagina's