Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De economische crisis: Een kritisch Calvinistisch perspectief op het kapitalisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De economische crisis: Een kritisch Calvinistisch perspectief op het kapitalisme

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract De economische crisis is een crisis van het kapitalisme. Via de Weber-hypothese is er een lijn met Calvijn als wegbereider van het kapitalisme. Dat roept de vraag op of er een verband is tussen de economische principes van Calvijn en het ontstaan van de crisis. Bestudering van Calvijn laat evenwel zien dat het huidige kapitalisme op veel punten afwijkt van de principes die Calvijn voorstond.

Calvijn, kapitalisme, kredietcrisis

Inleiding

Wij zouden het haast vergeten, maar de kredietcrisis is ontstaan in de Verenigde Staten. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor de Amerikaanse overheid. De Amerikaanse hypotheekgiganten Fannie Mae en Freddie Mac stonden aan de wieg van de crisis en genoten omvangrijke staatssteun. Risico’s werden wel onderkend, maar deze risico’s werden doorgeschoven naar andere marktpartijen door gebruik van ingewikkelde samengestelde pakketten. Door de complexiteit van deze financiële producten verdween de transparantie. De producten werden te hoog gewaardeerd door ratingbureaus en vonden gretig aftrek bij andere financiële instellingen wereldwijd, die onder druk van aandeelhouders en gestimuleerd door bonussen voor de kortetermijnwinst gingen.

Wij weten hoe het verder ging. De huizenmarkt sloeg om. Veel huizenbezitters konden hun hypotheek niet meer betalen. De complexe financiële producten werden waardeloos. Het onderlinge vertrouwen tussen banken stokte en zij kwamen daardoor in grote liquiditeitsproblemen. Fortis ging in één weekend failliet. Heel snel ontstonden spillover-effecten naar de reële economie. Investeringen en export daalden. Aandelenkoersen zakten in. Werkloosheid steeg. Overheden probeerden het tij te keren door een Keynesiaans beleid van stimulering. Dat lukte wel, maar de overheidsschulden liepen hard op. Ruime geldpolitiek om de banken op te vijzelen leidden tot onvoorstelbaar lage rente. De pensioenfondsen kwamen in de problemen. In 2011 kwam er een nieuwe dimensie: de dreiging van failliete banken verplaatste zich en raakte verbonden met de dreiging van failliete staten. Een voorbeeld is België: door daling van de waarde van overheidspapier kwam Dexia in de problemen. Maar als de Belgische en Franse overheid de klap willen opvangen, dreigt weer een afwaardering van hun schuldpapier. De divergentie binnen Europa zet de Euro onder druk en noodzaakt tot harde bezuinigingen, waarvan de effecten nog moeten blijken.

Het ontstaan van de crisis en het verloop ervan heeft te maken met het Angelsaksische model van het kapitalisme dat de economische orde in de Verenigde Staten kenmerkt en door de globalisering steeds dominanter is geworden, ook in Europa. Dit model kenmerkt zich door vrije marktwerking met zo min mogelijk overheidsinterventie. De primaire taak van de overheid is de bescherming van privaat eigendom. Er is een sterke oriëntatie op aandeelhouderswaarde en het beloningsbeleid maakt gebruik van bonussen om het belang van managers af te stemmen op dat van de aandeelhouders. Het Angelsaksische model is geïnspireerd door de neoliberale ideologie van economen als Friedrich Hayek en Milton Friedman. Een belangrijke inspiratiebron van deze ideologie is ook de filosofie van het objectivisme van Ayn Rand, auteur van het boek Atlas Shrugged (1957). In deze filosofie wordt alleen het welbegrepen eigenbelang als rationeel gezien en als de hoeksteen van een gezonde samenleving. Medelijden of altruïsme is een ondeugd. Leef nooit voor een ander en vraag de ander nooit voor jou te leven, is de gedachte die haar boek doortrekt. Daarmee heeft het huidige kapitalisme in de Verenigde Staten een duidelijke antichristelijke voedingsbodem. Via Alan Greenspan, een fervent aanhanger van Ayn Rand - hij heeft zelfs meegeschreven aan haar boek – heeft deze ideologie zich vertaald in economisch beleid.

Maar zijn er ook geen calvinistische wortels aan te wijzen voor deze vorm van kapitalisme? Immers, de bekende hypothese van Max Weber in zijn Die protestantische Ethik und die Geist des Kapitalismus (1904) stelt dat de oorsprong van de geest van het kapitalisme in de reformatie ligt. Vanwege de leer van de dubbele predestinatie van Calvijn zochten mensen naar tekenen dat zij behoorden tot de uitverkorenen en werelds succes werd daarvoor de maatstaf. Dat motiveerde tot een seculiere roeping om geld te verdienen. Als voorbeeld noemt Weber onder andere Richard Baxter die beweerde: “If God shows you a way in which you may lawfully get more than in another way… if you refuse this and choose the less gainful way, you cross one of the ends of your calling, and you refuse to be God’s steward… you may labor to be rich for God, but not for the flesh and sin” (Baxter 1838: 377). Volgens Weber leidde dat tot een levensstijl van hard werken in combinatie met soberheid, waardoor accumulatie van kapitaal ontstond. Modern historisch onderzoek beschouwt deze these echter als achterhaald. Bovendien geldt de these niet zozeer Johannes Calvijn, maar vooral het latere puritanisme, zo stelt ook Weber.


Calvijn heeft zeker bijgedragen aan de legitimatie van het kapitalisme


Toch heeft Calvijn zeker bijgedragen aan de legitimatie van het kapitalisme. Dat maakt het interessant om na te gaan of er een verband is tussen de economische principes die Calvijn hanteerde en de ontsporing van de huidige economie door de kredietcrisis. De inhoud van dit artikel is verder als volgt. Eerst zet ik Calvijns principes uiteen: een tweetal theologische principes en een zevental ethische principes. Daarna confronteer ik deze met de kredietcrisis. Daaruit zal blijken dat de principes die Calvijn voorstond juist een belangrijk arsenaal bieden om het huidige kapitalisme kritisch te evalueren en aanzetten te geven voor een herijking. Ik sluit af met enkele implicaties voor de institutionele ordening van de economie.

Theologische principes van Calvijn

In de theologie van Calvijn staan geloof en genade centraal. Ook in zijn visie op economie werkt dit door. In zijn commentaar op Mattheus 6:11 lezen wij: “We are taught to acknowledge that everything we seem to acquire through our own effort proceeds from Him”.1 Het leven is een gave van God. Niemand kan een recht claimen op beloning, want alles is door God geschapen en wordt door Hem onderhouden. Zelfs de eenvoudigste taken, zoals het verwijderen van een email, kunnen wij niet uitvoeren zonder Gods genade. Dat betekent dat elke beloning met een dankbaar en nederig hart aan God aanvaard moet worden.

Aan dit principe van genade kunnen wij toevoegen het principe van geloof. In het economisch systeem is geld het middel om over anderen te beschikken. Je zou het als een vorm van gestolde vrijheid kunnen zien. Maar Calvijn laat zien dat wij ook hierin volledig afhankelijk zijn. Wij moeten ons vertrouwen op God stellen en zelfs bereid zijn ons bezit op te geven als God dat vraagt. Het materiële is uiteindelijk van veel minder groot belang voor het menselijk welzijn dan het geestelijke.

Calvijn legitimeert kapitalisme

In zijn commentaren waarbij economie aan de orde komt, hanteert Calvijn verschillende ethische principes. Ik benoem er zeven. Sommige daarvan bieden steun aan het kapitalisme, zoals dat zich na Calvijn ontwikkeld heeft; anderen vormen daar weer juist een correctie op. Ik illustreer elk met een aantal citaten, waarbij het boek van André Biéler, Calvin’s Economic and Social Tought (2005), heel behulpzaam is geweest.

Allereerst het principe van wat ik zelf noem ‘kapitalistische rechtvaardigheid’. Dit betekent dat men beloond moet worden voor de bijdrage die men levert aan de welvaart van anderen. Dit wordt bepaald door inspanning en productiviteit. Nu zult u denken: is dit principe niet strijdig met het principe van genade? Maar voor Calvijn sluiten beide elkaar niet uit. Want een rechtvaardig loon dat de inspanning en de vaardigheid van de arbeider weerspiegelt is wat God de arbeider geeft om in zijn levensonderhoud te voorzien.2

Dit principe geldt ook voor het kapitaalverkeer. Calvijn was de eerste belangrijke theoloog die het vragen van rente over een lening legitimeerde. De reden is dat kapitaal het inkomen van degene die dit leent verhoogt, bijvoorbeeld doordat men hierdoor een machine kan financieren. Daarom is het rechtvaardig dat degene die dit kapitaal ter beschikking stelt een compensatie krijgt en meeprofiteert van de extra inkomsten die zijn lening mogelijk maakt.3

Ook het tweede principe, respect voor privaat eigendom, ligt ten grondslag aan het kapitalisme. Wederom kan men zich afvragen hoe dit zich verhoudt tot het principe van genade. Echter, zoals opgemerkt stelt Calvijn dat God een ieder beloont naar inspanning en vaardigheid. Het eigendom dat kan worden vermeerderd door inkomen beschouwt Calvijn daarom als een uitdrukking van Gods soevereine wil, zoals weergegeven in dit citaat uit de Institutie: “Want men moet dit bedenken, dat aan een ieder te beurt gevallen is, wat hij bezit, niet door een toevallig lot, maar door de uitdeling van de opperste Heer van alle dingen” (Calvijn 1949: bk. 2, h. 8, p. 45). Kapitalistische rechtvaardigheid en respect voor privaat eigendom impliceert ook de deugd van eerlijkheid. Want, zoals Calvijn stelt in zijn kritiek op de libertijnen, oneerlijkheid in handel betekent dat men het eigendom van een ander zich ten onrechte toe-eigent.

Het vierde principe waar Calvijn opvallend vaak naar verwijst in zijn teksten over economie is het principe van reciprociteit, oftewel de gouden regel uit Lucas 6:31. Dit aloude ethische principe, dat overeenkomsten vertoont met de categorische imperatief van Kant, biedt een meer fundamentele verdediging voor de al eerder genoemde principes van kapitalistische rechtvaardigheid, respect van eigendom en eerlijkheid. Calvijn gebruikt het bijvoorbeeld om te beargumenteren dat een fair loon in verhouding moet staan tot de inspanning. Ook inzake het lenen van geld refereert hij naar de gouden regel. Bijvoorbeeld in een brief aan Clause de Sachin, als hij beweert dat wij geen condities aan een lening moeten verbinden die wij zelf ook niet zouden willen accepteren als wij geld lenen. Even zo goed is het van toepassing op het respect van privaat eigendom en eerlijkheid. Niemand wenst bedrogen te worden door anderen. Dit principe kan dus ook gebruikt worden voor de legitimatie van het kapitalisme, maar ook voor de noodzakelijke correcties daarop.

Ook het laatste principe van matigheid versterkt het kapitalisme, tenminste zoals Weber dat opvat. Volgens Calvijn dient een christen matig te leven. In zijn commentaar op Amos 6:4 verwerpt hij buitensporige luxe. Wij moeten tevreden zijn met de noodzakelijke middelen. Calvijn gaat echter niet zover alle genot van materiële consumptie uit te sluiten. Gods gaven in de schepping dienen het welzijn van mensen en mensen die dit verachten vervreemden zich van hun geschapen natuur.

Maar pleit ook voor correctie

Naast deze principes die het kapitalisme steunen, benadrukt Calvijn ook nog andere principes die juist een correctie vormen op het vrije kapitalisme

Allereerst de verantwoordelijkheid van rijken tegenover de armen. Weber stelt dat het calvinisme steun aan armen verwerpt. Van Calvijn kan dat echter niet worden gezegd. Hij benadrukt de verantwoordelijkheid van rijken tegenover de armen. Bij leningen verwerpt hij het vragen van rente als het een lening aan armen betreft. Hier acht hij het Bijbelse renteverbod nog steeds van toepassing. Dit is niet enkel een zaak van barmhartigheid, maar ook van rechtvaardigheid. Calvijn was daarom voorstander van publiek gefinancierde scholing en gezondheidszorg. Ook hier is de gouden regel van Lucas 6: 31 van toepassing: ook wijzelf zouden op een soortgelijke manier behandeld willen worden als wij arm zouden zijn. Pas als wij aan die plicht hebben voldaan, kunnen wij ons geld ook tegen rente uitzetten. Hier impliceert de gouden regel dus een correctie op de vrije markt.

Terwijl barmhartigheid hulp aan de armen betreft, is het principe van dienst aan de gemeenschap breder. Het houdt in dat ons economisch handelen dienstbaar moet zijn aan de gehele gemeenschap. Calvijn past dit bijvoorbeeld toe op de beroepskeuze, maar ook op het uitlenen van geld.

Ik eindig dit overzicht met de opmerking dat de principes die Calvijn onderschrijft dicht bij de Bijbel staan. Calvijn ontwikkelt zijn economische ethiek in nauw verband met Bijbelteksten. Niet dat hij vasthoudt aan de letter; integendeel, hij betrekt ook de maatschappelijke context waarin de Bijbeltekst is ontstaan. Dat betekent ook dat de genoemde principes niet exclusief calvinistisch zijn, maar ook algemeen christelijk.

Kapitalistische principes onvoldoende gerespecteerd

In het vervolg wil ik deze principes gebruiken voor een analyse van de kredietcrisis. Wat ging er fout als gevolg van verwaarlozing van deze principes? Het antwoord op deze vraag helpt ons om de implicaties van Calvijns principes voor de huidige economische orde te bepalen. Als wij deze principes vertalen naar de hedendaagse economie, komen wij tot de verrassende ontdekking dat niet de principes van Calvijn die het kapitalisme legitimeren, maar juist de verwaarlozing daarvan geleid hebben tot de crisis. Allereerst is er weinig fantasie nodig om te zien dat in de aanloop van de crisis niet is voldaan aan het principe van kapitalistische rechtvaardigheid. Het bonusbeleid heeft bankiers aangezet tot transacties die op korte termijn wel winstgevend waren, maar op lange termijn grote schade hebben aangericht, ook aan aandeelhouders. Hun beloning staat dus in geen verhouding tot de bijdrage aan de algemene welvaart, noch tot het bedrijfssucces. Helaas lijkt deze praktijk hardnekkig. In maart 2011 reageerde het parlement nog geschokt op de beloningsvoorstellen bij ING. De indruk bestaat dat de bankcode die de Vereniging van Nederlands Banken in 2010 introduceerde onvolledig wordt toegepast. In het Verenigd Koninkrijk leidde de bekendmaking dat het vijftallig topmanagement van de RBS beloond werd met 24 miljoen euro eveneens tot sociaal protest. In de VS verdienden de top van 25 banken 95 miljard euro. Elke verhouding met de grote schade die het bankwezen aan de samenleving heeft berokkend lijkt zoek. Angelique Paulissen, in 2011 verkozen tot MKB-onderneemster van het jaar en voorheen werkzaam in de dealing rooms van ABN AMRO, stelt dat bankiers geen idee hebben van wat een eerlijk loon is.4


Verwaarlozing van Calvijns principes heeft geleid tot de economische crisis


Er is weinig bewijs dat grootschalig stelen de crisis heeft veroorzaakt. Een voorbeeld dat het dichtste een volstrekt disrespect voor het eigendom van anderen nadert is Bernard Madoff, die 50 miljard van anderen in rook liet opgaan. Maar Madoff is niet zozeer oorzaak, als wel gevolg van de crisis. Toen de financieringsstromen stokten, vielen mensen als Madoff als rotte appels uit de boom.

Maar disrespect voor het eigendom van anderen leidde wel op een meer subtiele manier tot het disfunctioneren van banken. De maatschappelijke functie van banken is dat zij een intermediair vormen tussen vragers en aanbieders van kapitaal en zorgen voor een afstemming van behoeften aan risico. De inschatting van risico’s had evenwel weinig prioriteit, deels omdat weinig mensen de risico’s echt begrepen. Dat betekent dat banken eigenlijk gokten met het geld van anderen. Het motief daartoe was zoveel mogelijk winst te maken ten behoeve van de aandeelhouders en de eigen bonus. De balans in de belangen van de verschillende stakeholders werd hierdoor verstoord. Dit getuigt van disrespect van de belangen van de spaarders die hun geld aan de banken hadden toevertrouwd.

Eerlijkheid of sociaal kapitaal is van groot belang voor economische groei, zo weten wij uit economisch onderzoek. Over het algemeen genomen heb ik niet de indruk dat grootschalige misleiding de oorzaak is geweest van de crisis. Toch zijn er wel voorbeelden. Zo is Goldman Sachs ervan beschuldigd dat het producten verkocht aan de Duitse IKB Bank en aan ABN AMRO, terwijl zij verzweeg dat deze waren geconstrueerd door John Paulson, die speculeerde op daling van de waarde ervan. IKB en ABN AMRO werden in de waan gelaten dat de betrouwbare verzekeraar ACA het product had samengesteld. Het eindresultaat was een verlies van 1 miljard dollar voor IKB Bank en ABN AMRO. Een tegenvoorbeeld is J.P. Morgan, die lange tijd er vanaf zag om in dit soort producten te handelen, omdat men de indruk had dat de risico’s door anderen niet goed begrepen werden. Dat getuigt van een integere organisatiecultuur, waarin transparantie een belangrijke waarde is.5

Aan de andere kant blijft integriteit een aangelegen punt voor de financiële sector. Zo stelt Angelique Paulissen in haar interview hoe verbaasd zij was hoe succesvol ABN AMRO was in het verborgen houden van de kosten die klanten moesten betalen voor hun diensten. Of denk eens aan de woekerpolissen. Het vertrouwen in de financiële sector is daarom laag. Een recent onderzoek van Motivaction and Sustainable Lab laat zien dat maar 14% van de Nederlandse bevolking bankiers op hun woord vertrouwt, tegen 75% voor artsen, onderwijzers en rechters.6 Dat onmatigheid een grote rol heeft gespeeld in de crisis behoeft weinig toelichting. Dat blijkt wel uit de hoge schulden, niet alleen op macroniveau bij overheden, maar ook op microniveau. Aangezien het hier gaat om de rijkste landen in de wereld, laat dit zien dat de Westerse levensstijl buitensporig materialistisch is. Dit verklaart waarom de crisis zo hard heeft kunnen toeslaan. Economen als Nouriel Roubine voorspellen dat dit in 2013 tot een volledige instorting van de economie zal leiden.7 Er zijn investeerders die hierop speculeren om zo fors te verdienen aan het leed van anderen.

De gouden regel met voeten getreden

Gebrek aan reciprociteit is wel een aanwijsbare oorzaak. Neem bijvoorbeeld de grote disbalans tussen de inkomens die door bankiers zijn verdiend en het doorschuiven van de lasten naar de bevolking. Als investeringsmanagers in het bankwezen meer door de ogen van de politieagent of verpleegster naar zichzelf leren kijken, zouden zij toch moeten begrijpen waarom hun beloning niet in verhouding staat tot de maatschappelijke bijdrage die zij leveren.8

Ook nu voeren centrale banken een buitensporig ruim monetair beleid om de financiële sector te stabiliseren. Door de lage rente die banken hoeven te betalen, kunnen zij hun winst opvijzelen en via bonussen profiteren de bankiers daar weer van. De infatie die deze politiek op lange termijn genereert en de uitholling van spaargelden die daarmee gepaard gaat is een impliciete belasting voor de rest van de bevolking.

Dit voert mij tot een algemeen punt, namelijk dat het beleid momenteel vrijwel uitsluitend ingegeven wordt door consequentialistische redenen. Dat wil zeggen: alles wordt gedomineerd door het bestrijden van risico’s voor de algehele welvaart. Dat verhindert bijvoorbeeld een belasting op banken om hen mee te laten betalen aan de schade, terwijl de hele bevolking intussen wordt geconfronteerd met grootschalige bezuinigingen. Dit roept een geweldige spanning op met deontologische principes zoals rechtvaardigheid, wederkerigheid en democratische rechten. Banken maken dus eigenlijk misbruik van de onmisbare functie die zij hebben in de economie. Het gevolg is dat de aversie tegen banken groeit en het vertrouwen in de staat aangetast wordt.

Maar ook correcties functioneren niet meer

Je zou kunnen beweren dat de crisis juist is ontstaan door een teveel aan barmhartigheid. Immers beoogde de Amerikaanse overheid door het stimuleren van hypotheken aan arme gezinnen de toegang tot de woningmarkt te verbeteren. Maar als je erover doordenkt, dan is de achtergrond van dit beleid juist een gebrek aan solidariteit. Amerikanen zijn immers niet bereid om door middel van collectieve voorzieningen in de woningbehoeften van armen te voorzien. En dus probeerde de Amerikaanse overheid dit sociale probleem marktconform op te lossen. Maar deze oplossing bleek niet duurzaam en keerde uiteindelijk in haar tegendeel. Het pleidooi van Calvijn voor renteloze leningen moet daarom opnieuw vertaald worden in moderne vormen van inkomenssteun.

De neoliberale ideologie leert dat de vrije markt uiteindelijk de welvaart van allen het meeste dient. De onzichtbare hand laat op eigenbelang beluste economische actoren onbedoeld meewerken aan de welvaart van allen. Dit sluit aan bij de natuurlijke theologie van Adam Smith. Smith had er onvoldoende oog voor dat het eigenbelang ook heel destructief kan uitwerken. Het kwaad is bij Adam Smith alleen partieel en wordt uiteindelijk gebruikt voor het goede, overeenkomstig Gods voorzienigheid (Long 2011). Smith onderkent niet dat eigenliefde tot hardnekkig kwaad in de samenleving kan leiden dat niet gecorrigeerd wordt door onbedoelde gevolgen. Maar dit geloof is een utopie gebleken De legitimatie van het eigenbelang laat weinig ruimte voor zorg voor het belang van de klant. De zorgplicht voor de klant is schromelijk verwaarloosd en dit heeft geleid tot de ruime verstrekking van de ‘sub prime’-hypotheken, die aan de basis van de crisis ligt. Hoewel het primaat van de klant officieel beleden wordt in de bankcode en business principles van veel banken, laat de praktijk zien dat omzet en winst-targets weinig ruimte laten voor dit primaat.


Het pleidooi van Calvijn voor renteloze leningen moet opnieuw vertaald worden


De geestelijke basis verzwakt

Ik eindig dit deel van mijn artikel met de principes van genade en geloof. Ik denk dat deze principes licht werpen op de onderliggende geestesgesteldheid die heeft geleid tot de crisis. Waarom zijn bankiers zo gebeten op hoge bonussen dat zij hun professionele ethiek verwaarlozen?

Waarom zijn zij niet in staat om door de ogen van de ander naar zichzelf te kijken? Waarom maakt het rijke westen zulke hoge schulden en doen wij een beroep op China en Brazilië om ons bij te staan? Waarom zijn burgers in de Verenigde Staten zo fel tegen belastingheffing om sociale noden te ledigen? Waarom wordt de veel beleden zorg aan klanten toch altijd weer overruled door winst en omzettargets?

Zou dat niet te maken hebben met hoe wij in het leven staan? Dat wij vergeten hebben dat het leven een gave is van God? Dat wij alles ontvangen en dat wij dat niet krampachtig en koste wat het kost moeten zien vast te houden. Een vraag die dan wel blijft staan is waarom juist de Verenigde Staten, met zijn toch overwegend christelijke bevolking, zo ver is afkomen te staan van de principes van Calvijn.

Integratie van Calvijns principes in economisch leven op verschillende niveaus

De principes van Calvijn vragen om hervorming van ons kapitalistisch systeem. In het Angelsaksische model met zijn focus op aandeelhouderswaarde wordt van bankiers verwacht dat zij hebzuchtig zijn, is het niet voor henzelf dan wel voor de aandeelhouders. Wij kunnen het hen dan ook niet kwalijk nemen als zij zich zo gedragen. Volgens Bernard de Mandeville kunnen wij niet zonder die hebzucht. De kredietcrisis heeft aangetoond hoe gevaarlijk dit denken is. Het leidt tot een financiële sector die zich onvoldoende door ethische principes laat leiden, in een globaliserende wereld die ongrijpbaar lijkt, maar intussen wel indirect de agenda van de politiek bepaalt en in dienst stelt van haar eigen belang.

Dit moderne kapitalisme wijkt op belangrijke punten af van de waarden die daaraan ten grondslag hebben gelegen en door Calvijn verdedigd zijn. Inbedding van deze principes vereist een hervorming op verschillende niveaus. In eerdere artikelen heb ik aangegeven welke elementen onderdeel zouden kunnen zijn van zo’n hervorming van het kapitalistisch systeem (Graafland 2010; Graafland & Van de Ven 2011). Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor het bestuur van banken. Jonge bankiers moeten zich immers aanpassen aan de bestaande mores. Zonder veranderingen in het ondernemersbestuur en de organisatiecultuur zullen zij geen prikkel hebben om te veranderen. De belangrijkste les is dat de onderneming niet primair gefocust moet zijn op het kortetermijnbelang van aandeelhouders, maar meer op langetermijn-waardecreatie, niet alleen van aandeelhouders, maar ook van andere stakeholders en met name de klant. Als banken meer zorg dragen voor de belangen van klanten, zal het vertrouwen langzaam weer terug kunnen keren. Deze verschuiving vereist dat banken minder risico nemen en hun leverage verlagen. De heroriëntatie naar een bredere belangenafweging is ook bepleit door de Adviescommissie Toekomst Banken (2009). De voorstellen van deze commissie zijn verwerkt in de nieuwe bankcode van de Nederlandse Vereniging van Banken (2009). De maatregelen die de code vergt zijn velerlei en variëren van matiging van bonussen tot beter toezicht op de risico’s. Als banken deze code serieus nemen, zal de praktijk van het bankieren meer in overstemming zijn met de principes die Calvijn voorstond. Uiteindelijk zullen ook de aandeelhouders van financiële instellingen baat hebben bij de stabiliteit als gevolg van de maatregelen die in deze code vervat zijn. De speelruimte van individuele bedrijven wordt evenwel medebepaald door de marktomgeving. Er rust dus ook een taak op het maatschappelijk middenveld en beroepsorganisaties om de noodzakelijke cultuurverandering te coördineren. En de overheid is verantwoordelijk om de wetgeving hierop aan te passen (zie Graafland 2010).


Zonder noodzakelijke correcties zou de selfdestruction van het kapitalisme wel eens bewaarheid kunnen worden


Laten wij hopen dat de kredietcrisis bijdraagt aan de noodzakelijke correcties van het huidige kapitalisme. Anders zou de self-destruction these van Albert Hirschman (1982), dat het kapitalisme zijn eigen morele basis uitholt en daarmee zichzelf, wel eens bewaarheid kunnen worden.

Prof.dr. J.J. (Johan) Graafland is hoogleraar ‘economie, onderneming en ethiek’ aan de Universiteit van Tilburg. E. j.j.graafland@uvt.nl

Literatuur

Adviescommissie Toekomst Banken (2009). Naar herstel van vertrouwen.

Baxter, R. (1838). The Practical Works of Richard Baxter, vol. 1. London: George Virtue.

Biéler, A. (2005). Calvin’s Economic and Social Tought. Geneva: World Alliance of Reformed Churches / World Council of Churches.

Calvijn, J. (1949). Institutie of onderwijzing in de Christelijke godsdienst. Delft: Meinema.

Graafland, J.J. (2010). ‘Calvin’s restrictions on interest: Guidelines for the credit crisis.’ Journal of Business Ethics 96, 233-248.

Graafland, J.J., Van de Ven, B.W. (2011). ‘The credit crisis and the moral responsibility of profes sionals in finance.’ Journal of Business Ethics 103, 605-619.

Hirschman, A.O. (1982). ‘Rival interpretations of market society: Civilizing, destructive or feeble?’ Journal of Economic Literature 20, 1463-1484.

Long, B. (2011). ‘Adam Smith’s theodicy.’ In P. Oslington, (ed.). Adam Smith as Theologian. London: Routledge.

Nederlandse Vereniging van Banken (2009). Code Banken.

Rand, A. (1957). Atlas Shrugged. New York: Random House.

Weber, M. (2003). The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism. New York: Dover Publications.

1 Dit artikel is een bewerking van een lezing voor de jaarvergadering van de Stichting Christelijke Filosofie op 21 januari 2012 te Utrecht.

1 Calvin’s Commentaries, Mattheus 6:11

2 Preek over Deuteronomium 15:11-15, geciteerd door Biéler 2005: 368.

3 Calvijns commentaar op Exodus 22: 5

4 NRC Weekend, 24 & 25 december 2011, p. 12-13.

5 Overigens meldde de krant van 11 mei 2012 dat JP Morgan recentelijk een miljardenverlies heeft geleden met omstreden effectentransacties. De bank verdedigt zich met het argument dat de transacties bedoeld waren om risico’s af te dekken en niet om te speculeren. Maar dit wordt in twijfel getrokken, omdat de verliezen dan zouden moeten wegvallen tegen winsten elders in de bank. Het voorbeeld laat zien dat ook JP Morgan niet immuun is gebleven voor speculatiezucht die aan de basis van de kredietcrisis heeft gelegen. Dat dit zelfs bij JP Morgan gebeurt, is een gevaar voor het toch al zo broze vertrouwen in banken.

6 M. Lampert en A. Klamer, ‘Zou u een auto kopen?’, NRC Handelsblad, 14 december 2011, p. 14.

7

8 Voor andere voorbeelden, zie Graafland 2010.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Radix | 96 Pagina's

De economische crisis: Een kritisch Calvinistisch perspectief op het kapitalisme

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2012

Radix | 96 Pagina's