Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOEZICHT ROND DE VIERING VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOEZICHT ROND DE VIERING VAN HET HEILIG AVONDMAAL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De bediening van het Avondmaal mag alleen plaats hebben onder toezicht van ouderlingen ” - art. 63 K.O.

Begrenzing

In de formulering van het hier ter sprake komende stukje van de ambtelijke praktijk ligt nadrukkelijk een begrenzing van het onderwerp. De verantwoordelijkheid van de ouderlingen - inclusief de dienaar des Woords als mede-oudste - is veel groter en de taak ten opzichte van het sacrament van het Heilig Avondmaal veel uitgebreider, dan hier bedoeld wordt. Zij hebben „te waken tegen elke ontheiliging van de sacramenten” (bevestigingsformulier). Er ligt dies een taak ten deze bij het huisbezoek zowel vóór als né het Heilig Avondmaal gedaan (art. 23 K.O.), in opwekking en vermaning, eventuele afhouding en tuchtoefening door de kerkeraad, in toezicht ook op de prediking in de voorbereiding voor de Avondmaalsviering of de opdracht des Heren van, de nodiging tot de dis van het Verbond en de vermaning om zich te onthouden van een „onwaardig eten en drinken” voluit schriftuurlijk worden gebracht. Het heilig houden van de tafel des Heren is vanuit de reformatie weer diep ernstig genomen (zie J. Hovius, Ambtelijk Contact 1971, pg. 1105, 1133, 1156). Het verstaan van deze verantwoordelijkheid vormt de basis van wat gebeuren moet en mag bij de viering van het Heilig Sacrament.

Geen open Avondmaal

Zonder op de zaak van het open Avondmaal, intercommunie, oecumenische tafelgemeenschap en wat dies meer zij nu in te gaan, willen we voorop stellen dat onze kerken leven naar art. 61 K.O.:

„Niemand kan tot het Avondmaal des Heren worden toegelaten, dan die overeenkomstig de regeling van de plaatselijke kerk belijdenis des geloofs heeft afgelegd en getuigenis heeft van een godvruchtige wandel, zonder welke ook zij, die uit andere kerken komen, niet kunnen worden toegelaten”.

Het is de verantwoordelijkheid van de kerkeraad er op toe te zien dat zonder het doen van belijdenis des geloofs (waarvoor echter geen leeftijdsgrenzen zijn vastgesteld!) niemand de toegang tot het Avondmaal ontvangt en dat zij die „een ergerlijk leven lei-den” en wie in de censure het Avondmaal ontzegd is, niet toch ten Avondmaal komen.

Alleen leden van de eigen gemeente?

Al zijn de bepalingen voor de deelname aan de viering van het Heilig Avondmaal in onze kerken vrij stringent, toch heeft men - wetend dat de sacramenten geen privilege van een plaatselijke kerk zijn - al van ouds de gelegenheid open gelaten om gasten in het midden van de gemeente aan de tafel des Heren te ontvangen. Maar altijd onder de conditie dat de kerkeraad zich tevoren op enigerlei wijze overtuigt van het feit dat men met een belijdend lid te doen heeft die zover bekend, onergerlijk is in leer en levensopenbaring.

Gasten I. Leden van de eigen kerken

Het is, opdat er enig toezicht kan zijn door de kerkeraad, noodzakelijk dat gasten, leden van de eigen kerken die behoren tot een andere gemeente dan waar men vertoeft op de Avondmaalszondag, en die het Avondmaal mee wensen te vieren, vóór de zondag met een desbetreffend verzoek zich richten tot de kerkeraad, mogelijk de predikant. Indien dit vóór de zondag niet mogelijk is, dan dient men zich in elk geval vóór de aanvang van de dienst in de kerkeraadskamer te vervoegen en toegang tot het Avondmaal te vragen. De kerkeraad heeft dan te vragen naar naam en plaats van de kerk waar deze gast belijdend lid is, eventueel wanneer men in de eigen gemeente het laatst het Avondmaal vierde (het kan zijn dat men het in eigen gemeente niet doet omdat er minder aangename verhoudingen zijn). Is er tijd en mogelijkheid, dan kan men met een enkel woord informeren naarde persoonlijke behoefte om de dood des Heren te verkondigen. Men zal hier dan moeten afgaan op de oprechtheid van de verklaring van de aanvrager (ster). Het recht dat dan verleend kan worden is een éénmalige toestemming om aan te gaan op deze zondag. Ook bij herhaling op onregelmatige tijden zal zo’n gast voor elke Avondmaalsviering de toestemming hebben te vragen.

Komt het vrij regelmatig voor - alleenstaande studerenden, elders werkenden enz. - die dikwijls in gemeenten van herkomst bij ouders of familie zijn, dan kan het gastrecht wel wat ruimer genomen worden, mits de kerkeraad zich dan toch, in contact met de kerkeraad waar ze als leden staan ingeschreven, van tijd tot tijd blijft overtuigen dat er geen bezwaren bestaan door hun „leer of levensopenbaring”.

II. Leden zonder vaste woonplaats

Zijn het leden onzer kerken zonder vaste woonplaats - i.e. onze varende leden - dan dienen deze zich eveneens te voren in de kerkeraadskamer te vervoegen en hun „schip-persattestatie” te tonen zo ze het Avondmaal wensen te vieren. De kerkeraad heeft er dan op te letten of en wanneer deze attestatie door de thuisgemeente is afgegeven of voor het laatst afgetekend en daardoor verlengd in geldigheidsduur. Er kan dan desgewenst een aantekening op gemaakt worden dat in deze gemeente op die zondag het Avondmaal is meegevierd.

III. Leden van andere kerken

Niet leden van de Chr. Geref. Kerken kunnen zonder meer niet toegelaten worden tot het Avondmaal in onze kerken. Dit „zonder meer” ziet op:

a. leden die het tijdelijk „gastlidmaatschap” hebben ontvangen - belijdende leden van buitenlandse kerken (al dan niet corresponderend) die tijdelijk in ons land vertoeven en in de plaatselijke kerk als gastlid zijn opgenomen - worden beschouwd, bezocht en behandeld als de eigen leden;

b. als er plaatselijk met een kerk een akkoord van samenleving is gesloten, zal men daarin de eventueel te houden gezamenlijke Avondmaalsvieringen en/of het toelaten van eikaars leden wederzijds aan de Avondmaalstafel vastleggen en daarnaar zó handelen dat de eigen kerkeraad eigen verantwoordelijkheid behoudt;

c. zijn het z.g. trouw „meelevende leden” geworden, die trouw kerken, in alles meeleven, bekend zijn bij en bezocht worden door de kerkeraad, maar de eigen kerk nog niet kunnen of durven verlaten en „overkomen” dan is het mogelijk hen, naar de omstandigheden liggen, één of enkele malen toe te laten tot het Avondmaal; men dient hen dan echter wel de consequentie voor te houden dat „wie geregeld aan tafel mee wil eten, geen vreemdeling of gast kan blijven, maar een huisgenoot moet willen zijn” (wijlen prof. G. Wisse);

d. zijn het incidenteel die zondag aanwezige gasten, leden van andere kerken, logés of kennissen van eigen gemeenteleden, die mogelijk wat „oecumenisch” voelend, toegang vragen, dan kan die over het algemeen niet verleend worden, tenzij de kerkeraad redenen aanwezig acht om in dàt geval een verantwoorde uitzondering toe te staan.

De kerkeraad draagt de verantwoordelijkheid wie ze toelaat. Hij kan eventueel daarvan aan de gemeente mededeling doen en de namen van de gasten voor die zondag bekend maken.

Tafelwacht

Als dus niemand het Avondmaal mag meevieren dan die het recht daartoe ontving van de kerkeraad die het opzicht over de gemeente heeft, hetzij als ongecensureerd belijdend lid, hetzij als gast, dan spreekt het wel vanzelf dat er bij de Avondmaalsviering in de dienst ook toezicht dient te zijn. Opdat alles met ere en orde zal gebeuren is er dan ook de „tafelwacht” door enkele ouderlingen, bij toerbeurt daartoe aan te wijzen, waar te nemen.

De taak van deze dienstdoende ouderlingen is dus toe te zien dat niemand tot de tafel zal komen of het Avondmaal zal vieren dan die daartoe gerechtigd is. Hierbij is goed voor ogen te houden dat ze daar niet staan om te oordelen over de persoonlijke verhouding tot de Here of de echtheid van ons geloof! Wie zou dat kunnen?! Ze staan daar ook niet om op eigen verantwoordelijkheid maar eens iemand van de Avondmaalsviering te weren. Hun taak is toe te zien dat de verantwoordelijkheid van de kerkeraad, die deze nam in zijn besluiten om toe te laten krachtens geloofsbelijdenis, gastrecht of speciale toestemming of om af te houden en te weren door ontzegging van het Avondmaal en censure, zo nodig ook met ter daad geëffectueerd wordt. Dat ze niet alleen als onbewogen wachters daar staan maar behulpzaam zijn bij de viering, brood en beker doorgevend waar nodig, plaatsen regelend of invaliden helpend enz. is goed, maar de hoofdtaak is het toezicht.

Vereisten

1. Een eerste vereiste is dan ook, dat wijkouderlingen niet alleen de leden uit hun wijk, maar de gehele gemeente kennen. In groter wordende gemeenten en in nieuwbouwwijken een vaak moeilijke zaak. Het zoeken van een nadere kennismaking, voorstellen bij inkomst in de kerkdienst, uitnodigen en kennismaken speciaal op gemeenteavonden, uitnodigen na de kerkdienst in de kerkeraadskamer of op het (soms) te houden gezamenlijk koffie-halfuurtje na de dienst, is niet overbodig! In elk geval wijze men niet twee broeders ouderlingen uit éénzelfde wijk als tafelwacht aan.

2. Elke ouderling diene op de hoogte te zijn, of gesteld te worden bij nieuw inkomen in de kerkeraad, van de lopende tuchtgevallen, afhoudingen en speciale gevallen van gastrecht of dergelijke.

3. Heeft de Avondmaalsviering zittend aan en dies toegaand tot één of meer tafels plaats dan diene de plaats van de tafelwacht zó te zijn dat ze zonder al te veel stagnatie iemand even terzijde zouden kunnen nemen.

4. Heeft de Avondmaalsviering zittend in de banken in een bepaald (midden)vak van de kerk plaats, dan hebben de tafelwachten de taak bij de aanvang van de dienst reeds toe te zien wie er gaan zitten of zeker zelf de broodschalen en de bekers aan de rijen door te geven, zodat men zien kan wie er deelneemt.

En als er niet-gerechtigde gasten komen of aanzitten?

1. Indien ze onbekend zijn, zal al dan niet op aanwijzen van de predikant de ouderling even terzijde met de onbekende gast spreken in de geest van wat in de kerkeraadskamer tevoren had dienen te gebeuren. Hij zal dan op eigen verantwoording de toestemming dienen te geven of te weigeren.

2. Indien het afgehouden of gecensureerde leden betreft, die toch - wat zelden zal voorkomen - aan trachten te gaan, dan dient de betrokken ouderling met wijsheid maar beslist de betreffende broeder of zuster mee te nemen voor een gesprek naar de kerkeraadskamer.

3. Indien er toch onopgemerkt bij het aangaan - of al zittend in de banken - een onbekende aanzit, wat dan te doen? Verstoor zo weinig mogelijk de rust. Tracht niet ze er eerst uit te laten komen, waarvoor soms hele rijen moeten opstaan! Mijn persoonlijke ervaring - enkele malen opgedaan - is: laat de predikant hem of haar dan vriendelijk ernstig aanspreken in de geest van: wij kennen u niet, maar de Here kent ons hart, gelooft u in de vergeving van uw zonden door het bloed van het Kruis en begeert u daarom met ons de dood des Heren te gedenken? Een soort korte openlijke geloofsbelijdenis dus.

4. Indien het antwoord (zie onder 3) onbevredigend is, of een gecensureerd of ongerechtigd iemand aanzit, laat dan de tafelwacht indien de betrokkene bereikbaar zit, òf de predikant openlijk als hij/zij niet zo bereikbaar zit, hem/haar dringend en dwingend vragen mee te gaan naar de kerkeraadskamer voor een gesprek. Een eventuele wijkouderling voege zich daarbij. Weigert de betrokkene op te staan dan zorge men - desnoods op openlijke aanwijzing van de predikant - dat brood en wijn hem/ haar voorbij gaan en niet gegeven worden. Moet iemand afgevoerd worden - het is mij eenmaal in 45 dienstjaren overkomen - dan trachte de dienaar wel, daar het diepe indruk op de andere gasten maakt, hoofd en hart van de gasten die aanzitten, én de gemeente te richten op Hem die gaarne vergeeft en bij wie oprechte harten welkom zijn.

Slotopmerkingen

De tafelwachten kunnen zelf deelnemen aan de laatste tafel. Bij twijfel handele niemand voorbarig maar overlegge even rustig met zijn medebroeder of de predikant.

Bij elk geval dat zich voordeed, overlegge na afloop de ouderling die persoonlijke beslissingen moest nemen, met het geheel van de raad opdat die zijn verantwoordelijkheid dele. Moesten er afhoudingen plaatsvinden of werden er vreemden toegelaten op hun verzoek, dan bezoeke men zo spoedig mogelijk als ambtsdragers de betreffende persoon om te vermanen, aan te dringen op bekering, nader kennis te maken, of bij onwetendheid de kerkelijke weg nader uit te leggen, al naar noodzakelijk is.

Ook dit deel van de tuchtoefening is niet om te verstoten maar om in de weg van bekering, zo mogelijk, te behouden. En elke ambtsdrager blijve zich als de minste der broederen verwonderen dat hij mag aanzitten aan ‘s Konings dis!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1981

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TOEZICHT ROND DE VIERING VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1981

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's