Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KONINKRIJK GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KONINKRIJK GODS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uw Koninkrijk kome. Mattheüs 6 10

V

Wat al schatten zijn in het Koninkrijk Gods aan te treffen. Die der Hefde en gerechtigheid Gods, die der wijsheid en kracht des Allerhoogsten, benevens die van Zijn Goddehjk hcht.

Wordt dit Koninkrijk in het hart eens mensen opgericht, het zal hem zijn eigen duisternis openbaren en hem de duisternis zien zwichten, warit Gods licht openbaart hem niet alleen de duisternis, maar verdrijft haar ook op Zijn dag en tijd. In zichzelf een kind der duisternis, is hij in de Heere een kind des lichts. Niet minder heerlijk en groot is het, dat Gods Koninkrijk een rijk der waarheid is. Ook in dit opzicht is dit rijk niet van deze wereld.

Deze wereld toch is vervuld met leugen en bedrog, geveinsdheid en huichelarij, dewijl een iegelijk mens van nature uit de vader der leugenen is, doende zijn wil en zijn gedachte; gelijk ook Gods Woord ons leert, dat God waarachtig en alle mens leugenachtig is.

Er zou dan ook geen sprankje van Goddelijke waarheid in heel de wereld zijn, indien de Heere haar daarin Zelf niet gebracht had. Hij is de God der waarheid, de Waarachtige, Die niet liegen kan. Wiens Woord waar is. Al wat Hij belooft of dreigt, wordt gewis vervuld. Hemel en aarde zullen voorbij gaan, doch van Zijn woorden zal er geen tittel of jota ter aarde vallen.

Zijn Zoon werd uit een vrouw geboren, naar Zijn verklaring voor de rechter Pontius Pilatus, om de waarheid getuigenis te geven, waar Hij sprak: Hiertoe ben Ik geboren, en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis zou geven.

En Zijn duurverworven Geest, de Heilige Geest, is het alleen. Die een mens ill alle waarheid kan leiden.

Het is dan ook niet dan een schrikkelijk bedrog, indien iemand waant uit en van zichzelf de waarheid deelachtig te zijn of haar te verstaan, en haar uit en van zichzelf te kunnen aannemen. Hoe zeer misleiden die predikers dan ook hun gehoor, die daar prediken: Neem maar aan en geloof maar.

Is de mens dan niet verplicht God op Zijn Woord te geloven? Stellig en zeker Maar het vermogen daartoe ontbreekt hem ten enenmale. Door moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid heeft hij in Edens hof dat vermogen er doorgebracht Aldaar hebben onze voorouders en wij met hen — wie zal een reine uit de onreine geven? — onze weg voor God verdorven, zo geheel zelfs, dat wij onwillig en onmachtig geworden zijn om de waarheid Gods te verstaan en aan te nemen. En wie zich inbeeldt, dat wel te v/illen en wel te kunnen, die bedriegt, zo hij in deze inbeelding volhardt, zich voor eeuvwg. Eenmaal, maar dan te laat, zal hij ontwaren, dat al wat hij zich inbeeld­ de aan geloof en waarheid te bezitten, het werk zijner eigen handen, een vrucht van zijn eigen akker was, verwerpelijk voor de Heere, dewijl het niet door Gods Geest in hem was voortgebracht.

Het is toch alleen de Heere, Die door Zijn Geest en Woord ons de waarheid Gods zal doen verstaan, haar ons deelachtig maakt, haar ons in der waarheid doet lief krijgen en van harte doet toevallen en omhelzen. Het is Gods Geest, Die ons wederbaart en overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, en ons iT.et ons bloed zal willen doen bezegelen, dat wij metterdaad onwillig en onbekwaam zijn om de waarheid Gods te verstaan en aan te nemen. Zonder de werking van deze Geest mogen wij het met de mond al toestemmen, maar zullen wij nimmer het rechte geloof en gevoel des harten er van hebben, dat Christus de waarheid sprak, toen Hij ons hart een witgepleisterd graf vol van dorre doodsbeenderen gelijk noemde. Neen, wij zullen zonder de zaligmakende bearbeiding des Heiligen Geestes het nimmer in der waarheid willen en kunnen omhelzen en gelovig aannemen, dat wij onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad zijn en gebondenen des satans bovendien zijn.

Welgelukzalig echter degene, die door de Heilige Geest in de waarheid geleid werd, dat zijn natuur totaal verdorven en hij daardoor Gode dood en der zonde levend is, en zich deswege voor Gods aangezicht heeft verootmoedigd en met hartelijk leedwezen, met een verslagen hart en verbroken geest tot de Heere schuldig wederkeert. Voorzeker, welgelukzahg degenen, die met al de bijbelheiligen in werkelijkheid hun zegel daarop mogen zetten en hartgrondig mogen verklaren, dat God de waarheid sprak als Hij getuigde: „Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk", en Christus een waar getuigenis van het hart in Markus 7 : 21-23 gaf als Hij het als een stal van misdaden en zonden aanwees.

En is het, dat Gods Geest 'n mens Christus heerlijk en begeerlijk, noodzakelijk en onmisbaar, gepast en dierbaar ja algenoegzaam maakt, dat Hij aan het hart wordt toegepast en hij Hem met de armen des geloofs omhelst, dan ondervindt hij de waarheid van Gods getuigenis, dat Christus de Middelaar Gods en der mensen is. Met Christus' kleed bekleed en door Diens bloed gereinigd, mag hij met hart en mond betuigen de zielzaligende waarheid van Gods Woord, dat het bloed van Gods Zoon volkomen reinigt van alle zonde en dat hij, een vijand Gods zijnde, door de dood Zijns Zoons niet God verzoend wordt.

Boven alle twijfel verheven kan er dan ook getuigd worden, dat Gods Koninkrijk een rijk der waarheid is, en indien dit rijk in iemands hart gesticht wordt, dan zal hij de leugen gaan haten en bang van bedrog worden. Begiftigd met ware kennis van zijn grote eigenliefde, van zijn verdorven bestaan, van zijn arglistig, bedriegelijk en dodelijk hart, zal zijn bede met de koninklijke zanger David worden: „Doorgrond mij, o God! en ken mijn hiirt; beproef mij, en ken mijn gedachten, en zie of bij mij 'n schadelijke, weg zij, en leid mij op de eeuwige weg".

Ach, in welke tijd leven wij toch, dat velen zich driestweg onttrekken aan het nadrukkelijke bevel Gods: Onderzoek u- zelf, of gij in het geloof zijt, beproef u- zelf. Met hun door henzelf gefabriceerd geloof verwerpen zij zelfs die eis. Zo dodelijk gerust leven zij als de dwaze maagden daarhenen, die ook al zo vast en zeker op hun waangeloof rustten, zich inbeeldende dat zij ten hemel zouden gaan. Maar toen zij aan de hemelpoort kwamen.... was de deur voor hen gesloten.

Hoe groot is ook het getal dergenen, die in onze donkere dagen in ongeloof en twijfelzucht verzonken met Pilatus vragen: Wat is waarheid? Hoe groot ook dat dergenen, die in de strikken van een eigenwillige godsdienst, verstrikt liggen, daaraan ruimschoots genoeg hebben, daarin dodelijk verzekerd rusten, zonder ooit behoefte te hebben aan de leiding des Heiligen Geestes. Hoe in-droevig, daar toch de Heere getuigt: Want zo velen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Gewis, geen één meer en ook geen één mjnder. Doch waar alle leiding des Heiligen Geestes ontbreekt, hoe kan daar een kind Gods zijn. Evenmin als koning Agrippa dat was, van wie Paulus getuigde: Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet, dat gij ze gelooft. Helaas, hoe velen is het in het verleden gegaan als deze koning, en welk een ontzaggelijk grote schare in onze zo jammervolle tijd gaat het heden als deze. Zij hebben een geloof, maar niet uit God. Zij stemmen mogelijk de waarheid wel toe, maar de kracht der waarheid kennen zij niet; hebben mogelijk zelfs wel een gedaante der godzaligheid, echter de kracht derzelve missende. O, men bedenke, dat waar Gods Koninkrijk een rijk der waarheid is, dat de Heere in dit rijk naar waarheid in het binnenste vraagt. Hierin baat geen schone schijn, geldt niet de besnijdenis in de voorhuid, maar die des harten. Hierin is het zelfs te kort, als men ware woorden spreekt, zonder de waarheid der woorden te kennen, gelijk Bileam deed, toen hij aangaande Israël sprak: Hoe goed zijn uw tenten, Jacob! uw woningen, Israël! Gelijk de beken breiden zij zich uit, als de hoven aan de rivieren; de Heere heeft ze geplant, als de cederbomen aan het water. O volk! gij zijt gezegend, gij zijt uitverkoren van de Heere.

Ach, hoe vele schone en ware woorden zijn er al niet gesproken en worden er nog gesproken, waarbij men met Bileam het loon der ongerechtigheid liefhad en het hart loochende wat de mond sprak.

Dat wij ter dege ter harte mochten nemen, dat in de jongste dag niet zal gelden dan wat de Heilige Geest in ons voortgebracht en uitgewerkt heeft! Alle eigen werk, alle mensenwerk zal als een werk der leugenen door de Rechter van hemel en aarde als te kort en te smal worden afgewezen en veroordeeld. Alle eigenwillige godsdienst, al leek zij nog zo geestelijk en al droeg zij nog zo zeer de goedkeuring en toejuiching van talloze mensen weg; alle zelfgemaakte gerechtigheid, heiligheid en vroomheid zal voor Gods ontzaggelijk oog alsdan van nul en generlei waarde bevonden worden. In die dag zal er door de Rechter niet gevraagd worden naar de verstandelijke kennis, die wij op school, catechisaties en onder de prediking hebben opgedaan, maar wat ons daaronder door de Heilige Geest geleerd is, of wij ooit bij Hem op de schoolbanken gezeten hebben; zelfs niet gevraagd worden hoeveel wij gebeden hebben, maar of wij gebeden hebben in geest en waarheid; ook al niet of wij op aarde in enige betrekking tot Gods kinderen gestaan hebben, of wij met hen in één gezin, in één familie, in één vereniging, in één kerk, of in één gezelschap verenigd zijn geweest; maar of wij zelf hun geloof in en hun liefde tot God in Christus Jezus deelachtig zijn, of ook het nieuwe schepsel in Christus Jezus geschapen tot goede werken in ons gevonden wordt.

Hoe zeer zal alsdan alle schijn en gedaante van christendom, alle mond- en hersenenbelijdenis, alle naam-, nabij- en bijna-christendom eeuwiglijk beschaamd worden en hoe vreselijk zal het alle bezitters er van zijn om in de handen van de levende God te vallen.

De Heere neme ons de schellen van onze ogen en het deksel van ons hart, doe ons uitzien naar waarheid in ons binnenste en make dat ons werk in der waarheid is, opdat wij Hem in geest en waarheid mogen aanroepen.

Hij beware ons voor zelfbedrog; een bedrog, dat nimmermeer te herstellen valt e, i dat het eeuwig verderf in zich verborgen houdt. Hij schenke ons lust en liefde tot Zijn waarheid, make ons oprecht en waar voor Zijn aangezicht en dat van onze medemensen. Zijn waarheid make ons vrij, opdat wij in Zijn Koninkrijk mogen ingaan om Hem eeuwig te loven en te prijzen om Zijner goedertierenheid en waarheid wil. Hoe groot en heerlijk is toch Gods Koninkrijk! Het biedt ons stof te over om er in een volgende stichtelijke overdenking nogmaals over te schrijven.

Delft Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's

HET KONINKRIJK GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Banier | 8 Pagina's