Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ’filosofie’ van de vroege christenen *

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ’filosofie’ van de vroege christenen *

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Amerika krijgen kinderen op de basisschool al filosofie, in de geest van: "Hoe is het mogelijk dat mensen van dieren houden, maar ze ook opeten? " Heel concrete vraag. In N.R.C./Handelsblad (08.01.1987) schrijft ~ Liesbeth Koenen: "Behalve op heel streng christelijke scholen (en dat zijn er niet zoveel meer) blijkt het niet goed mogelijk leerlingen in de hogere klassen (middelbaar onderwijs) echte catechese te verkopen. Vaak krijgen ze daarvoor in de plaats filosofie. Nieuwe vakken als "levensbeschouwelijke vorming", "kennis van het geestelijk leven" en "maatschappijleer" zitten propvol filosofische onderwerpen en worden niet zelden door een filosoof gegeven!" Steeds meer jongeren kiezen filosofie als eindexamenvak.

O p vier dagscholen in Nederland (van een humanistisch Montessori Lyceum in Amsterdam tot een

Christelijk Lyceum in Gorinchem) wordt hiermee al jaren geëxperimenteerd. Het gaat dan om pubers van 15, 16 en 17 jaar. Uit een enquête bleek dat vrijwel iedereen de stof interessant vond. Ook ouders en leraren vonden het prachtig. Leraren maken readers over Plato, Socrates, Darwin en Karl Marx en alles verluchtigd met plaatjes en cartoons, enz. De vier scholen vinden ook dat alle kinderen iets van ethiek moeten weten.

Ook vragen als: Waarom zijn er mensen? Hebben alle mensen hetzelfde doel in hun leven? Hoe weetje dat iets waar is? , worden, na het afscheid van de Bijbel als verouderde filosofie, toch weer belangrijk.

Op het enquêteformulier dat leerlingen in 1987 moesten invullen, stond o.a.: "Je moet er wel veel voor doen" en "Het is veeleisend en vraagt concentratie", maar toch vonden de leerlingen het wel leuk, die filosofie.

En daar gaat het de filosofie-propagandisten om. "Verwondering", zei Plato, "is het begin van de wijsbegeerte". M.a.w.: wie geleerd heeft zich te verbazen over alledaagse dingen, is al een eind op streek.

Een meisje vulde op haar enquêteformulier in: Sartre (Franse existentiefilosoof) heeft mij doen beseffen dat ik verantwoordelijkheid draag voor alles wat ik doe en zeg!

Je vraagt je af waarom je daarvoor bij Sartre moet zijn. Dat ik persoonlijk verantwoordelijk ben, leert Gods Woord al eeuwenlang.

Heel concreet worden leerlingen met levensvragen en - antwoorden geconfronteerd.

Heel concreet met grote filosofen uit het verleden, die nog altijd hun stempel op onze cultuur drukken. Socrates bijvoorbeeld wordt heel actueel behandeld: "Stel je voor dat die man door onze straten stapt. Hoe zou dat zijn? Wat zou hij zeggen? "

Nederland anno 1992. De levensvragen zijn niet van de lucht. Jongeren denken dat er meer moet zijn dan geld, kleren, vrijen en uit je bol gaan op een house-party. Vandaar dat je dan bij de filosofen terecht komt, want catechese en godsdienstonderwijs zijn eigenlijk, volgens Liesbeth Koenen, c.s. niet meer te verkopen.

Didachè

Maar voordat we ons aan dit moderne filosofie-ideaal gewonnen geven, wil ik eerst even aandacht vragen voor een vroeg-christelijk boekje dat de naam "Didachè" (= onderwijs) draagt. Het is in het Grieks geschreven. Het dateert uit de generatie na die van de apostelen en werd als een soort catechese ± 100 na Christus in Syrië of Egypte gebruikt als voorbereiding op de doop van heidenen in de kerk.

De volledige titel van de Didachè is: "Onderwijs van de Heere door de twaalf apostelen aan de volkeren".

Het is een vroeg-christelijk stukje godsdienstonderwijs, of liever een christelijke 'filosofie' midden in een heidens-hellenistische samenleving. Het is in 1873 te Constantinopel ontdekt. Wat is de "filosofie" van de vroege christenen? Het is (volledige titel): "De leer van Christus, de Kurios, de Heere van Zijn kerk".

Tiivee wegen

De Didachè begint met de concrete mededeling dat er twee wegen zijn. De leerling moet vóór de Doop kiezen tussen de weg van het leven en de weg van de dood. "Er is geen compromis mogelijk. Het verschil tussen de twee wegen is groot", aldus de Didachist.

Het thema van de twee wegen is de "filosofie" van de vroeg-christelijke kerk waarmee met name de heidenen die

*) Lezing Ds. Van der Meij, gehouden op de GOLV-onderwijsdag te Gouda, d.d. 13 november 1992

over willen komen, geconfronteerd worden.

Door dit onderwijsthenna van de twee wegen te kiezen, sluit de Vroeg-christelijke kerk zich nauw aan bij oude bijbelse en joodse bronnen (Essenen In Qumran).

Vergelijk Deuteronomium 11; 26-28, Psalm 1: 6 ("Want de HEERE kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan") en Mattheüs 7: 13, 14 ("Gaat in door de enge poort" enz.).

Commentatoren denken trouwens dat aan de Didachè een joods-tweewegentraktaat ten grondslag ligt, maar dan christelijk bijgeschaafd.

Als dat waar zou zijn, moeten we wel op onze hoede zijn, want dan wordt het; gebod op gebod en regel op regel. En zo werkt de Heilige Geest niet.

Via Augustinus' "De Civitate" (De stad Gods) en "De catechesandis rudibus" (onderwijs aan onervarenen) bij wie het twee-wegen motief veelvuldig voorkomt, bereikt dit onderwijs-principe ook onze Lage Landen door middel van de Angelsaksische zendelingen, die alhier de basis legden van de christelijke kerk. In een toespraak van de bekende Angelsaksische missionaris Bonifatius (die hij hier eens hield in de adventstijd) worden pas tot het christendom bekeerde Germanen herinnerd aan hun doopbelofte en opgeroepen tot een nieuw leven. In dat verband noemt hij een hele lijst van concrete zonden op die veel verwantschap vertoont met onze Didachè uit het jaar 100 na Christus. Het onderwijs aan die Germanen was ook heel concreet. Ze wisten wat ze doen en laten moesten.

Steen en ijs

Maar met "concreet" kun je ook de verkeerde kant op. In het Latijn doet het woord "concretum" denken aan iets wat hard en stijf is (steen en ijs). Je moet het "hard maken" zeggen ze vandaag. Dat kan zijn voordelen hebben, maar nogmaals; je kunt er de verkeerde kant mee op. Duidelijkheid is noodzakelijk. We moeten ook naar de kinderen toe heel duidelijk spreken over de zonden en concrete zonden, maar het mag geen wetticisme en formalisme worden, zodat we alleen maar een stuk "concretum", steen en ijs aar de kinderen voorschotelen. Hoe zouden ze dan "verliefd" kunnen worden op de Heere en Zijn dienst?

In dit opzicht kunnen we veel van de Didachè leren. Voordat de auteur begint met een concrete beschrijving van de twee wegen, geeft hij zijn leerling een samenvatting van de "weg des levens" en hij doet dat met het dubbele liefdesgebod, zoals de Heere Jezus dat gaf aan Zijn discipelen in Mattheüs 22; 37-39.

"De weg naar het leven is als volgt; in de eerste plaats moet u God, Die u gemaakt heeft, liefhebben en in de tweede plaats uw naaste als uzelf!" Na deze algemene, maar tegelijk fundamentele inzet geeft hij een concrete lijst

van geboden, als ontvouwing van dit liefdesgebod van Christus. Didactisch gezien een gelukkige keuze. Fundamenteel ook voor het reformatorisch onderwijs, wil het niet verstenen tot een joodse Talmoed of roomse Codex, waarin iedere stap die de mens (het kind) in zijn leven moet doen, tot in den treure vastgelegd wordt. Als dat zou gaan gebeuren, zou dat een echte ramp voor het onderwijs zijn. We moeten niet tevéél 'hard' willen maken. We zitten er m.i. geestelijk altijd naast (reformatorisch of niet) als het geheim van de liefde Gods, die in een van nature vijandig mensen- (c.q. kinder-) hart wordt uitgestort, ons onbekend is. We worden dan een "Nova Zembla" die geen wereldling tot jaloersheid verwekt, maar ook geen enkel kind van reformatorische huize.

De vroeg-christelijke catechese verstaat het geheim dat alleen de liefde de vervulling van de Wet is. Dat men voor een christelijk leven aangewezen is op de Heilige Geest die het stenen hart verbreekt en vernieuwt.

Maar ligt dat eenmaal vast, dan wordt de Didachè ook heel concreet. De zonden, die met name in het hellenistische heidendom zo welig tierden, worden scherp aan de kaak gesteld. Geen heidens water bij de christelijke wijn. Recht toe, recht aan.

De stelling is wel verdedigd dat de tijd van de zogenaamde "Apostolische Vaders" (de generatie na de apostelen, waartoe ook de Didachist behoort) een wettische ontsporing is van het evangelische oerchristendom van Jezus en Paulus.

Het Sola Fide en Sola Gratia komt er in dit geschriftje inderdaad bekaaid af, maar we moeten niet vergeten dat de chaotische praktijk van het heidendom de generatie na de apostelen noodzaakte om zeer direct en concreet te spreken. De leerlingen moesten goed weten waar ze aan toe waren. Leven in de gemeenschap van de christenen had verregaande consequenties. Het niet van de wereld zijn moest heel duidelijk worden ingevuld.

De vroeg-christelijke catechese behelsde dus wel wat meer dan het overdragen van interessante godsdienstige informatie. Het ging om een levenskeuze. Erop of eronder. Twee wegen.

Invulling liefdesgebod

1. De concretisering van het liefdesgebod van Mattheüs 22 begint met een oproep van liefde tot de vijanden. De keuze voor Christus als Koning en Zijn Evangelie als levenswijsheid viel in de regel bij de heidense omgeving niet best. Vijandige reacties moeten echter met geduld, liefde, zegening en gebed beantwoord worden. We vinden zelfs de sterke uitspraak; "Je moet hen liefhebben, meer dan jezelf" (of "je leven").

2. Belangrijk is ook de zelfverloochening. Die moet blijken uit de mededeelzaamheid. Het dóórgeven van Gods gaven aan de naaste. De catechumeen (leerling) moet weten dat de arme zelfs recht heeft op zijn gaven. (Daarachter schuilt de joodse gedachte dat Gods scheppingsgaven er zijn voor allen).

3. De Didachist verkoopt in zijn onderwijs geen algemeenheden, vrijblijvende stichtelijkheid. De heidense

praktijken van zijn tijd werden met name genoemd. Heel realistiscli wordt bijvoorbeeld over abortus gesproken: "Gij zult een kind niet doden door vernietiging".

N.B. We hebben hier het oudste uitdrukkelijke bewijs voor het christelijke verbod van vruchtafdrijving.

Wat het zevende gebod betreft, zegt hij: "Je zult geen sexuele ontucht bedrijven" en: "Geen jongens verkrachten", letterlijk: bederven.

De vroeg-christelijke catechese windt er geen doekjes om. De morele chaos en de rauwe werkelijkheid van de heidense cultuur noodzaken tot duidelijke uitspraken. Met magie bedrijven bijvoorbeeld moet het afgelopen zijn. Je kunt geen twee heren dienen. Op de weg van het leven is voor de toenmaals heel populaire zwarte kunst (of: bereiden van bedwelmende drankjes) geen plaats. Dat moet de catechumeen duidelijk zijn, voordat hij bij de doop zijn geloof belijdt.

De Vroege Kerk was heel concreet in haar godsdienstig onderwijs. Nu kan een bepaalde manier van duidelijk zijn, zoals gezegd, gevaarlijk worden, beschadigen voor het leven.

Daarom is het goed erop te wijzen dat in de vroegchristelijke catechese de relatie docent-leerling een zeer bijzondere is.

De catechumeen wordt aangesproken als "teknon", kind. Dat doet denken aan de hartelijke aanspraak "kinderkens" in de brieven van Johannes.

In déze relatie kan concreet gesproken worden. Hoe meer liefde er is in de verhouding leerkracht-leerling, hoe duidelijker ons verhaal kan zijn, zonder dat wij door die duidelijkheid de kinderen van ons vervreemden.

Juist in deze zogenaamde teknon-teksten Is de Didachist uitermate scherp. Ze beginnen bijvoorbeeld met de woorden: "Ga uit de weg voor alle kwaad en alles wat erop lijkt. Immers, toorn leidt tot doodslag. Epithumia, begeerte, leidt tot porneia, ontucht."

Wat de astrologie betreft, zegt hij: "Wil die dingen niet horen en zien!"

De praktijken van de astroloog, de mathètikos, moeten radicaal gemeden worden. De "kleinste" zonden worden aan de kaak gesteld als gevaarlijke verzoekingen. Het kwaad moet dus in de wortel bestreden worden.

De radicaliteit waarmee de Tien Geboden aan de orde komen, heeft veel weg van de wijze waarop bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus daarover spreekt.

Denk maar aan vraag 107: "Is het genoeg dat wij onze naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden? Nee, want God, verbiedende de nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onze naaste liefhebben als onszelf en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen; zijn schade zoveel als mogelijk is afkeren en ook onze vijanden goed doen!"

In dat radicale en concrete spreken over de zonden doet de Didachist een beroep op het inzicht van de catechumeen. Hij verlangt geen blinde gehoorzaamheid. De leerling moet het gevaar bewust en tijdig signaleren en zich daartegen wapenen.

Instructieboekje?

Commentatoren denken wat de radicale gedeelten van de Didachè betreft aan invloeden van de buitenbijbelse joodse rigoureuze moraal. Gebod op gebod, regel op regel. Zelf zou ik liever een verband leggen met de radicaliteit van de Bijbel zelf.

Nu moet ik toegeven dat de Didachè af en toe wel wat weg heeft van een instructieboekje voor veilig verkeer, waardoor men zich bovendien ook nog aangenaam maakt bij God.

Toch wil de Didachè dat ook weer niet. Je treft in dit onderwijs ook sporen aan van de verwondering over de vrije goedheid Gods in Christus. Onder de catechumenen waren bijvoorbeeld ook heren die slaven hadden. Hun leermeester pleit voor barmhartigheid jegens deze weerloze slaven. Dat pleidooi wordt evangelisch onderbouwd. In Zijn genadige roeping tot de zaligheid maakt God Zelf toch ook geen onderscheid tussen hoog en laag, rijk en arm? "Hij komt niet om op partijdige wijze te roepen, maar Hij komt tot degenen die de Géést bereid gemaakt heeft!"

Daar kan de Didachist van mee spreken: van het voor het Woord plaats makende werk van de Heilige Geest. De wind blaast waarheen Hij wil. Genade valt vrij en is niet afhankelijk van ethische hoog- of minderwaardigheid. Vanuit de verwondering over deze wijsheid Gods in Christus die in geen mensenhart is opgeklommen, kan heel concreet over de dagelijkse levenspraktijk gesproken worden, zonder wettisch of formalistisch te worden. Het is allereerst de Geest van Christus die het onvruchtbare mensenhart bereidt. N.B. Dat is een bijbels gegeven dat in het christelijk onderwijs niet mag ontbreken. Wanneer van die Geest gezwegen wordt, blijft er van het Evangelie alleen maar een Nova Lex, een nieuwe wet, over. Een nieuwe wet die wel zeer ernstig en diepzinnig of vlot en modern kan overkomen, maar die toch vanwege de vijandschap van het vlees krachteloos is. Alleen de Geest van Christus maakt Zijn volk gewillig op de dag van Zijn heirkracht. Laten we ons ook op reformatorisch terrein niet vergissen in de kracht van onze geestelijke ellende. Die heften wij met de Wet in de hand niet op.

Ook in de lespraktijk zou je dat kunnen gewaar worden. Met de letter alleen verover je het hart van de kinderen niet. Dat is het voorrecht van de Heilige Geest, door Calvijn "de inwendige Leraar" (magister interior) genoemd. Die komt verder dan u en ik, namelijk in het van nature gesloten kinderhart.

Actuele waarde

Vervolgens wil ik u nog een paar stellingen geven die in de discussie als leidraad zouden kunnen dienen.

I.Wie met de Didachist in zijn godsdienstonderwijs c.q. catechese voorgeeft een Didachè Kuriov, een leer van Christus, te brengen, doet er goed aan zich voortdurend af te vragen, in hoeverre de inhoud van zijn onderwijs klopt met hetgeen hij voorgeeft. (Van Achitofel staat er dat als hij sprak, het was alsof God Zelf gesproken had. Die autoriteit hebben leerkrachten soms ook bij kinderen; weet dus wel wat u zegt).

2. Het bijbelse schema van de twee wegen, geeft diepte en spanning aan het christelijk godsdienstonderwijs. Dit kader verhoogt het geestelijke karakter van het onderwijs. Er is een weg naar de dood en daar moeten we vanaf. Er is ook een weg tot het Leven. Daar kan en wil de Heere ons op leiden. Hoe concreter u dat voorstelt, hoe beter. De bijbelvertelling is geen vrijblijvend godsdienstig verhaaltje.

3. De Didachist laat aan zijn heel concrete onderwijs het dubbelgebod van de liefde voorafgaan. De liefde is de vervulling van de Wet.

De persoonlijke ondervinding van dit geheim bewaart de leerkracht voor een onvruchtbaar en krachteloos wetticisme en de leerling voor een vertekend beeld van het leven met de Heere, een karikatuur dat hij misschien wel nooit meer kwijtraakt.

4. De worteling van de vroeg-christelijke kerk met de heidense cultuur, de chaotische praktijken van het heidendom, stond niet toe algemene stichtelijkheid uit te dragen!

Veel jongeren anno 1992 zullen de christendocent voor eerlijk en concreet bijbels onderwijs dankbaar zijn, in een tijd die veel overeenkomsten heeft met de geestelijke en morele chaos, waarin de auteur van de Didachè leefde.

5. De christen-docent moet m.i. kinderen al vroeg confronteren met de anti-christelijke opstelling van de moderne heidense cultuur (als ze daar zelf al niet achter zijn gekomen). Maar tegelijk moet hij kinderen leren om te verdragen. Liefde tot onze vijanden is het beste antwoord op de hatelijkheid van de omgeving. W A s l e r

6. Evenals in de tijd van de Didachè dienen ook nu zowel de christendocent als jongeren zich te hoeden voor wat de Didachist noemt 'hypokrisis' (Grieks: toneel!). Dat moeten kinderen vroeg leren. Christenen mogen geen masker dragen, zich niet anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. Echtheid en eenvoud dient de zaak van Christus. Toen en nu.

7. Uit de aanspraak "Teknon", kind, mag een nauwe en liefdevolle relatie tussen docent en leerling geconcludeerd worden. De Didachè wil geen koel rationele (c.q. rechtzinnige) verhouding met de leerling.

8. De Didachist geeft niet alleen ethische commando's, maar argumenteert. Hij wil zijn leerling dat inzicht bieden dat hem van harte overtuigt van het heilzame van Christus' geboden. De auteur staat met deze didaktiek in de joodse wijsheidstraditie, die teruggaat op de Spreuken van Salomo.

Met name een scherp inzicht in het heilshandelen van God in Christus, dient een verantwoord omgaan van jongeren met hun al of niet christelijke medereiziger. Hij ontfermt zich toch ook over wie Hij wil.

9. Christelijk onderwijs moet eerlijk zijn. En eerlijk is: tweezijdig. Er zijn twee wegen. Die met Paulus de schrik des Heeren kent, waarschuwt en beweegt tot het geloof in Christus.

0. Tenslotte: "Het is de Geest", zegt de Didachist, "Die het hart bereidt". Dat is voor u en mij een absolute onmogelijkheid. Maar Hij kan en wil een kinderhart openen.

Het is de Geest die blijft, ook als u afscheid van uw kinderen heeft moeten nemen.

ijs maken

an het einde van zijn onderwijs waarchuwt de Didachist voor de leraar die etterlijk "van-God-af" leert. Het gaat rom de leerling "naar-God-toe" te leen. Een mooie, diepe en voluit bijbelse gedachte. Je denkt dan aan de woorden van de meest bekende catecheet van de Noord-Afrikaanse kerk, Aurelius Augustinus, die boven het begin van zijn Confessiones de beroemde woorden schreef: "Fecisti nos ad Te et inquietum est cor nostrum donee requiescat in Te": U hebt ons tot U gemaakt en onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.

Bij jongeren blijkt toenemende belangstelling te bestaan voor filosofie. Plato, Socrates enz. worden weer van stal gehaald. Voor mij hoeft dat niet zo nodig. Onze "filosofie" van de twee wegen is nog niet uitgewerkt. U mag eraan meewerken onze kinderen wijs te maken. Dat is wat anders dan de kinderen "iets wijs maken". Het gaat erom dat ze wijs gemaakt worden tot zaligheid.

Dat vereist een nauwe en tere omgang met de Heere. In die omgang worden we klein. Verwondering, zei Plato, is het begin van de wijsbegeerte. Dat geldt zeker van de bijbelse "filosofie" van de twee wegen.

Maar vanuit de verwondering over de weg de levens die in Christus ontsloten is en door de Geest persoonlijk ontsloten wordt, mogen en moeten we tot onze kinderen heel concreet spreken over die twee wegen. Hoe concreter, hoe beter.

Slot

"Stel je voor dat Socrates", zei de filosofiedocent,

"door onze straten zou lopen. Hoe zou dat zijn? Wat zou hij zeggen? "

Maar ik zeg: stel je voor dat Jezus door onze straat, ons huis, onze school zou lopen. Hoe zou dat zijn? Wat zou Hij zeggen? "Ben je nu nóg op de brede weg? De weg des doods? Wat heb je eigenlijk tegen de weg des levens? " Dat bedoel ik met: hoe concreter, hoe beter.

Ds. L.W. van der Meij

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

De Reformatorische School | 36 Pagina's

De ’filosofie’ van de vroege christenen *

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

De Reformatorische School | 36 Pagina's