Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het belang van de Kerkvaders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het belang van de Kerkvaders

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Impressie van congres over de patres in de (Nadere) Reformatie

Het draaide in feite om de vraag naar de continuïteit van de kerk, zaterdag in Utrecht. Het ging om de bronnen van het christelijk geloof. Op het fundament van de apostelen en profeten hebben de kerkvaders in de eerste eeuwen na Christus gebouwd. En de kerk van de twintigste eeuw, gaat zij nog terug tot deze bronnen of begint onze kerkgeschiedenis in 1517?

De organisatie van het congres 'De kerkvaders in Reformatie en Nadere Reformatie' vond het zelf ook merkwaardig: voor de studie van de Hervorming en van het piëtisme is grote belangstelling, maar weinig of geen interesse valt ten deel aan de geschriften van hen die de directe bronnen vormden van reformatoren en nadere-reformatoren: de echte 'Oudtvaaders', de patres.

Onder auspiciën van de Utrechtse Faculteit der Godgeleerdheid organiseerde de werkgroep Reformatie-Vroege  Kerk, voortgekomen uit de inmiddels opgeheven Stichting ter bevordering van de kennis der Reformatie, een congres over de invloed van de patres in de zestiende, de zeventiende eeuw en daarna. Vrij vertaald: op welke wijze maakten Calvijn en Voetius, Ursinus en Coccejus gebruik van vooral Augustinus, maar ook van Chrysostomus, Cyprianus, Hiëronymus en anderen. Na negen lezingen (die door Boekencentrum zullen worden uitgegeven) was dit in ieder geval duidelijk: als protestant, als hervormde protestant, sta je in een katholieke traditie.

De openingslezing van het door een aantal honderden belangstellenden bezochte congres werd gehouden door prof. dr. A. Schindler, hoogleraar in Zurich. Hij sprak over 'Augustins Gottesstaat bei Luther, Zwingli und Melanchton'. Schindler concludeerde dat de invloed van Augustinus' 'De Civitate Dei' zelf in de theologie van de reformatoren minder belangrijk is, maar dat het gedachtengoed van Augustinus - de stad Gods tegenover het rijk van de wereld - bij de reformatoren wel te vinden is. In het boek hadden ze geen buitengewone interesse: Luther en Zwingli namen er niets uit over.

Prof. dr. J. den Boeft, hoogleraar Latijnse taal-en letterkunde aan de VU, hield een helder betoog over Erasmus als uitgever van de patres. Hij zette in met de opmerking dat vroomheid en literaire kwaliteit door Erasmus altijd gelijkelijk werden gewaardeerd. Tegen hen die het goddeloos noemen de klassieken te bestuderen, pleitte Erasmus ervoor hen ten profijte van de christelijke godsdienst te gebruiken. Zijn pleidooi voor het belang van de klassieken voor de christenen was tevens een requisitoir tegen de 'scholen van kletsende sofisten'. Op wie munt de humanist Erasmus zijn kritiek? 'Theologen hebben de evangelische, levende taal van de kerkvaders in spitsvondige redeneringen omgezet'. Erasmus acht een nieuwe theologie onontbeerlijk, waarbij een verantwoorde omgang met de grammatica en de retorica een hoofdrol hebben. Deze nieuwe theologie achtte Erasmus reeds beschikbaar in de werken van de kerkvaders uit de derde en vierde eeuw, die hij niet minder achtte als modellen voor het wegnemen van de kerkelijke kwalen van zijn tijd.

Hij ijverde daarom voor toegankelijke teksten van deze heilzame geschriften. Van eminent belang voor Erasmus waren met name Hiëronymus en Origenes. Conclusie: het bezorgen van teksten van deze kerkvaders was voor Erasmus van strategisch belang bij het vernieuwen van kerk en theologie.

Den Boeft werd achter de katheder opgevolgd door zijn VU-collega kerk-en dogmengeschiedenis prof. dr. Chr. Burger, die in een wat specifieker betoog 'Augustinus' betekenis voor Erasmus' opvatting van de vrije wil' belichtte. Hij beklemtoonde dat citaten van de kerkvaders voor Erasmus beperkte betekenis hadden. De humanistische geleerde gebruikte de kerkvaders als belangrijkste vertegenwoordigers van mensen die door de Schrift gevormd en in de antieke cultuur staan.

Burger stelde dat de strijd om de kracht van de vrije wil tevens een strijd om de plaats van de anti-pelagiaanse geschriften van Augustinus betekende. Na het optreden van Pelagius herroept Augustinus dat de mens zelf kan geloven. Luther waardeert de kerkvader dan als de meest betrouwbare uitlegger van Paulus. Augustinus is, concludeerde prof. Burger, wel van betekenis voor Erasmus' vraagstelling, niet voor zijn antwoorden.

In de middagvergadering introduceerde prof. dr. G. Quispel de volgende inleider. 'God heeft mij gezegend met goede leerlingen. Onder hen zijn er die zich wendden tot de Vroege Kerk, anderen vonden hun draai in de gemeente. Een van hen die af en toe geloofde wat ik zei, was dr. J. van Oort'. Deze stelde Calvijns kennis, gebruik en misbruik van de patres aan de orde.

Van Oort zei dat Calvijn enerzijds wonderlijk accuraat en anderzijds selectief in het gebruik van de patres is. Hij citeerde hem in een poging het zestiende-eeuwse protestantisme met de kerk van de eerste eeuwen te verbinden. In tegenstelling tot in eerdere publicaties doet hij in 1535 meer dan eens een uitdrukkelijk beroep op de patres. Hij geeft door dat ook 'Hiëronymus bijbelstudie wil doen, zelfs met vrouwen', terwijl Augustinus en Chrysostomus tot Schriftlezing thuis aanspoorden.

Een brief van Calvijn aan Frans I valt op door het apologetische en zelfs polemische gebruik van de patres. Met het citeren van de kerkvaders wilde Calvijn twee dingen: aantonen dat de leringen van Rome tegenover het onderwijs van de vroege kerk staan en laten zien dat de evangelische leer die van de kerkvaders het meest nabij komt. Ook in de Institutie zijn deze beide te vinden, waarbij het patristische element in de apologie, ook tegenover-andere protestantse meningen, het meeste te vinden is.

Dr. Van Oort zei dat Calvijns kennis van de patres in die tijd niet uniek, maar wel bijzonder was. 'Deze reformator wilde wakken vermijden, en vooral een stevige slag op het godgeleerde ijs maken'.

Drs. C. den Hartogh, gereformeerd predikant in Werkendam en kenner van leven en werk van Ursinus, ging in op het begrip Voorzienigheid bij Ursinus en diens beroep op de patres. Hij noemde Ursinus de man die vanwege de Heidelberger na Calvijn de grootste invloed op de Nederlandse kerken had. ''Zijn werk is postpapier van een hoge kwaliteit, waarin de invloed van de patres als watermerk aanwezig is'.

Ds. Den Hartogh zei dat de providentia, de leer van de voorzienigheid, bij Ursinus het fundament van alle godsdienst is. Waarom hecht hij aan dit leerstuk, blijkens Zondag 1 en 10, zoveel waarde? Het antwoord is te vinden in Zurich, waar hij invloed van Petrus Martyr Vermigli onderging.

Ursinus definieert de voorzienigheid als de Raad Gods, die eeuwig, onveranderlijk, zeer goed en rechtvaardig is. In zijn voorzienigheidsleer ging Ursinus terug op Augustinus, zodat ds. Den Hartog afrondde met de opmerking dat Ursinus' theologie in het algemeen en zijn voorzienigheidsleer in het bijzonder niet begrepen kunnen worden zonder grondige bestudering van de patres.

Drs. C. A. de Niet verbreedde het thema met zijn lezing over 'De kerkvaders in Voetius'Ta Askhtika naar de Nadere Reformatie. Uit dit werk blijkt, aldus de classicus van het Amersfoortse Van Lodenstein-college, dat het citeren van de kerkvaders geen ornamenten zijn, maar argumenten voor het voluit gereformeerde karakter van de katholieke vroomheid. Tegen zijn studenten zegt Voetius: Citeer geen schrijvers uit het eigen land, wees voorzichtig met de reformatoren en verwijs naar de kerkvaders, als je gedocumenteerd wilt spreken. Voetius wist, aldus De Niet, dat je rooms-katholieken en remonstranten niet overtuigt met een beroep op Calvijn, wel met de kerkvaders.

Wij hoorden zes lezingen, waarbij de naam van Augustinus als een rode draad meeging. En dan? Prof. dr. W. van 't Spijker mocht het zeggen. In zijn slotwoord merkte de Apeldoomse hoogleraar op dat het thema de continuïteit van de kerk raakte. Hij haalde een brief van Calvijn aan Bucer uit 1558 aan, waarbij 'je je verbaast welke toon de 28-jarige Calvijn tegenover de gerenommeerde kerkreformator Bucer aanslaat. In overigens prachtig Latijn berispt hij Bucer ten onrechte dat hij bezig is een nieuw Evangelie te fabriceren en Christus voor de mensen aannemelijk te maken door van de patres gebruik te maken'.

Het was juist in deze jaren, aldus dr. Van 't Spijker, dat Bucer zich inwerkte in de theologie van de patres en óp het terrein van de exegese, de theologie, de structuur van de kerk en de reformatorische spiritualiteit je een toenemende invloed van de patres ziet..

'Verdere studie blijft nodig', was de conclusie. Is het niet het open einde van ieder geslaagd congres te noemen?

Dr. J. van Oort, voorzitter van de werkgroep Reformatie Vroege Kerk, zei na afloop dat in Utrecht voor het eerst het belang van de Kerkvaders is aangetoond. 'We kunnen er niet meer omheen dat zij in de eerste eeuwen geliefd, geloofd en getheologiseerd hebben. Deze bronnen zijn voor ons van grote betekenis. Naïef denken alsof wij als kerk niet in een traditie staan, kan niet. Ook als hervormde protestant sta ik in die katholieke traditie.'

De vraag blijft hoe de schatkamers waarin het goud van de kerkvaders ligt opgeslagen, voor onze kerken toegankelijk wordt. We leven gelukkig na de uitvinding van de boekdrukkunst.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het belang van de Kerkvaders

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's