Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevr. L. te K.,

Er is me door u een vraag gedaan om eens een brief te schrijven over de Goddelijke kastijding, zoals daar in bepaalde teksten over gesproken wordt. De woorden die we vinden in Hebreeën 12:5 schijnen u wat gedaan te hebben. We lezen daar: En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: ijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt.” Dit heeft u ook doen denken aan andere teksten die over de kastijding spreken. In Openbaring 3:19 lezen we: Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik.” En ook in Spreuken 3:12 lezen we: Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.”

De Goddelijke kastijding is een onderwerp waar veel over te zeggen en te schrijven is. Hebreeën 12 volgt op het hoofdstuk dat ons op de geloofshelden wijst, de wolk der getuigen die rondom ons ligt. De apostel begint dan ook het 12e hoofdstuk met te zeggen: ”Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is.” En wat daarop volgt heeft ons onder de kastijding ook zeer veel te zeggen, als er staat: ”Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods. Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich verdragen heeft, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen. Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde.” En dan volgt daarop de tekst die nu in het bijzonder onze aandacht vraagt.

Het verband waarin die woorden ons voorkomen, heeft ons dus ook wel veel te zeggen. Als we spreken over een lijden dat we onderworpen zijn, moet ons dat dus doen denken aan de oorzaak van alle lijden. Een vader kastijdt een zoon als die zoon het er naar heeft gemaakt. En nu liggen er bij ons ook altijd vele oorzaken waarom de Heere de tuchtroede voor ons gebruiken moet. Maar de rechte kastijding geschiedt uit liefde en dat zal de zoon ook moeten weten en gevoelen. Het is toch ook wel een wonder waar de tekst van gewaagt, want de Heere kastijdt de zoon die Hij liefheeft. Daar hebben we meest onder de kastijding geen oog voor. De verdrukkingen schijnen alleen maar van toorn en niet van liefde te getuigen. Ik weet van u dat uw weg ook niet gemakkelijk is. En u hebt me geschreven hoe die woorden uit Hebreeën 12 tot u gekomen zijn. Ze zijn voor u opwekkend geweest en zo gaf u dit aanleiding om aan mij te vragen of ik daar eens over zou willen schrijven. De verdrukkingen zijn mij ook niet onbekend gebleven in mijn leven en ik heb ze ook altijd niet als vaderlijke kastijdingen uit liefde kunnen zien. Maar daarom weet ik er ook wel wat van als de Heere dat deksel van de kastijding eens even oplicht. Och ja, we kunnen altijd wel vele oorzaken bij onszelf vinden waarom de verdrukkingen ons deel worden, maar dan kan het zijn dat we daarin alleen maar een rechterlijke straf en geen vaderlijke kastijding zien. Zo hebben de vrienden van Job ook aan oorzaken gedacht die er bij Job moesten te vinden zijn, waarom hij zo zwaar door Gods hand bezocht werd.

Bij Job was echter van geen kastijding, maar van een beproeving sprake. De Heere heeft van hem gezegd, dat er niemand was op de gehele aarde als Zijn knecht Job, God vrezende en wijkende van het kwaad. En Job zelf was zich ook van geen bepaalde oorzaken bewust, waarom de Heere nu zo hard met hem handelde. Maar we weten hoe zijn vrienden hem van allerlei kwaad beschuldigd hebben. Ze hadden daar geen bewijzen van voorhanden, maar ze konden niet anders denken dan dat er toch wel bepaalde oorzaken waren waarom hij zulk een moeilijke weg moest gaan. U hebt ook nog de tekst genoemd die we in Job 5:17 kunnen vinden, waar we lezen: Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.” Dit waren echter woorden van Elifaz, die in het bijzonder wel veel beschuldigingen tegen Job heeft gezocht. Maar de weg die de Heere met Job hield is een weg van beproeving geweest, want er waren geen bijzondere oorzaken waarom hij door de Heere zo zwaar bezocht werd. Elihu, die jonge vriend van Job, mocht over een beproeving spreken, als hij tot de uitroep kwam: Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe.” Op zichzelf genomen was het wel een waarheid die Elifaz uitsprak, als hij zei: Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.” En zo hebben die woorden van Elifaz u ook wel wat te zeggen gehad.

En och, welk een wonder is het toch, als er van een vaderlijke kastijding sprake mag zijn. Zulk een kastijding getuigt dus van Vaderlijke liefde. Wie kan toch het wonder uitspreken van een kind Gods te mogen zijn? Het wil zeggen een voorwerp te mogen zijn van eeuwige Goddelijke liefde. En zo getuigt ook die kastijding van Goddelijke trouw. Daar horen we David van zeggen in de 119e Psalm: ”Ik weet, HEERE, dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.” Och, er zijn vele teksten in Gods Woord te vinden, die ons zeggen dat God alleen maar het goede met Zijn volk voor heeft, als Hij Zijn volk met tegenheden bezoekt. Zo horen we dezelfde apostel wiens woorden nu het voorwerp van onze overdenking zijn, in het 6e hoofdstuk van de Hebreeënbrief zeggen: ”Opdat wij door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is, dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden, welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste des voorhangsels, waar de Voorloper voor ons is ingegaan; namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizédek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid.”

De kastijdingen moeten ons aan twee dingen doen denken. Allereerst is er bij ons sprake van schuld. Och, als de tegenheden komen, kunnen we toch altijd zoveel oorzaken bij onszelf vinden waarom die tegenheden ons deel worden. En daarom vervult veelal vreze ons hart, want we zien dan ook niet anders dan gramschap Gods in die tegenheden. We kunnen dan ook niet zien dat het in zulk een weg nog goed met ons uit zal komen. In onze gedachten zien we dan de ene ellende op de andere volgen. Ja, we kunnen dan niet anders meer dan een rampzalig einde ons voor ogen stellen. We hebben dan in bepaalde wegen en omstandigheden soms ook alles verkeerd gedaan. Dus, er ligt dan aan onze zijde niet anders dan schuld. Maar nu behaagt het de Heere om op Zijn tijd ons te doen zien en geloven dat er verzoening voor al onze schuld is te vinden in die Persoon Die al de schuld voor de Zijnen weggedragen heeft. Zo moeten de kastijdingen er ook toe dienen om ons nauwer aan Hem te verbinden. En zo moeten we er ook weer een oog voor krijgen, dat Hij zulk een smartelijke weg van lijden om onze zonden heeft moeten gaan. Maar zouden wij dan ook niet een weinig daarin Zijn voetstappen moeten drukken? God de Vader heeft Zijn Eigen Zoon niet gespaard in het dragen van de straf op onze zonden. Zou dan dat lijden van de Middelaar ook niet van des Vaders liefde getuigen? O, het wil dan toch wat zeggen om als een kind door de Vader uit eeuwige liefde getuchtigd te worden! En dat dit nu ook alleen maar mogelijk is omdat er zulk een weg daartoe door Hem geopend is in het lijden van Zijn Eigen geliefde Zoon!

Als we daar iets van te zien krijgen, gaat de hand toch wel op de mond. Zo werpt de kastijding een vreedzame vrucht der gerechtigheid voor ons af. Er komt dan door de kastijding een nauwere verbinding aan dat dierbare Goddelijke Wezen. Het vervult de ziel met meer kinderlijke vreze. En zo zullen we er iets van leren verstaan, dat Hij ons kastijdt tot ons nut opdat

wij Zijn heiligheid zouden deelachtig worden. Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien. Maar daarom is de tuchtiging voor ons zo onmisbaar. Het heeft wat te zeggen als er in het 4e vers van dit hoofdstuk zo gezegd wordt: ”Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde.” Er zijn er wel die vele teksten krijgen, maar ik heb er nog niet veel ontmoet die zo'n tekst naar zich toe gekregen hebben. Er wordt ook in dit hoofdstuk nog gezegd: ”Maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.” Er is een doorgaande vernieuwing naar Gods beeld. Eens schiep de Heere de mens zo heerlijk naar Zijn beeld, bestaande in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Dat beeld zijn we door de zonde kwijtgeraakt. Door genade wordt de mens weer naar dat beeld vernieuwd. Dat is op zichzelf wel een volkomen werk, maar toch gaat die vernieuwing altijd nog door, daar er een opwassen is in de kennis en de genade.

We blijven hier op aarde altijd nog maar zondige mensen. De oude mens moeten we met ons omdragen tot onze dood toe. Die oude mens wordt niet bekeerd, maar we zullen toch iets moeten leren van een afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. En in die weg zullen we steeds meer moeten weten hoe zondig en verdorven die oude mens is. Die oude mens doet ons ook in opstand komen tegen de verdrukkingen en slagen waarmee God ons bezoekt. Maar nu moeten we ook leren dat we niet buiten die verdrukkingen kunnen. Wat zouden we toch hoogstaande en in eigen schatting godzalige mensen worden, als de Heere ons door de verdrukkingen niet gedurig in de engte en in de laagte bracht. We zullen goed moeten weten dat we als gans schuldige zondaren uit genade zalig worden. Zo moeten de verdrukkingen dienen tot een meerdere zelfkennis. We kennen onszelf nog niet goed. God kent ons beter dan dat wij onszelf kennen. En daarom weet Hij ook precies wat we nodig hebben. Ons leven zal ook een biddend leven moeten zijn. De Heere weet ons dan ook door de verdrukkingen aan Zijn troon te binden. We zouden God toch zo goed aan Zijn plaats kunnen laten, als Hij ons niet met tegenheden bezocht. Maar Hij wil Zich ook door zulke wegen van verdrukking te meer doen kennen in de grootheid Zijner goedertierenheid. Met de beproeving schenkt Hij ook de uitkomst en wordt het ervaren wat die oude Psalmdichter zo kostelijk zegt:

Biddende waren zij van druk bevrijd, Zij hoopten op Uw goedheid t' aller tijd, En Gij beweest hun vroeg ende spade Uwe genade.

We vallen onszelf wel tegen, maar God valt eeuwig mee. En dan moet u er eens over denken dat we de Middelaar in datzelfde vers horen zeggen:

Maar Ik ben een worm en geen mens in krachten, Een ieders spot, want zij Mij al verachten; Mij tot een spreekwoord zij te maken plegen, Allerwege.

Och mevrouw, u hebt me toch wel aan een kostelijke stof geholpen. Mijn hart springt een weinigje in mij op, als ik hier over schrijven mag. De vorst der duisternis heeft me ook altijd zo benauwd en beangstigd onder de verdrukkingen. En het goddeloze vlees spant altijd met hem samen. Maar daarom wordt het steeds meer zo onbegrijpelijk, dat de Heere zo verdraagzaam over ons is. Hij handelt nooit met ons naar onze zonden, hoe zwaar, hoe menigmaal we ook Zijn wetten schonden. Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. We zullen het nut moeten gaan zien van het kruisdragen. We kunnen het kruis niet missen. En de Heere weet precies welk kruis Hij ons op moet leggen. Hij doet dat ook overeenkomstig onze aard en natuur. Hij weet precies onze zwakke plekken. En ik heb ook weleens op mogen merken, dat Hij niet alleen kracht geeft naar kruis, maar ook kruis naar kracht. De Bijbelheiligen zijn er ons in tot een voorbeeld gesteld. Ze zijn er geen van allen zonder kruis gekomen. Maar ze zijn ook geen van allen door God voorgoed verlaten geworden. De Heere heeft ze altijd uiten doorgeholpen.

Och, wat is de Heere toch nederbuigend goed! Het is niet te begrijpen, dat Hij met zo'n zondig schepsel Zich zo in gunst en liefde wil inlaten. De ziel krijgt toch weleens indrukken van de hoogheid en de heiligheid van dat Goddelijke Wezen. En het kruisdragen dient er ook toe om zichzelf meer te leren kennen en verfoeien. De Heere zal wel maken dat we een walg aan onszelf zullen krijgen. Dan kunnen we zo hoog niet meer vliegen. Nee, we zijn zulke gewillige kruisdragers niet. We moeten steeds als een Simon van Syréne gedwongen worden om het kruis achter Christus te dragen. U hebt me verschillende Schriftuurplaatsen genoemd die u onder de aandacht zijn gekomen en die op een zelfde wijze over het kruisdragen spreken. Zo kwam u ook Openbaring 3:19 onder de aandacht. Daar zegt de Heere tot de Laodicenzen: Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u.” Hij had van de Loadicenzen niet veel goeds te zeggen. Die gemeente had het er niet zo goed afgebracht. Maar toch waren er blijkbaar nog wel oprechte kinderen Gods in die gemeente. Die moesten echter ook nog bestraft worden. Uit liefde werden ze ook door de Heere gekastijd. In mijn samenspraken over het boek der Openbaring heb ik daar dus ook iets over geschreven.

Och mevrouw, de lauwe toestand van de gemeente van Laodicéa heeft de Kerk van deze tijd ook wel wat te zeggen. En wie komt hier onschuldig onderuit? Toch lijkt het soms wel alsof de Heere ons maar door laat gaan. Ik heb oude Christenen gekend, die onder een zeer zwaar kruis gebogen moesten gaan, maar ze hadden toch een zeer nabij leven in gebondenheid aan Gods troon, om jaloers op te worden. De Heere deed het in de vrucht wel zien dat het Zijn lieve kinderen waren, die Hij uit liefde kastijdde.

Ik zal nu niet herhalen wat ik destijds in die samenspraak daarover geschreven heb. Juist kwam me nu nog onder het oog wat mij zo trof in die kostelijke stukken van Octavius Winslow die ik steeds in ons blad heb geplaatst. Die man had er ook wel wat van geleerd. In die leerzame stukken over de heiligmaking schrijft hij ook zo duidelijk over het nut der kastijding. Hij schrijft zo: ”De Heilige Geest maakt een kind Gods heilig door het Goddelijk leven en het beginsel van heiligheid in hem te versterken, en de kiem te doen groeien en nieuw leven in Zijn Eigen werk te storten, een nieuwe bron voor het geloof te openen, een nieuwe aandrift tot gehoorzaamheid te geven, het hart met nieuwe liefde tot Christus te verruimen en in hem een dorst naar heiligheid te verwekken, die God alleen kan laven. De invloed van geheiligde gezindheden is een krachtig middel des Heiligen Geestes tot onze heiligmaking. Het is mij goed verdrukt te zijn geweest, getuigden velen van Gods beproefd volk. Wij billijken alzo de wijsheid en goedheid van Gods beproevende bedelingen.” En even verder schrijft hij nog: ”De smeltkroes is ons zo nodig tot heiligmaking, hij is door God alleen beschikt om Zijn volk te keuren in de smeltkroes der ellende. Wij allen moeten in meerdere of mindere mate die proef doorstaan. De smeltkroes is nodig om de kinderen van Levi te reinigen en te doorlouteren als goud en zilver. Dan zullen zij de Heere spijsoffer toebrengen in gerechtigheid; nodig om het schuim en het tin van het kostbaar metaal weg te nemen, en het kaf van het koren te scheiden, ons hart te reinigen, onze gezindheden te heiligen, ons van deze armzalige wereld en van het schepsel af te trekken en ons tot en in God te brengen. Gezegende en rijke vruchten van dit werk; gezegend, omdat zij de zonde hier bovenmate zondig maken, ons van de aarde los te maken, ons Jezus en Zijn dierbaar bloed en gerechtigheid doen liefhebben, en ons Zijner heiligheid deelachtig te doen worden. O, gezegend doel der heiligende verbondstucht!”

Ik heb dit nu maar even woordelijk zo neergeschreven, want ik kan het zelf zo niet zeggen zoals deze lieve schrijver het heeft neergeschreven. Alleen weet ik wel, dat er ogenblikken zijn gekomen, dat ik mijn kruisje mocht omhelzen, want ik kan er echt niet buiten. Hebt u dit ook mogen doen, als die woorden u onder de aandacht kwamen en als die u tot deze vraag hebben gebracht? Welnu, dan besluit ik nu deze brief met u die gezegende vrucht van de kastijding uit liefde steeds toe te wensen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Wachter Sions | 8 Pagina's