Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK DANIËL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK DANIËL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

BEPROEFDE TROUW

Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijs des konings, noch met de wijn zijns dranks; daarom verzocht hij van de overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht ontreinigen.

En God gaf Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van de overste der kamerlingen.

Want de overste der kamerlingen zeide tot Daniël: Ik vrees mijn heer, de koning, die ulieder spijs en ulieder drank verordend heeft; want waarom zou hij ulieder aangezicht droeviger zien, dan der jongelingen, die in gelijkheid met ulieden zijn? alzo zoudt gij mijn hoofd bij de koning schuldig maken.

Toen zeide Daniël tot Melzar, die de overste der kamerlingen gesteld had over Daniël, Hananja, Misaël en Azarja: Beproef toch uw knechten tien dagen lang, en men geve ons van het gezaaide te eten en water te drinken.

En men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaanten van de jongelingen die de stukken van de spijs des konings eten; en doe met uw knechten naardat gij zien zult. Daniël 1 : 8—13.

Zo zijn Daniël en zijn drie vrienden dus terecht gekomen aan het weelderige Oosterse hof van Nebukadnezar. Zullen ze staande blijven in de verleiding dezer wereld? Zal er zoveel vreze Gods gevonden worden in het hart van Daniël, dat hij trouw zal blijven? In eigen kracht kan hij dat niet. Maar hij is in veilige hoede. Zijn God waakte over hem en bewaarde hem temidden van de verleidelijke heidense omgeving. Het is eigenlijk naar onze mening een zeer ondergeschikt punt waarop de strijd uitbreekt. De duivel is zo listig. Hij begint niet met ons te verleiden tot diefstal of moord of een andere uitbrekende zonde. Hij komt eerst met de kleine dingen. De koning wil, dat de Joodse prinsen meeëten uit de koninklijke keuken. Men zou zo zeggen, dat daar niets op tegen is. Wat de koning eet, dat kunnen wij ook wel eten. Maar toch lezen we: Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijs des konings, noch met de wijn zijns dranks... (vers 8a.) Hier komt duidelijk naar voren, dat hij ook in Babel wil leven naar de geboden Gods. De joodse spijswetten maakten onderscheid tussen reine en onreine dieren. Van de laatsten mocht men het vlees niet eten. Daniël en zijn vrienden zijn hun hele leven gewoon geweest zich naar die spijswetten te regelen. Nu hadden ze natuurlijk kunnen zeggen, dat het in hun nieuwe omgeving veel te moeilijk was om Gods geboden te onderhouden. En als men goed eten kreeg uit de koninklijke keuken, dan was het toch eigenlijk dwaasheid om halsstarrig vast te houden aan de principes, die ze in hun vaderland hadden gehuldigd. En was dat nu zo erg om vlees te eten uit de keuken van de koning? Men behoefde immers niet te vragen van welk dier het vlees was. Tenslotte moet een mens zich ook weten aan te passen aan de' omstandigheden, waaronder hij leeft. Maar naar deze taal van de duivel heeft Daniël niet willen luisteren. Hij heeft zich voorgenomen in zijn hart stipt te waken voor de vervulling van Gods geboden. Hij mocht niet toegeven, want wanneer men eenmaal aan de verleiding van de duivel gaat toegeven is het hek van de dam en dan weet men niet waar men terechtkomt.

Daar kwam nog iets bij. In Babel werden de spijzen voor de maaltijden eerst de afgoden geofferd, en de wijn die gedronken werd had eerst gediend om die afgoden plengoffers te brengen. Elke maaltijd was daardoor betrokken op de afgoden. Hier gold de regel: Hetzij dat gijlieden eet, hetzij dat gijlieden drinkt, hetzij dat ge iets anders doet, doet het alles ter ere van Babels goden.

En nu zullen we begrijpen waarom Daniël zich voorneemt niet van deze spijzen te eten. Hij kan de afgoden niet dienen. Hij wil de Heere dienen en in zijn wegen wandelen. En hij kan het met zijn geweten niet op een accoordje gooien.

Zo schaamde Daniël zich niet voor de godsdienst van zijn ouders, waar hij in grootgebracht was. Hij schaamde zich niet om uit te komen voor de God zijner vaderen, Die zich op een bijzondere wijze aan Israël geopenbaard had. Dat was een heel ding voor zo'n jongen. Ik denk, dat de Babyloniërs erom gelachen hebben. Mogen jullie die kostelijke spijzen van 's konings tafel niet eten? Jullie mogen niet veel. Dan hebben wij toch een veel vrijer leven. Zo'n bekrompen leven, daar zou ik me niet in thuis kunnen voelen. Wanneer we dit horen blijkt duidelijk, dat er na vele eeuwen nog niet zo erg veel veranderd is.

Zo heeft Daniël zich voorgenomen om niet van de spijs te eten, die uit de koninklijke keuken kwam. Maar hoe zou dat aflopen? Zou de koning het goedvinden als hij weigerde te eten van de koninklijke spijzen? En nu krijgen we een les. Want Daniël volgt de weg van de middelen. Ongetwijfeld heeft hij God gebeden om kracht, toen hij zich vast had voorgenomen niet te eten van de koninklijke spijzen. En toen zei hij niet, dat hij van die spijze niet wilde eten, maar hij vroeg met de verschuldigde eerbied, dat hij zich niet zou behoeven te verontreinigen. Hij zal de kamerling wel hebben uitgelegd waar het om ging. God verbiedt ons dit voedsel te eten en daarom zouden we zo graag ander voedsel hebben, zo pleitte Daniël.

We zullen begrijpen dat er heel wat moed toe nodig is geweest om dit verzoek te doen. Want de betrokken ambtenaren hadden wel eens erg boos kunnen worden op deze jonge mensen. Bovendien konden ze een prachtkans verspelen om in deze wereld vooruit te komen. De hoogste ambten stonden immers straks voor hen open. En een mens wil nu eenmaal vooruit in deze wereld. Daarom was het beslist niet verstandig om vast te houden aan de inzettingen Gods. Toch deed Daniël zijn verzoek: daarom verzocht hij van de overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht verontreinigen (vers 8b).

Menigeen kan gemakkelijk vooruitkomen en vrolijk leven in deze wereld als hij met die wereld maar meedoet. Het wereldse leven is bovendien schitterend in oogverblindende pracht. Wat is het leven van de christenen sober in vergelijking met de heerlijkheid der wereld. Daarom is de weelde der wereld velen te sterk.

En men behoeft ook maar een beetje toe te geven. Maar Daniël kan dat niet, al moet het hem ook alles kosten, ja al kan het hem zijn leven kosten. Hij heeft het geleerd, dat men beter met God alles kan verliezen, dan zonder God de hele wereld winnen. Want met God winnen we tenslotte alles, maar van de wereld blijft niets over. Het hoogste voor ons is, dat we God meer gehoorzaam zijn dan de mensen, ook meer gehoorzaam dan ons eigen vlees, onze eigen lust en zin. En die gehoorzaamheid moet beginnen bij de kleinste dingen. Het moet in ons leven uitkomen, dat we God liefhebben en Hem willen dienen.

Daniël wil al het werk doen, dat van hem geëist wordt. Hij wil zich laten onderwijzen in de wijsheid en de taal der Chaldeën. Hij wil bekwaamd worden voor een hoge positie in de wereld, maar hij wil niet meedoen met de wereld.

De overste der kamerlingen wordt niet boos op Daniël. Wanneer wij de naam des Heeren belijden, dan zullen we ondervinden, dat de Heere ons niet alleen laat staan. En zo lezen we ook: En God gaf Daniël genade en barmhartigheid voor het aangezicht van de overste der kamerlingen (vers 9). Zo effent de Heere zelf de weg voor deze getrouwe belijder. Hij neigt immers het hart der machthebbers als waterbeken. De kamerling houdt van deze eerlijke jongen, die zo onbeschroomd voor zijn geloof durft uit te komen. Maar hij is zelf onder de macht van anderen gesteld. En daar zit deze hoveling nu mee.

Wanneer ze vermageren en als straks de dag van het examen zal komen zal de koning vertoornd op hem zijn, omdat hij hen zo slecht verzorgd heeft. Dat kan hem zijn hoofd wel kosten, want Babylonische koningen zijn niet zo erg zuinig met mensenhoofden. En daarom durft hij niet zomaar aan het verzoek van Daniël te voldoen: Want de overste der kamerlingen zeide tot Daniël: Ik vrees mijn heer, de koning, die ulieder spijs en drank verordend heeft; want waarom zou hij ulieder aangezicht droeviger zien, dan der jongelingen die in gelijkheid met ulieden zijn? alzo zoudt gij mijn hoofd bij de koning schuldig maken (vers 10).

Daniël geeft het echter niet op. Hij durft de proef aan. Hij begeert tien dagen lang niet anders te eten dan het gezaaide: brood en groenten, en niet anders te drinken dan water. Hij weet dat zijn God machtig is hem te doen gedijen ook zonder de spijzen des konings. Toen zeide Daniël tot Melzar, die de overste der kamelingen gesteld had over Daniël, Hananja, Misaël en

Azarja: Beproef toch uw knechten tien dagen lang en men geve ons van het gezaaide te eten en water te drinken (vers 11 en 12).

Zo pleit Daniël bij Melzar. Er is voor deze hoveling immers geen enkel gevaar bij, want Daniël stelt voor dat de proef tien dagen zal duren. Bleken de jongemannen na afloop van die anderhalve week vermagerd, en zagen ze er minder voordelig uit dan de anderen, dan was er immers nog niets verloren. Dan kon Melzar hem toch nog de stukken van de spijs des konings voorzetten en wat waren nu tien dagen op drie jaar? En men zie voor uw aangezicht onze gedaanten, en de gedaante der jongelingen, die de stukken van de spijs des konings eten; en doe met uw knechten naardat gij zien zult... (vers 13).

De begeerte van Daniël om de Heere te dienen moet ons wel bijzonder treffen. Wat heeft immers de kerk te stellen tegenover de uitwendige wereldglans? Er is zoveel te zien in de wereld. Al de begeerlijkheid des vleses en al de begeerlijkheid der ogen is in de vreugdepaleizen der wereld. De kerk daarentegen knielt neer voor een Koning die met doornen gekroond is en die aan het vloekhout des kruises gestorven is om verloren zondaren zalig te maken. Aan Koning Jezus is geen uitwendige heerlijkheid, dat we Hem zouden begeren. Bij Hem is geen praal en pracht als in de wereld. Alleen maar een kruis, twee dorre balken, dat is al. Maar dat kruis is de heerlijkheid der kerk. Dat kruis is haar redding, haar eeuwige zaligheid.

De weelde der wereld roept ons om met haar mee te doen, maar de strenge soberheid van het kruis van Christus roept ons om van de Heere alles te verwachten. En terwijl de heerlijkheid der wereld voorbijgaat, geeft Hij een zaligheid en een weelde aan zijn kerk en volk, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgeklommen, maar die God bereid heeft voor allen die Hem vrezen.

Daar moet veel strijds gestreden zijn, Veel kruis en leeds geleden zijn, Daar moeten heil'ge zeden zijn, Een nauwe weg betreden zijn, En veel gebeds gebeden zijn, Zolang we hier beneden zijn, Zo zal 't hierna in vrede zijn.

De strenge lijn van het kruis moet er zijn in heel ons leven. En dat maakt nu juist rijk. Van het gezaaide te eten en water te drinken maakt rijk. Want het kruis van Christus spreekt van betere dingen dan van uitwendige heerlijkheid. Dat kruis vertoont de glans van genade en schuldvergeving, van barmhartigheid en vrede, van geestelijke blijdschap en toekomstige verheerlijking. Het is geen arm leven. God wil dat zijn kinderen het leven hebben en overvloed hebben.

Daniël heeft de goede keuze gedaan door van het gezaaide te willen eten en water te willen drinken. Hij is getrouw aan God, omdat Hij getrouw is. En dat

komt openbaar in het leven van al Gods kinderen. Laten we maar trouw zijn aan de Heere wanneer we op de proef gesteld worden. Hij zorgt immers voor zijn eigen werk. En Hij zal zijn volk en erfdeel in dit moeilijk leven niet begeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET BOEK DANIËL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's