Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hugo de Groot is als Zweed gestorven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hugo de Groot is als Zweed gestorven

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hugo (Huig) de Groot (1583-1645) heeft in de Nederlandse geschiedenisboeken vooral bekendheid gekregen door zijn samenspannen met Johan van Oldenbarneveldt, zijn arrestatie en gedwongen verblijft in het Slot Loevestein, bij Woudrichem en vooral zijn ontsnapping uit het slot in een boekenkist. Maar daarbij is het dan ook wel gebleven. Verder heeft hij bij ingewijden enige naam als deskundige historicus, taalgeleerde, rechtsgeleerde en dichter. Maar dat deze Nederlander ook ambassadeur is geweest van Zweden aan het Franse hof is geweest, staat niet in de genoemde boeken.

Op een verzamelpunt voor rommelmarktartikelen vond ik het boek Huigh de Groot door W.J. M. van Eysinga, uit 1945, een bijzondere vondst. Het is een uitgave van de Vereeniging voor de uitgave van Grotius en verscheen ter gelegenheid van de driehonderdste sterfdag van Hugo de Groot. Algemeen bekend is het verhaal van De Groots ontsnapping in de boekenkist uit Slot Loevestein. Misschien is zijn vlucht via Antwerpen naar Parijs ook wel bekend, maar dan houdt de geschiedenisvertelling toch eigenlijk wel op. Ter plekke begon ik in het boekje te lezen. Na de vlucht naar Parijs trok De Groot zich allerminst terug uit het publieke leven. Uiteindelijk is hij ambassadeur van de Zweedse koning in Parijs geworden. Een van de grootste Nederlanders aller tijden is als Zweed gestorven. Hij was te tolerant om in Nederland te mogen verblijven. In historisch perspectief gezien is dit meer dan opmerkelijk. Ziet Nederland zichzelf vandaag de dag niet als een soort gidsland op het gebied van tolerantie? Een tolerantie die welhaast in een tirannie dreigt door te slaan (denk bij voorbeeld aan de kwestie van het vrouwenlidmaatschap van de SGP)? Het leven van Hugo de Groot laat zien dat Nederland op het gebied van tolerantie en intolerantie zich toen (net als nu) geen raad wist. Aan de hand van het boekje van Eysinga geef ik hieronder een kort overzicht van het leven van Hugo de Groot, met hier en daar eigen invalshoeken en ingevingen.

De periode 1583 – 1607
Hugo de Groot werd op 10 april 1583 te Delft geboren. Zijn vader was aanvankelijk lid van het Delftse stadsbestuur, en later burgemeester van deze stad. Hugo de Groot is zijn leven lang er trots op geweest dat Delft zijn vaderstad was. Op 6 januari 1629 schrijft De Groot in een brief aan een vriend over de verovering van de Spaanse zilvervloot door Piet Hein. Daarbij merkt De Groot fijntjes op dat Piet Hein afkomstig was uit Delfshaven, dat toen bij Delft hoorde. Het was in de 16e en 17e eeuw bijzonder om afkomstig te zijn uit Delft. Een stad met rijke historie, met allure en met nauwe banden met het Oranjehuis. Hugo wordt op 3 augustus 1594 ingeschreven bij de Leidse Academie. De jonge student valt op door zijn intellectuele begaafdheden op velerlei terrein. Taalkunde, geschiedenis en rechtswetenschap zijn zijn specialiteiten, terwijl later de theologie er ook bijkomt. Twee Franse hoogleraren hebben veel invloed op De Groot: Franciscus Junius (1545 - 1602) en Josephus Justus Scaliger (1540- 1609). Door Junius wordt De Groot aanhanger van een vroom, maar ondogmatisch christendom, dat gericht is op hereniging van de verschillende christelijke kerken. Onder leiding van Scaliger komt De Groot met een uitgave van Martianus Capella’s vijfde-eeuwse encyclopedie der wetenschappen. Door deze uitgave krijgt De Groot internationale bekendheid. Mede door de Franse hoogleraren van de Leidse universiteit krijgt De Groot in Frankrijk contacten. In 1598 wordt vanuit de Zeven Provinciën een diplomatieke reis naar Frankrijk ondernomen onder leiding Johan van Oldenbarnevelt. Deze nodigt De Groot mede vanwege zijn Franse contacten uit om met hem mee te gaan.

Prins Maurits
Het doel van de missie is te voorkomen dat Frankrijk voortijdig vrede met Spanje sluit, zonder Nederland. Deze reis heeft tot gevolg dat Van Oldenbarnevelt en De Groot elkaars grootheid en bekwaamheid uitermate waarderen. Tijdens deze reis, op 5 mei 1598, wordt De Groot doctor in de rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Orleans. Enige maanden na deze reis - in 1599 - wordt De Groot beëdigd als advocaat in Den Haag. Hij vestigt zich in deze stad en woont eerst een tijd bij ds. Johannes Uytenbogaert (1557-1644) in huis. In 1604 vraagt Prins Maurits hem om advies inzake een geschil met de bisschop van Münster over een grondkwestie, waarvan de wortels enkele eeuwen teruggingen. Uit de Haagse tijd stamt ook de vriendschap met Daniël Heinsius (1580-1655), een geleerde uit Gent, met wie hij briefwisselingen voert. Later is deze vriendschap bekoeld, onder andere door wat minder plezierige eigenschappen van de kant van Heinsius. Heinsius zou later de secretaris van de Dordtse Synode worden en de zijde van de Contra-Remonstranten kiezen, terwijl De Groot aan de kant van de Remonstranten staat (n.b. Heinsius staat op de voorplat van dit maandblad afgebeeld. Het is de man aan de kleine tafel links achterin; op zijn tafeltje staat een ganzenveer in een houder). Prins Maurits en Hugo de Groot hebben in Den Haag een gemeenschappelijke kennis: Simon Stevin, de bekende ingenieur en uitvinder. Stevin vindt in het begin van de 17e eeuw de zeilwagen uit: een houten geraamte op vier wielen met een groot zeil er op. Over het strand van Scheveningen rijdt Stevin met zijn vervoermiddel met grote snelheid rond. Maurits en De Groot zijn soms zijn passagiers! In de Haagse periode wordt door Hugo de Groot de basis gelegd voor twee van zijn grote werken op het gebied van rechtsgeleerdheid: 1. Over de zeden en de inborst der Atheners, Romeinen en Hollanders. 2. Over het recht van Oorlog en Vrede. Grotius (de Latijnse naam van De Groot) is tegelijkertijd historicus, taalgeleerde en rechtsgeleerde. De Staten van Holland dragen hem in 1601 op om de geschiedenis te schrijven van de Nederlandse gewesten vanaf het jaar 1555 (de instelling van de Raad van Beroerten). Dit wordt de Annales et Historiae de Rebus Belgicis, waarin de Nederlandse geschiedenis vanaf 1555 tot aan 1609 (het begin van het Twaalfjarig Bestand) is beschreven. Tientallen jaren blijft Grotius dit boek bijwerken en verfijnen. Daarbij heeft hij de schrijfstijl van Tacitus voor ogen. Ook is De Groot dichter. Om met historicus Fruin te spreken: Hugo de Groot is iemand van ‘allesomvattende geleerdheid’.

De periode 1607-1619
In het begin van de periode 1607-1619 treedt Hugo de Groot in rechtstreekse dienst van de toenmalige Nederlandse staat. Eind 1607 wordt hij benoemd als advocaat-fiscaal aan het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland. Deze functie omvat twee belangrijke taken. De eerste taak is een strafrechtelijke. Dit moet voor Hugo tot gemengde gevoelens hebben geleid. Want door deze taak is hij onder meer verplicht om bij ondervragingen op de pijnbank als toehoorder aanwezig te zijn. De tweede belangrijke taak is te waken over de staats- en eigendomsrechten van Holland. Door zijn benoeming tot advocaat-fiscaal wordt hij eigenlijk dé jurist van de Unie van Utrecht. Ook komt hij nu in aanraking met zaken van het toenmalige Indië. Zo raakt hij betrokken bij de Verenigde Oostindische Compagnie. In deze periode maakt hij vele binnen- en buitenlandse reizen; zijn standplaats blijft echter Den Haag. Op 17 juli 1608 huwt hij met Marie Reigersberch. Haar vader is burgemeester van Veere. Zij is geboren in 1589 in Boulogne. De genoemde Heinsius is bij de bruiloft aanwezig. Met raad en daad heeft Marie haar man voortdurend bijgestaan. Zij zou later de architect en feitelijke uitvoerder zijn van het legendarische plan om haar man uit Slot Loevestein te bevrijden middels een boekenkist. In de periode na hun trouwen schrijven Marie en Hugo elkaar regelmatig, omdat Hugo veel op reis is. Een van deze brieven van Marie aan haar echtgenoot heeft Eysinga geheel afgedrukt in zijn boek. De inhoud is te mooi om over te slaan:

Alderliefste.
Ick hebbe UL. drie brieven ontfangen, maer liever hade ick UL. alleen. Ick ben tot noch toe wel te passe gheweest, maer soude nu wel sieck beginnen te werden door UL. lanck uutblyven, alsoo het my seere verdriet ende den tijt my zeer lanck valt. Ick en weet UL. niet nieus te schriven, alsoo ick niemant en hebbe die my wat tuis brent. Ick sende UL. eenen brief van monsieur Kaseboon die hier eenige dagen geweest heeft. Monsieur Tiodati is hier geweest ende heeft hier een boucken gelaten, om aen UL. te geven, maer ick en sende het UL. niet, alsoo het UL. te eer tuis sal doen commen. Juffrouw Van Doorp is tot der doet toe sieck. Mijn moeder doet u zeer groeten, ende ick bidde u compt toch soo hast als het mogelijkck is. Hiermede eindigende, sal Godt bidden, alderliefste, UL. in goede gesontheyt te willen sparen. Uut den Hage desen XV. UL. dienstwillige huisvrou Marie Reigersberch
.
Zonder twijfel is hun huwelijk bijzonder gelukkig geweest. Zij kregen in totaal vier zoons en drie dochters.

Buitenlandse politiek
De Groot wordt in 1612 ook pensionaris van Rotterdam. Deze functie bekleedt hij naast zijn functie van advocaat-fiscaal. In 1613 wordt Hugo de Groot ook actief in de buitenlandse politiek. Tussen Engeland en de Republiek komen toenemende spanningen op over de zeevaart op - en de handel in- Indië. Hugo de Groot is een verdediger van het beginsel van de vrije zee (‘maris liberi’). Dat wil zeggen dat naar zijn mening geen enkel land wat betreft de scheepvaart een monopoliepositie mag innemen. Anders ligt het met de handel van specerijen in de Indische Archipel zelf. Nederland beschermt de eilanden; daartegenover staat het beginsel dat de specerijen worden verkocht aan Nederland, en niet aan andere landen. Hugo de Groot verdedigt dit stelsel. Er vertrekt een gezantschap naar Londen om over deze kwestie te onderhandelen. De VOC (Verenigde Oostindische Compagnie) vraagt De Groot om mee te gaan. Het geschil komt niet tot een oplossing. Later worden de besprekingen in Nederland voortgezet, zonder veel resultaat. In deze periode gaan de toenemende binnenlandse kerkelijke spanningen in ons land tussen de Contra-Remonstranten en Remonstranten de bestuurlijke loopbaan van Hugo de Groot langzaam maar zeker overschaduwen. De Groot staat voor een vroom, ondogmatisch christendom, en is gericht op hereniging van de verschillende kerken. Hij is – zoals al geschreven - in zijn denken sterk beïnvloed door de hoogleraar Junius.

Zeggenschap
Daarnaast heeft De Groot een internationaal blikveld. Hij ziet hoe in Duitsland en in Engeland de landsvorsten hun invloed in de kerk behouden. Dat is in die tijd een algemeen Europees verschijnsel. Vanuit dit perspectief vindt Hugo, samen met raadspensionaris Oldenbarnevelt, dat ook in Nederland de staat zeggenschap in kerkelijke aangelegenheden moet blijven houden. Dat lijkt voor die tijd vanzelfsprekend en is vanuit historisch perspectief goed verklaarbaar. Maar met name de Contra- Remonstranten dringen aan op een autonome kerk. Doordat het gezag van de Staten van Holland in kerkelijke zaken in twijfel wordt getrokken, wordt een leerstellig geschil een staatsrechtelijke kwestie. Deze kwestie is er niet ineens, maar ontstaat langzamerhand. In dit proces gaat het wantrouwen een eigen plaats innemen, waardoor het uiteindelijk zover komt dat de Republiek het begin van een burgeroorlog nadert (de Scherpe Resolutie van 1617). Maurits grijpt in door de stedelijke legers (de waardgelders) af te schaffen. Deze waardgelders kunnen ondermeer bijeenkomsten van de Contra- Remonstranten tegenhouden. De houding van de waardgeleders verschilt per stad, afhankelijk van de standpunten van de burgermeesteren, de vroedschap, de schout en de schepenen. Uiteindelijk leidt het ingrijpen van Maurits ertoe dat in augustus 1618 Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets (1561-1625) uit Leiden worden gevangen genomen. Tot aan mei 1619 (dus gedurende de gehele tijd van de Dordtse Synode) zitten ze in voorarrest op het Binnenhof in den Haag.

De periode 1619-1634
In 1619 benoemen de Staten-Generaal een college van 24 rechters om Oldenbarnevelt, Hogerbeets en De Groot te berechten. De instelling van dit college van rechters valt volgens deskundigen van het recht volledig buiten de reguliere rechtsorde. Het is dan ook een schijnproces. Oldenbarnevelt wordt ter dood veroordeeld en in mei 1619 op het Binnenhof door onthoofding terechtgesteld. De Groot en Hogerbeets krijgen ‘eeuwige gevangenisstraf”. Men heeft geprobeerd om hen alle drie te (laten) veroordelen wegens landverraad, maar dat lukt toch niet. Ze worden uiteindelijk veroordeeld wegens ‘inbreuken op de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen’. Een weinig zeggende frase. Het proces zit vol met intriges, leugens en verdachtmakingen. De periode van 1619 tot 22 maart 1621, de tijd van De Groot op Loevestein, doet denken aan de tijd van Maarten Luther op de Wartburg. De reden van hun afzondering is volkomen verschillend, maar er is ook een sterke overeenkomst. Beiden ontplooien een zeer grote geestkracht en beiden zijn met hun pen zeer produktief. Op het terrein van de vroomheid ontstaat op Loevestein onder andere De Groots grote leerdicht Bewijs van den waren Godsdienst, dat later veel wordt gelezen. Op juridisch gebied schrijft Hugozijn Inleidinghe tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid. Hugo de Groot heeft een kring van familieleden en vrienden die hem tijdens zijn gevangenschap steunen. Een broer van zijn echtgenote, Nicolaas Reigersberch, richt zich schriftelijk tot de Staten- Generaal om de huishoudelijke zaken goed te regelen. Er moet in het slot Loevestein frisse lucht komen. Bovendien is er een houten vloer tegen de kou nodig. Er is heel wat onderhandelingstalent vereist om de Staten-Generaal op dit gebied tot enige souplesse te brengen.

Twaalfjarig Bestand
In april 1621 loopt het Twaalfjarig Bestand af. Onder leiding van Marie de Groot - Reigersberch wordt kort daarvoor een zeer bijzondere actie ondernomen. Haar man mag een kist met boeken ontvangen, voor eigen studiegebruik. De kist gaat weer mee terug het schip in, met daarin in het diepste geheim: Hugo zelf! Iemand uit zijn kennissenkring escorteert de kist. De list slaagt volkomen, en binnen enkele weken verspreidt dit bericht zich over grote delen van Europa. Dat is nog eens iets! De aldus ontsnapte Grotius gaat eerst naar Antwerpen, een bekend oord voor de Remonstranten. Daar is hij enkele dagen in huis bij dominee Grevinchoven. Vanuit dit huis schrijft hij waardige brieven aan Maurits, aan prins Frederik Hendrik en aan de Staten-Generaal. Maar de tijd dringt. Op 9 april loopt het Bestand ten einde. Op 3 april zet Hugo koers naar Parijs. Hij arriveert daar tien dagen later. Daar breekt een bijzondere gelukkige periode voor hem aan. Zijn dichtkunst bloeit op. Hij kan gaan en staan waar hij wil. Hij is in Frankrijk bekend door zijn talrijke vroegere contacten. Zijn vrouw komt enige tijd later ook naar Parijs. Maar toch blijft De Groot zich Nederlander voelen. Enkele malen komt hij tijdelijk terug naar Holland. Hij hoopt dat ze hem weer zullen accepteren. Wat betreft Frederik Hendrik zal dat waarschijnlijk wel mogelijk zijn geweest, maar de Staten van Holland zijn niet te vermurwen. Hij moet verplicht Nederland weer uit. Hij reist verder door Europa en keert uiteindelijk terug naar Parijs.

De periode 1634-1645
Eind 1633 besluit De Groot ambassadeur te worden van Zweden in Parijs. In deze stad heeft hij contact gekregen met de Zweedse diplomatieke dienst. Zweden wil hem graag hebben, op grond van zijn brede staat van dienst op diplomatiek gebied. Als Zweeds ambassadeur in Frankrijk, werkend voor de Zweeds-Franse belangen tegen het Habsburgse huis, kan hij zo ook zijn oorspronkelijke vaderland dienen. Hij vergelijkt zichzelf hierin met de Bijbelse figuur Jozef, die als Egyptische onderkoning, in den vreemde, toch zijn God en het volk Israël kan dienen. Doordat De Groot zichzelf vergelijkt met Jozef, heeft hij er vrede mee in Zweedse staatsdienst te zijn en dus ook de Zweedse nationaliteit aan te nemen. Een van de grootste Nederlanders aller tijden is als Zweed gestorven. Bij mijn weten is dit welhaast volledig onbekend gebleven in de geschiedschrijving van Nederland. Hugo de Groot speelt vanaf 1635 tot aan zijn dood in 1645 een voorname diplomatieke rol in de Europese (buitenlandse) politiek. Er woedt volop oorlog in Europa. Zowel de 80-jarige oorlog als de 30-jarige oorlog waren beide tegelijkertijd in volle gang. Hugo de Groot speelt daarin zijn eigen rol. Hij doet dat als Zweed! De vrede van Munster en de vrede van Westfalen in 1648 heeft Grotius niet meer meegemaakt. Op 28 augustus 1645 overlijdt hij. Het bericht van zijn overlijden dringt al zeer spoedig in Nederland door. Vondel maakt daarvoor een gelegenheidsgedicht. Hij ziet de grootheid en betekenis van Hugo de Groot helemaal, getuige de slotwoorden van dat gedicht:

Daar d’ Afgunst, endlijk afgeronnen,
Zijn dood gebeente rust moet gonnen,
Die zij den levende nooit gaf.
Och kranke troost in zulk een jammer!
Men stell’, gelijk den Rotterdammer,
Een beeld den wijzen Delvenaar:
Men paar die grote nageburen,
Wier Faam alle eeuwen sal verduren.
Zo sta de Wijsheid op ’t altaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Hugo de Groot is als Zweed gestorven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's