Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk - romantisch construct of door God gegeven levensvorm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk - romantisch construct of door God gegeven levensvorm

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Inleiding
De schrijvers van het artikel In de ban van de ring. Over het huwelijk als dominant construct in seksegerelateerde kwesties (Derks/Tromp/Vos 2010: 2-21, in het vervolg D/T/V) stellen dat “wie morrelt aan de status quo op het gebied van sekse, gender en seksualiteit […] te maken [krijgt] met een weerstand die […] irrationeel van karakter is – er hangt kennelijk veel van af” (D/T/V 2010: 3). Wat bedoelen de schrijvers met irrationeel? Als ik hen goed begrijp, stellen zij dat de heersende sociale conventies met betrekking tot het huwelijk zo doorslaggevend zijn voor het lezen van de bijbel, dat bestaande praktijken nauwelijks nog eerlijk aan de bijbel zelf getoetst worden. Vooral de dominante romantische huwelijksopvatting beïnvloedt vaak onbewust, aldus de auteurs, het nadenken over seksegerelateerde onderwerpen. Ze bespreken achtereenvolgens drie van dergelijke kwesties die binnen de orthodoxchristelijke gemeenschappen moeilijk liggen: echtscheiding en hertrouwen, de vrouw in het ambt en homoseksuele relaties. Daarbij is het probleem volgens hen niet dat er een hermeneutisch construct werkzaam is (een dominante romantische huwelijksopvatting), maar “dat dit niet of nauwelijks onderkend wordt of mag worden” (D/T/V 2010: 4).
Ongetwijfeld hebben de auteurs gelijk dat veel deelnemers aan de intensieve kerkelijke discussies over deze onderwerpen onbewust vanuit een bepaalde vooringenomenheid denken. Dat geldt zowel op lokaal niveau, binnen een plaatselijke gemeente, als ook op bijvoorbeeld het niveau van een generale synode. Men heeft nu eenmaal over trouwen, (homo)seksualiteit en de rol van vrouwen binnen de kerk een bepaalde opvatting waarop maar heel moeizaam een mate van zelfreflectie schijnt te kunnen worden toegepast. Hierbij kritisch de vinger leggen, is heilzaam voor een goed inhoudelijk gesprek omdat het christenen laat oefenen in reflectie op de gewoontes die in het geleefde leven ingeburgerd zijn geraakt.
De auteurs gaan echter een stap verder. Zij deconstrueren eerst het (ook binnen de kerken) gangbare huwelijksideaal als romantisch, maar concluderen daaruit vervolgens dat de christelijke gemeenschap als zodanig dan meer ruimte zou moeten bieden voor “de variatie in verbintenissen die de liefde schept” (D/T/V 2010: 19).
Daarmee zou ik het kernpunt van hun artikel willen aanscherpen. Het lijkt immers alsof de auteurs eigenlijk méér doen dan alleen de romantische invulling van het huwelijk in de praktijk van het christenleven onder kritiek te stellen. De auteurs willen mijns inziens de dominante rol van het huwelijk als zodanig aan de kaak stellen.
Ik wil mijn reactie op hun artikel beperken tot een drietal punten. Allereerst wil ik ingaan op de vermeende dominantie van een romantische visie op het huwelijk. Is deze visie vooral aanwezig in de praktijk van het geleefde leven, of wordt deze ook door theologen en beleidsmakers gepropageerd (paragraaf 2)? Daarna wil ik ingaan op wat ik de verborgen agenda van het artikel zou willen noemen, namelijk dat stilzwijgend vooral de dominantie van het huwelijk als zodanig wordt bekritiseerd (paragraaf 3). Ik geef kort aan dat en waarom het huwelijk wel degelijk dominant mag zijn in het spreken over bepaalde sociaal-ethische vraagstukken zoals homoseksualiteit en hertrouwen na echtscheiding (paragraaf 4). Tenslotte vat ik mijn belangrijkste conclusies samen (paragraaf 5).

2 De romantische invulling van het huwelijk
Terecht stellen de auteurs dat wie de Bijbel serieus neemt, een romantische visie op het leven zal moeten bekritiseren. Dat geldt dus ook voor de romantische invulling van het huwelijk. Deze invulling houdt in dat het huwelijk gezien wordt in termen van zelfontplooiing, genieten, geluk, liefde en vrijheid. Dat zijn immers niet de waarden en normen van waaruit Jezus Christus leefde en dus zullen ook zijn navolgers hier uiterst terughoudend in moeten zijn.
Deze kritiek op de romantische invulling van het huwelijk is echter bepaald niet nieuw. Zij is door velen binnen de christelijke traditie van de afgelopen decennia geleverd. Zelf geven de auteurs hiervan verschillende voorbeelden, waaronder Stanley Hauerwas. Te denken valt verder nog aan de theologen Michael Banner, Oswald Bayer en Bernd Wannenwetsch. Zij analyseren dat in veel discussies over het huwelijk een romantische opvatting over liefde en vrijheid een belangrijke rol speelt. Vanuit diverse theologische overwegingen bekritiseren zij deze opvattingen. De idee dat het huwelijk een vrije keus is die gebaseerd is op - en tegelijkertijd gericht op - de romantische liefde, blijkt niet in overeenstemming te zijn met belangrijke grondwaarden van het christelijk geloof. De kritiek van de auteurs is op dit punt dus allerminst nieuw, en wordt op beslissende punten ook in allerlei populair-wetenschappelijke literatuur over het huwelijk herhaald.1
Het feit dat deze kritiek op het romantische huwelijksideaal zo vaak en zoveel besproken is in de literatuur, versterkt het punt van de auteurs dat dit kennelijk een hardnekkige en dominante opvatting is - ook onder christenen - waartegen vanuit de christelijke traditie terecht punten worden ingebracht. Ik vermoed dat dit op grote instemming binnen de brede christelijke traditie kan rekenen.
Niet de romantische invulling van het huwelijk is uiteindelijk doorslaggevend voor de drie probleemvelden die de auteurs bespreken - integendeel.
Is het immers werkelijk zo bij argumenten tegen de vrouw in het ambt, tegen het accepteren van homoseksuele relaties, of voor een kerkelijke bevestiging van een tweede huwelijk na echtscheiding - dat daarbij vooral romantische idealen de boventoon voeren binnen de orthodox-christelijke traditie? ‘Romantisch’ betekent immers dat ‘liefde’ en ‘vrijheid’ belangrijk zijn. Als deze trefwoorden zo dominant zouden zijn binnen de orthodox-christelijke kerken als de auteurs stellen, zou het dan niet meer voor de hand liggen dat de orthodox-christelijke traditie juist zou pleiten voor homoseksuele relaties, het uitbundig vieren van een tweede, nieuwe relatie, of het openstellen van het ambt voor vrouwen? Het feit dat er verzet is tegen de vrouw in het ambt en het accepteren van homoseksuele relaties, en dat er slechts schoorvoetend ruimte gegeven wordt aan de kerkelijke bevestiging van een nieuwe relatie na echtscheiding, doet vermoeden dat de romantische invulling van het huwelijk juist bekritiseerd wordt binnen de orthodox-christelijke traditie.
Op grond hiervan vermoed ik dat de auteurs op een dieper niveau het huwelijk zelf als te dominant bestempelen. In de woorden van de auteurs zelf: “De opvatting over het huwelijk speelt in de drie besproken kwesties een sturende rol, die overigens zelden wordt geëxpliciteerd” (D/T/V 2010: 15 - cursief HS).

3 Het huwelijk als dominant construct
De auteurs geven mijns inziens impliciet aan dat het huwelijk als zodanig een construct is dat een te dominante plaats binnen de christelijke traditie heeft gekregen, zonder dat daarbij de nodige kritische (Bijbelse) reflectie een plaats mag krijgen.
Op twee punten zou ik hierover helderheid willen krijgen. Allereerst is het de vraag of het huwelijk binnen de christelijke kerk werkelijk een ‘construct’ genoemd mag worden (paragraaf 3.1), en in de tweede plaats wat de auteurs verstaan onder ‘dominant’ (paragraaf 3.2).

3.1 Construct of goddelijke instelling
Eerst dus de vraag of het huwelijk een menselijk construct is. Elders heb ik deze kwestie uitvoerig besproken en geef hier kortheidshalve slechts een aantal punten aan.2 Er moet een keuze gemaakt worden. Of men ziet het huwelijk als een uitvinding van mensen die in de loop van de tijd allerlei verschillende vormen kan aannemen, waardoor het samenleven van mensen min of meer gereguleerd kan worden. Ook gerelateerde concepten als seksualiteit, gezin en relaties in het algemeen zijn dan menselijke constructen. Of men betoogt dat het huwelijk een instelling van God is.
Het lijkt erop dat de auteurs van het artikel zelf geen duidelijke uitspraak doen over de vraag of het huwelijk iets is dat van God komt of niet. Door vooral de romantische invulling van het huwelijk een ‘construct’ te noemen, en deze te kritiseren, lijken ze er impliciet voor te kiezen om het huwelijk zelf ook als een construct te zien.
Nu geven de auteurs geen definitie van ‘het huwelijk’. Voor de helderheid zou ik het huwelijk willen definiëren als een levenslange band tussen man en vrouw die publiek is aangegaan en daarmee de ruimte biedt voor de seksuele expressie en het krijgen van kinderen.3
Wanneer men meent dat het huwelijk Gods instelling is om het samenleven van man en vrouw vorm te geven, zal deze opvatting van grote invloed zijn op de drie besproken probleemvelden. Deze opvatting leest men terug in de Bijbelse teksten, zoals Genesis 1,1-4,1 en Efeziërs 5. Deze Bijbelgedeeltes lijken te bevestigen dat het huwelijk als zodanig door God is ingesteld. Bij het lezen van deze en andere centrale Bijbelse teksten is zorgvuldigheid vereist. Zo is het niet eenvoudig om te bepalen wat termen als ‘hulp’ voor de vrouw of ‘hoofd’ voor de man inhouden. Het is meer dan waarschijnlijk dat in de geschiedenis van de interpretatie hiervan meermalen een bepaalde tijdgebonden culturele invulling is gegeven die bij nadere bestudering als onbijbels moet worden afgewezen. Wanneer de auteurs ervoor waarschuwen om te gemakkelijk vanuit een bepaalde cultureel aanvaarde vooronderstelling deze teksten te lezen, hebben ze volkomen gelijk. Maar kritiek op een bepaalde, historische invulling van de man-vrouwverhouding of huwelijksopvatting betekent nog niet dat het huwelijk als zodanig een te dominante plaats heeft binnen de christelijke kerk.
Ik vermoed – maar ook dat maken de auteurs niet expliciet – dat op de achtergrond van hun artikel een belangrijke vooronderstelling niet geëxpliciteerd wordt.
Want vanuit welk standpunt kan of moet het romantische ideaal bekritiseerd worden? Waar vind ik een archimedisch punt op grond waarvan ik kan stellen dat een bepaald beeld van het huwelijk onjuist zou zijn?
De auteurs noemen drie redenen om hun kritiek op te baseren (D/T/V 2010: 17- 19). Allereerst is er de passage uit Efeziërs 54. Daar wordt de relatie tussen man en vrouw binnen het huwelijk gekoppeld aan die tussen Christus en de gemeente. En wel zo dat de laatste normatief dient te zijn voor de eerste. Daarom mag niet het huwelijk de dominante samenlevingsvorm zijn, maar moet het samenleven binnen de gemeente, door getrouwden en ongetrouwden, zelf de dominante samenlevingsvorm worden. Niet de gemeenschap binnen het huwelijk moet het ideaal zijn, maar de gemeenschap binnen de gemeente. De tweede reden om het huwelijk minder dominant te maken, raakt theologisch-antropologische opvattingen.
Volgens de auteurs leeft breed de gedachte dat man en vrouw binnen een huwelijk samen het beeld van God vertonen. Terwijl volgens de christelijke traditie de mens - enkelvoud - het beeld van God is. Wie stelt dat man en vrouw samen beeld van God zijn, geeft bij voorbaat aan de discussie over sekse- en gendergerelateerde opvattingen een bepaalde kleur. Een kleur die volgens de auteurs dubieus is. De derde reden voor hun kritiek is dat romantische huwelijksideaal zelf. Vanwege deze drie redenen pleiten ze ervoor “de centrale positie van het huwelijk en de bijbehorende romantische idealen serieus te heroverwegen” (D/T/V 2010: 19).
Samenvattend blijken de auteurs de christelijke gemeenschap als norm te stellen, met de daarbij behorende normen en waarden van gerechtigheid, liefde, dienstbaarheid, enzovoorts. Wil je nadenken over huwelijk, echtscheiding, homoseksuele relaties, de positie van de vrouw in de kerkelijke ambten, dan moet je eerst een beeld hebben van hoe christenmannen en christenvrouwen binnen het geheel van de christelijke gemeente een plaats hebben, en vandaar uit kun je overzien wat goed of fout is. De christelijke gemeenschap is voor de auteurs dus het ‘archimedisch punt’ vanwaar uit eventueel kritiek geleverd kan worden. Daarbij hebben de auteurs ongetwijfeld een bepaald beeld van wat ‘de christelijke gemeente’ inhoudt. Vermoedelijk menen zij dat - op zijn minst sinds de komst van Jezus Christus - de centrale plaats van het huwelijk gerelativeerd wordt ten gunste van aandacht voor de individuele christen binnen de context van de christelijke gemeenschap.
Ogenschijnlijk heeft deze opvatting recht van bestaan. Schrijft Paulus niet in 1 Korintiërs 7 dat het beter is om, net als hijzelf, ongetrouwd te blijven? En relativeert Jezus zelf niet op verschillende plaatsen het huwelijk door te stellen dat het volgen van hem belangrijker kan zijn dan het gezin waar je uit komt (Marcus 1,20; Matteüs 19,28-30 en Lucas 9,57-60)? Jezus zegt immers: “Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn” (Lucas 14,26).
Deze relativering van huwelijks- en gezinsrelaties in de navolging van Jezus Christus moet echter wel op de een of andere manier theologisch verbonden worden met de zogenaamde ‘huistafelethiek’ uit de brieven van Paulus. Deze apostel lijkt in teksten als Efeziërs 5,21-6,9 en Kolossenzen 3,18-4,6 met stelligheid het huwelijk, de relatie tussen ouders en kinderen en die tussen meesters en slaven juist te bevestigen.
Het is dus zaak om beide bijbelse lijnen – relativering van intermenselijke relaties vanuit de radicale navolging van Christus enerzijds, en de bevestiging van intermenselijke relaties anderzijds – zorgvuldig recht te willen doen.
Ik meen dat dit op de volgende manier mogelijk is. De kern van Jezus’ relativering van (gezins- en huwelijks)relaties moet gevonden worden in het grote en eerste gebod om God lief te hebben boven alles. Wanneer volgelingen van Jezus ooit vanwege de relaties waarin zij staan verhinderd zouden worden om God te dienen, zullen zij deze relaties moeten opgeven. In die zin trekt Jezus slechts de lijn door die al in het Oude Testament was ingezet. “Wanneer iemand – uw volle broer, uw zoon of uw dochter, of de vrouw die u bemint, of uw beste vriend – u in het geheim probeert over te halen om andere goden te dienen, … luister dan niet naar zo iemand en geef niet toe; wees onverbiddelijk, heb geen medelijden met hem en houd hem niet de hand boven het hoofd. U moet hem ter dood brengen; samen met uw volksgenoten moet u hem stenigen tot de dood erop volgt, en zelf moet u de eerste steen werpen” (Deuteronomium 13,7-10).
In andere teksten geeft Jezus zelf een bevestiging van het feit dat in een huwelijk Gods eigen werk te zien is, zoals in de beroemde passage uit Matteüs 19,1-15.
Hierin citeert Jezus zelfs het scheppingsverhaal uit Genesis 2 om daaruit de conclusie te trekken dat God zelf de mens mannelijk en vrouwelijk heeft geschapen en hen aan elkaar verbonden heeft in het huwelijk.
Het komt mij voor dat de auteurs in hun nadenken over de dominantie van het huwelijk deze Bijbels-theologische lijn niet expliciet getrokken hebben.
Mijns inziens is het met zorgvuldig lezen van de bijbelse teksten niet mogelijk om het huwelijk ‘een construct’ te noemen. Het huwelijk is de door God gegeven samenlevingsvorm voor man en vrouw.

3.2 Het huwelijk ‘dominant’ - nou en?
Terug nu naar de drie door de auteurs besproken probleemvelden: kerkelijke huwelijksbevestiging na echtscheiding, homoseksualiteit, en de vrouw in het ambt. Stel dat de auteurs gelijk hebben, en dat op deze terreinen het huwelijk dominant is, en daaruit allerlei conclusies getrokken worden. Waarom zou dat onjuist zijn?
De auteurs stellen dat “het er alle schijn van [heeft] dat het samenleven in de kerk in de praktijk ondergeschikt gemaakt wordt aan het huwelijk” (D/T/V 2010: 17). Daarmee stellen zij tegenover de dominantie van het huwelijk een andere dominantie, namelijk die van de christelijke gemeenschap als geheel. Maar achter deze conclusie schuilt een heel andere discussie dan die welke de auteurs gevoerd hebben. Zij menen dat – in mijn woorden – de christelijke gemeenschap als geheel het archimedisch punt zou moeten zijn waarvanuit alle intermenselijke relaties beoordeeld zouden moeten worden. Om hun eigen woorden te gebruiken: het heeft er alle schijn van dat zij de intermenselijke relaties ondergeschikt willen maken aan het samenleven in de christelijke gemeenschap. Wanneer Paulus stelt dat er in Christus geen mannen of vrouwen meer zijn (Galaten 3,28) lijkt dat hun conclusie te bevestigen. Maar het zou veel uitvoeriger argumentatie vergen dan de auteurs doen, om dat hard te maken. Daardoor suggereren de auteurs meer dan zij theologisch beargumenteren en wordt de stelligheid waarmee zij op genoemde drie gebieden de heersende praktijk onder vuur nemen, aan het wankelen gebracht.
Ik zie niet in waarom het onjuist zou zijn – en de auteurs leveren daarbij geen argumenten – om in de discussies over homoseksualiteit het huwelijk dominant te laten zijn. Wat ik wel inzie is dat een specifiek romantische invulling van het huwelijk tot ontsporingen kan leiden. Alleen zullen alle beleidsmakers het hierover snel eens zijn, en raakt dat niet het punt van de homoseksualiteit.
Wanneer het gaat om de vrouw in het ambt, stellen de auteurs dat het hun “indruk” is dat “de visie op de verhoudingen binnen het huwelijk de drijvende kracht vormt achter de weerstand tegen het openstellen van het kerkelijk ambt” (D/T/V 2010: 11). Argumenten om deze indruk te staven ontbreken echter. Als de auteurs gelijk hebben met hun stelling dat vooral het romantische huwelijksideaal - met de nadruk op liefde en vrijheid - zo belangrijk is, zou te verwachten zijn dat vrouwen juist wel in het ambt zouden mogen worden toegelaten. Het lijkt alsof ineens op dit probleemveld juist een bij uitstek niet-romantische invulling van het huwelijk een rol speelt. Ze stellen immers dat “het gesloten het gesloten houden van het ambt voor vrouwen rust op een constructie waarin de specifieke verhouding binnen het huwelijk (hoofd/luister) de verhouding tussen mannen en vrouwen in het algemeen gaan bepalen” (D/T/V 2010: 11). Is deze ‘specifieke verhouding’ nu romantisch te noemen? Ik geloof daar niets van.
Als het gaat om huwelijk en echtscheiding is de zaak nog eenvoudiger.
Vanzelfsprekend is hierbij het huwelijk dominant. Ook als mensen na een echtscheiding nog eens willen trouwen is dat het geval. Juist de door de auteurs besproken literatuur (D/T/V 2010: 4-8) maakt duidelijk dat velen zich op dit punt verzetten tegen de romantische invulling van het huwelijk, en dat getracht wordt om de werkelijk Bijbelse opvatting van het huwelijk doorslaggevend te laten zijn.
De conclusie van de auteurs dat velen “het moderne, romantische huwelijksideaal benadrukken en terugprojecteren op een Bijbels huwelijksbegrip dat daar in wezen vreemd aan is” (D/T/V 2010: 19) is daarom onbegrijpelijk.

4 Het huwelijk als dominant bijbels-theologisch kader
Kort wil ik nog iets zeggen over de vraag wat bij de bespreking van de drie probleemvelden hertrouwen na echscheiding, homoseksualiteit, en de vrouw in het ambt, nu het zogenaamde ‘archimedische punt’ zou moeten of kunnen zijn.
Terwijl de auteurs de dominante positie van het huwelijk kritiseren, lijken ze impliciet de christelijke gemeenschap als zodanig te willen introduceren. Lost dit echter de problemen die zij signaleren op?
Ik meen dat in de door hun gekozen oplossing onvoldoende in rekening wordt gebracht dat het veld van de christelijke sociale ethiek niet zonder meer alleen vanuit het kader ‘christelijke gemeente’ besproken kan worden.
Bernd Wannenwetsch heeft in een doorwrocht essay een poging ondernomen om het veld van de sociale ethiek in te delen. Met zijn poging wil hij voorkomen dat de ethiek versnipperd raakt over allerlei losstaande velden van ethiek (seksuele ethiek, gezinsethiek, medische ethiek, milieuethiek, businessethiek enzovoorts) en tevens wordt voorkomen dat één bepaald veld (bijvoorbeeld de christelijke gemeente) dominant wordt op andere terreinen (Wannenwetsch 2000). Hij doet dit door de indeling van de sociale ethiek sinds Aristoteles over te nemen en het veld in te delen in een drieslag: kerk, staat of politiek, en gezin en huwelijk (vgl. Schaeffer 2006: 248-260). Deze drie noemt hij ‘levensvormen’ die elk met hun eigen theologisch te verantwoorden criteria ethische beoordelingen kunnen geven van diverse fenomenen. Daarbij kunnen de criteria van het ene domein (bijvoorbeeld de christelijke gemeenschap) niet zonder meer worden toegepast op het andere (bijvoorbeeld staat of gezin en huwelijk).
De discussie over welk interpretatiekader beter is, valt buiten het bestek van dit artikel. Ik wil alleen maar aangeven dat het niet aangaat om zonder meer het samenleven binnen de christelijke gemeente als uitgangspunt te nemen voor het nadenken over sociaalethische thema’s, zoals de auteurs doen. Daarmee introduceren zij een nieuw dominant kader, waarmee aan de specifieke eigenschappen van fenomenen zoals huwelijk, gezin of seksualiteit onrecht gedaan wordt.
Wanneer deze conclusie gerechtvaardigd is, wat betekent dit vervolgens voor de beoordeling van orthodox-christelijke standpunten over huwelijk en echtscheiding, homoseksualiteit en de vrouw in het ambt? Bijbels-theologisch is het huwelijk - of beter: het gezin - mijns inziens de basale theologische categorie waarbinnen over seksualiteit, persoonlijke ontwikkeling, relaties en gezinsvorming moet worden nagedacht. Daarbij is het gezin geen menselijk construct, maar een door God geschapen levensvorm die hij aan de mens gegeven heeft. Uitgebreide bespreking van de achterliggende Bijbelteksten laat ik hier achterwege. Ik wijs slechts op het feit dat na de beschrijving van Gods schepping van de vrouw en het brengen van de vrouw bij de mens, het wonderlijk algemene commentaar wordt gegeven: “Zo komt het dat...” (Genesis 2,24). Met andere woorden: in de Bijbelse tekst zelf wordt uit de unieke scheppingsdaad van God een algemeen geldende conclusie getrokken. Ook Jezus’ uitspraak op grond van precies dit gedeelte geeft aan dat God nog steeds zelf in een huwelijk man en vrouw aan elkaar geeft (Matteüs 19,4-6). De beroemde paulinische passage uit Efeziërs 5 maakt ten slotte duidelijk dat binnen het huwelijk de allesoverstijgende christelijke houding van liefde en dienstbaarheid doorslaggevend moet zijn. God zelf kan zijn liefde voor zijn gemeente uitdrukken in termen die ontleend zijn aan de unieke en trouwe band tussen man en vrouw in het huwelijk.
Huwelijk en gezin mogen dus wel degelijk dominant zijn voor het nadenken over sociaalethische thema’s. In ieder geval zal het door de auteurs aangedragen alternatief, de dominantie van ‘de christelijke gemeenschap’ nader onderbouwd moeten worden.

5 Concluderend
Aan het slot van mijn reactie kan ik het volgende als samenvattende conclusie stellen. De auteurs stellen in hun artikel dat de romantische visie op het huwelijk een dominant construct is dat de discussies over huwelijk en echtscheiding, de vrouw in het ambt en homoseksualiteit diepgaand beïnvloedt, zonder dat dit expliciet gemaakt wordt.
In mijn analyse van het artikel is gebleken dat door de auteurs twee stellingen door elkaar gehaald worden. Allereerst is gebleken dat de levenspraktijk van veel christenen inderdaad diepgaand door het romantische huwelijksideaal wordt beïnvloed, maar dat juist vanuit de door de auteurs besproken literatuur voorgangers en beleidsmakers binnen orthodox-christelijke kring dit romantische huwelijksideaal kritisch tegemoet treden.
Verder is gebleken dat de auteurs op het gebied van de vrouw in het ambt en homoseksualiteit onvoldoende aantonen dat een specifiek romantische visie op het huwelijk doorslaggevend zou zijn.
Wel is mijns inziens verdedigbaar dat het huwelijk zelf dominant is in de visie op de vrouw in het ambt en is het aantoonbaar dat het huwelijk dominant is in de visie op homoseksualiteit. Dat dit echter niet juist zou zijn, vergt meer discussie dan de auteurs in hun artikel bieden.
Ik zou ervoor willen pleiten om naast de kerkelijke discussies over bovengenoemde drie onderwerpen als christelijke gemeente intensief na te denken over de theologische achtergronden van het huwelijk als zodanig. Daarbij is mijn eigen conclusie dat het huwelijk geen menselijk construct genoemd mag worden, maar een door God geschapen levensvorm waarin het samenleven van man en vrouw levenslang en exclusief gestalte moet krijgen. Bovendien is het huwelijk mijns inziens terecht een theologisch kader om te spreken over seksualiteit, homoseksualiteit en gezinsvorming.5

Noten
1 Vgl. Velema-Drent 2005, De Knijff 1987, Wagenaar 2006 en Schaeffer 2008.
2 Schaeffer 2006: 314-342.
3 Vgl. de volgende definitie: “Een op totale levensgemeenschap (met name volledige wederzijdse persoonsparticipatie) gericht, exclusief (derden, in het bijzonder sexueel, uitsluitend), duurzaam (tot de grens van het leven), juridisch beschermd maatschappelijk instituut, dat zijn grond heeft in de sexuele expressie van het natuurlijke liefdesverlangen tussen man en vrouw, daarmee de ruimte schept voor het voortbrengen en opvoeden van nageslacht (met bijzondere rechten als erven) en dat ervaren wordt als iets dat rust op een bovenpersoonlijke grondslag” (Knijff, H.W. de; ‘Kroniek. Homosexualiteit en huwelijk’. In: Kerk en Theologie 52 (2001), (281-284) 282. Vgl. ook Thatcher, Adrian; Living Together and Christian Ethics, Cambridge University Press: Cambridge 2002, 62).
4 Waarschijnlijk per abuis noemen de auteurs Efeziërs 3 (D/T/V 2010: 18).
5 Deze stelling heb ik uitgebreid verdedigd in Schaeffer 2006 en Schaeffer 2008.

Literatuur
Banner, Michael (1999). “Who are my mother and my brothers?”: Marx, Bonhoeffer and Benedict and the redemption of the family. In: Banner, Michael; Christian Ethics and Contemporary Moral Problems. Cambridge University Press: Cambridge (225-251).
Banner, Michael (1999). Prolegomena to a dogmatic sexual ethic. In: Banner, Michael; Christian Ethics and Contemporary Moral Problems. Cambridge University Press: Cambridge (269-309).
Bayer, Oswald (1995). Die Ehe zwischen Freiheit und Gesetz. In: Bayer, Oswald; Freiheit als Antwort. Zur theologischen Ethik. Tübingen (224-246).
Bayer, Oswald (1988). Zeit zur Antwort. Ehe als freie Lebensform, Elternschaft und Beruf. In: Bayer, Oswald (Hg.) Ehe: Zeit zur Antwort. Neukirchener Verlag: Neukirchen-Vluyn (12- 28)
Derks, M., Tromp, T., Vos, P. (2010). In de ban van de ring: over het huwelijk als dominant construct in seksegerelateerde kwesties. Radix 36(1), 2-21.
Hauerwas, Stanley (2010). Een robuuste kerk: De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving. Boekencentrum: Zoetermeer.
Knijff, H.W. de (1987). Venus aan de leiband: Europa’s erotische cultuur en Christelijke sexuele ethiek. Kok: Kampen.
Schaeffer, Hans (2006). Createdness and Ethics: The Doctrine of Creation and Theological Ethics in the Theology of Colin E. Gunton and Oswald Bayer. Walter de Gruyter: Berlin/New York.
Schaeffer, Hans (2006). Trouwen - als je vrijheid je lief is: Over huwelijk en schepping. Van Wijnen: Franeker.
Velema-Drent, Gerry (2005). Echtgenoten: Praten over seksualiteit. Kampen: Kok
Wagenaar, Piet (red.) (2006). Samen genieten: Gids voor groei in je seksuele relatie. Zoetermeer: Boekencentrum.
Wannenwetsch, Bernd (2000). Wovon handelt die “materielle Ethik”? Oder: warum die Ethik der elementaren Lebensformen (“Stände”) einer “Bereichsethik” vorzuziehen ist: Oswald Bayer zum sechzigsten Geburtstag. In: Fritzsche, A. (Hg.); Kirche(n) und Gesellschaft [Ökumenische Sozialethik 3]. München: Bernward bei Don Bosco (95-136)
Wannenwetsch, Bernd (1993). Die Freiheit der Ehe. Das Zusammenleben von Frau und Mann in der Wahrnehmung evangelischer Ethik [Evangelium und Ethik Bd. 2]. Neukirchener Verlag: Neukirchen-Vluyn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Radix | 90 Pagina's

Het huwelijk - romantisch construct of door God gegeven levensvorm

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Radix | 90 Pagina's