Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

COLUMN: NIET ONNODIG KRENKEN OF SCHADEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

COLUMN: NIET ONNODIG KRENKEN OF SCHADEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Ambtelijk Contact is méér dan één keer geschreven over het beroepingswerk, over de wijze waarop een kerkenraad aan dat werk uitvoering geeft, welke methoden men daarbij kan volgen, welke codes men daarbij in acht heeft te nemen en op welke gevoeligheden men bedacht dient te zijn.

Het is niet de bedoeling al deze dingen nog weer eens op een rij te zetten. Wel lijkt het nodig nog eens extra te onderstrepen hoezeer men in het beroepingswerk alert moet zijn op die menselijke gevoeligheden, op een goed gevoel voor verhoudingen.

Wat geeft mij in om hierover te schrijven? Een recent geval van beroeping, waarin dat gevoel voor verhoudingen niet helemaal en misschien wel helemaal niet beleidsbepalend is geweest. Ik ga ervan uit dat de informatie die mij bereikte juist was. De situatie laat zich als volgt weergeven. Een gemeente is al enige tijd vacant. In de vacante periode hebben kerkenraad en gemeente aardig wat predikanten en toekomstige predikanten horen preken. Er moet nu een keuze worden gemaakt. Zowel bij leden van de kerkenraad als in de gemeente leeft één naam heel sterk. In de onderlinge gesprekken valt die ene naam steeds weer en het is duidelijk dat de kerkenraad in het beroepingsvoorstel dat aan de gemeente moet worden gedaan niet meer om die naam heen kan. Er zou eigenlijk niets tegen en zelfs alles vóór zijn om de betrokkene ter beroeping bij enkelvoudige kandidaatstelling aan de gemeente voor te houden. Maar daartoe wordt toch niet besloten. Hoewel voor zo ‘n voorstel de steun van een grote meerderheid van de gemeente mag worden verondersteld, voelt men zich op dit punt van zaken toch niet zeker genoeg om deze procedure te volgen. Gesteld dat het meerderheidscriterium van 75% niet wordt gehaald, dan is dat voor de te beroepen predikant een grote teleurstelling; door de kerkenraad zal het als een motie van afkeuring moeten worden gezien en de gemeente als geheel zit ermee in een situatie van verlegenheid. Uit deze overwegingen spreekt een goed gevoel voor verhoudingen, zou men kunnen zeggen. En dat is ook zo. Alleen heeft de kerkenraad zich met dit alles wel in een moeilijke situatie gemanoeuvreerd. Want wat is nu de goede oplossing? Om het (kleine) risico van afwijzing door de gemeente te ontgaan, wordt besloten om toch maar de reguliere weg van het tweetal te gaan. Een tegenkandidaat wordt aangewezen, een volwaardige weliswaar, maar wel iemand om wie het de gemeente in eerste instantie niet te doen is. Een kandidaat, die als het op de verkiezing aankomt al op voorhand in een positie van achterstand staat. De uitslag van de verkiezing gaf dat dan ook duidelijk aan.

Leiding van boven…

Kan dit? Mag dit zo? Dit kan eigenlijk niet. Formeel kan er niets tegen worden ingebracht. Moreel ligt het anders Als niet wordt gekozen voor de methode van enkelvoudige kandidaatsstelling, dient een kerkenraad met grote zorgvuldigheid een evenwichtig tweetal aan de gemeente voor te stellen, evenwichtig in deze zin, dat onder de leden van de gemeente beiden genoegzaam bekend zijn én zo dat de gemeente niet bij voorbaat één bepaalde richting is gewezen of daartoe is bewerkt. Als van het laatste sprake is, als al bij voorbaat vaststaat dat het om die ene te doen is, is de ander slechts “vlaggenkandidaat”, een begrip dat in de kerk van Christus niet thuishoort. Aan elke verkiezing in een vergadering van kerkenraad en gemeente gaat gebed vooraf, waarin de leiding van boven wordt gevraagd. Menselijk gesproken kan dit in zulke gevallen achterwege worden gelaten, omdat al bij voorbaat vaststaat of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voorspelbaar is, dat die ene het wordt.

Men moet zich bewust zijn wat deze gang van zaken betekent voor de afvallende kandidaat: teleurstelling, toch een beetje het gevoel van “gebruikt” te zijn, er bij te hebben gehangen, zonder reële kans, terwijl hij misschien hoopte dat de Here der Kerk voor hem een nieuw werkterrein op het oog had. Zo mag het niet. Ook in het beroepingswerk gaat men met mensen om, met menselijke gevoelens en gevoeligheden. Die kunnen misschien niet altijd en onder alle omstandigheden worden ontzien. Maar in alles waarmee we in de kerk beleid maken, horen we erop bedacht te zijn niemand onnodig te krenken of te schaden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

COLUMN: NIET ONNODIG KRENKEN OF SCHADEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's