Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heidelbergse Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heidelbergse Catechismus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(31).

De 18e eeuw: Voetianen 1: Smytegelt. Zo werden de mensen genoemd, die Gijsbertus Voetius, hoogleraar en predikant te Utrecht, volgden. Voetius was de man van de nadere reformatie, die op de bres stond voor de Gereformeerde waarheid. „Een kerk, die gereformeerd is, moet altijd gereformeerd worden, " zei hij en hierin ligt het geheim van zijn preciesheid, die al te vaak bespottelijk is gemaakt. Hij ijverde voor de ere Gods op alle levensterreinen. Hij had daar de strijd te voeren tegen een overheid, die de rechten van de kerk met voeten trad; tegen een bevolking, die slechts in naam Gereformeerd was. Hij ijverde voor een Christelijke levensstijl, die bestond uit zelftucht, zelfverloochening, eenheid tussen belijdenis en wandel, strenge tucht over de gemeenteleden. Zo hield Voetius b.v. verhandelingen over de zondagsviering, het dansen, de make-up, het toneel enz. Alles wat naar ijdel vermaak of trotse kleding zweemde, wees hij van de hand. Oppervlakkig beschouwd zit er een wettisch element in de Voetiaanse „preciesheid.' Men schold hem voor een doper en kloosterling. De eis der heiligmaking was voor hem echter een Schriftuurlijke eis.

De diepste roerselen van de menselijke ziel heeft hij bestudeerd. Op een gegeven moment riep hij uit: „Gij, die de verschillen in de religie weet te ontleden, waarom ontleedt ge uw eigen consciëntie niet? " Het zelfonderzoek neemt dan ook een belangrijke plaats in. Het diende om de huichelaars te ontmaskeren, de bekommerden de weg des behouds aan te wijzen en Gods volk te vertroosten.

Veel werk van Voetius is alleen door theologen te waarderen. Het is voor leken te moeilijk. Allerlei fijn uitgeplozen onderscheidingen werden in het midden gebracht en dat is door zijn volgelingen, cle Voetianen, voortgezet. Enkele voorbeelden:

Ze redetwistten met de grootste spitsvondigheid over allerlei zijdelings ontstane nietige, beuzelachtige, problematische vraagstukken. Men redetwistte of het licht, op de eerste dag geschapen, een hoedanigheid of een stof was, of er bovenhemelse watjeren waren, of het beeld Gods, dat in de eerste mens zo heerlijk pronkte, het beeld is geweest van al de Goddelijke personen of van één ervan: of Adams lichaam na de schepping van Eva, ook verminkt geweest is dan of het verlies van een rib terstond hersteld is; of de erfzonde een zelfstandigheid of stellig zelfstandig wezen was, of de rechtvaardigmaking uit de vierschaar des hemels door een overgaande daad van God gebracht wordt tot de vierschaar der consciëntie en of deze overgaande daad van God niet zo wezenlijk tot de rechtvaardigmaking voor God behoort als inblijvende in God enz. enz.

Dit wijsgerig redetwisten bepaalde zich niet slechts tot de geleerden, maar werd ook op de kansel gebracht. Er waren er echter ook, die zich op de preekstoel van dergelijke twistvragen onthielden en meer stichtelijke dan leerzame preken hielden. Deze preken zijn bij ons als oude schrijvers gelukkig nog bekend. Het is het z.g. „onderscheidend preken." Wie studie maakt van oude schrijvers, weet dat. Doorgaans worden eerst de ketters, daarna het gros der gemeente en tenslotte het kleine hoopje godvruchtigen toegesproken, welke laatsten in twijfelenden, bekommerden, nu en dan bekommerden, verzekerden, half verzekerden, wankelmoedigen, bezorgden, overtuigden, bevestigden, bekeerden en die weer in uitverkoren bekeerden, wedergeboren bekeerden, gedurig bekeerden, dagelijks bekeerden enz. werden onderscheiden. Ook komen we vaak uitdrukkingen tegen als: valletje, stondje, een talentje van bidden, een blikje van verkwikking, een gebrekje, een Adams aankleefseltje enz. Ook bleven zij aan de gewoonte om zich plat en op de man af uit te drukken getrouw, en bekommerden zich weinig om taal of stijl.

Dit alles is inzonderheid op de Voetiaanse catechismuspreken van toepassing. De Catechismus stelde de leraars in de gelegenheid, niet slechts hun bijzondere gevoelens over het één of ander leerstuk te ontwikkelen en te verdedigen, maar ook de krijtende zonden in de gemeenten in al haar naaktheid bloot te leggen. Vandaar dat het volk, dat de hoogdravende en geleerde leerredenen van de Coccejanen (hierover D.V. in een volgend artikel) niet begreep, en zo

gaarne in hun taal hoorde prediken, die Voetiaanse catechismuspreken zo gaarne hoorde en las. Tot in deze eeuw worden ze nog herdrukt en gelezen en is nog b.v. Van der Kemp en Smytegelt de lievelingslektuur van velen.

De verleiding is zeer groot, iets van Smytegelt te zeggen, van vader Smytegelt, een man van de zuivere leer, geen Coceejaan, maar ook geen filosoferend aristoteliaans Voetiaan, rechtzinnig, ernstig en praktikaal leraar te Middelburg. Zijn invloed op het volk was zo groot, dat de regering zich van hem bediende, als zij een besluit wilde ten uitvoer brengen, waartegen de menigte zich verzette; zijn uitspraken werden voor orakels, zijn praktikale leerredenen, keurstoffen, gekrookte riet-en catechismuspredikatie waren in aller huizen en in aller handen. Deze laatste vooral doen ons de geliefde, ja, „aangebeden" man als een gemoedelijk en ernstig, maar tevens als een zuiver Voetiaans volksprediker kennen, en wanneer wij de bundel lezen, dan begrijpen wij het, welk een indruk hij op de duizenden die hem hoorden, moet gemaakt hebben.

Daar staat hij voor onze geest, zoals zijn levensbeschrijver hem afschilderde, met dat ernstig gelaat, die bolderende stem, die hevige gebaren. Het is of wij hem bij de behandeling van het vierde gebod horen zeggen: „Wat wint men er mede, dat men van dien dag, die de dag des Heeien is, een koopdag maakt? Ach arme, de een wil kopen en de andere wil verkopen en het kan beide niet gedijen, omdat het tegen Gods gebod is. Is dat niet schrikkelijk? Gij, die verkoopt, gij moogt het wel doen, daar is een schoon gewin in! Gij ontvangt uw geld in een doorgeboorde buidel. De vloek is er in. Daar zitten wij bij malkanderen en vergaan; elk wil volgen! Ach! het ging beter in ons land, als die dag consciëntieuser werd waargenomen, als de predikanten zonen des donders waren, en de gemeente toevloeide als schapen tot de weiden! Maar hoe gaat het nu? Uit plazieren, uit wandelen; de sabbath en de rustdag is een saletdag geworden. Zij zitten neer bij hunne vleespotten en brasserijen in dronkenschap. Zij houden van geen preken, 't is een paleerdag, een dronkaard zit bij zijnen drank, 't is een gesnipperde dag, zij kunnen uit hun bed niet, 't is een zuip-en eetdag en komen ze dan nog eens in de kerk, dan zitten ze te kraken en op te rispen, hunne vette soppen stinken hen ten vollen monde uit.... Wij vrezen dat gij in de helle zult vallen en dan zult gij in eeuwigheid niet rusten, dan zult gij u liggen beklagen het misbruik, dat gij van den sabbathsdag, van den dag des Heeren in uw leven gemaakt hebt." enz.

Wij kunnen het ons voorstellen, wat voor een macht een man op het volk kon uitoefenen, die zo sprak. Doch wij herkennen in hem dezelfde leraar niet, als wij hem horen spreken van een „tekentje in de ziel, van een sprankeitje in 't schepsel, van een gezelschapje, dat in het stondetje der minne, de roepinge van het geloof in den Heere Jezus krijgt, " of wanneer wij hem horen zeggen: „God zal zijn besluit op zijn stondetje doen baren: moet gij een kruisje ondergaan, wees stil, " of wanneer wij hem tegen het beest zien strijden, pleitredenen houden tegen satan, of het harnas aantrekken tegen roomsen, mennonieten, lutheranen of remonstranten.

De lezer moet mij maar vergeven, dat ik al schrijvende wat op een dwaalspoor geraakt ben. Ik loop altijd warm, als Smytegelt ter sprake komt. Deze oudvader ligt mij, u geeft misschien de voorkeur voor een ander. Ook best. Ik geloof, dat het toch ook weer geen kwaad kan, als eens iets uit hun werken wordt overgenomen. Wat weet onze jeugd van hen? Zijn de namen misschien alleen nog maar bekend? Of die ook al niet meer? Misschien staan ze in vaders boekenkast en kent men alleen de glimmende omslag. Sla ze echter eens open en begin eens te lezen. Smytegelt is niet moeilijk om te begrijpen. U zult alleen een beetje Vaderlandse geschiedenis moeten kennen om verschillende uitdrukkingen te begrijpen. De stof is niet verouderd. Of geldt soms het stukje, dat ik zoeven uit zijn Catechismus overnam, niet meer voor onze dagen? Het is nog net zo actueel als toen. Gods geboden verouderen nooit.

Ik ben eigenlijk niet klaar gekomen met de Voetiaanse catechismuspreken. Ik had nog graag wat willen schrijven over de catechismuspreken van Van der Kemp. Dat moet dan maar blijven wachten tot hopelijk de volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1961

Daniel | 8 Pagina's

De Heidelbergse Catechismus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1961

Daniel | 8 Pagina's