Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET POLITIEKE WERK VAN DS. P. ZANDT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET POLITIEKE WERK VAN DS. P. ZANDT

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

"Steeds in sober zwart gestoken - een kastanje als heilmiddel tegen de strammakende reumatiek in de broekzak dragend - soms naar adem snakkend (...) klonk telkenjare bijna dezelfde boetpredikatie. (...) Ondanks zijn lange loopbaan raakte ds. Zandt nooit zijn spreekangst kwijt. Tevoren legde hij zijn notities op het spreekgestoelte en nerveus liep hij dan achter het groene gordijn zijn beurt af te wachten. Eenmaal moet een grappenmaker tot zijn wanhoop die papieren verwisseld hebben. Of het veel verschil maakte? " 1 )

Deze weinig sympathieke beschrijving van het optreden van ds. Zandt in de Tweede Kamer is te vinden in Wandelingen door de Handelingen, geschreven door dr. N. Cramer.

In de beschrijving van Cramer weerspiegelt zich het beeld dat de buitenstaander van ds. Zandt heeft: een

excentriek figuur met een weinig boeiende voordracht, meer dominee dan parlementariër. Iemand die in de parlementaire geschiedenis hoogstens goed is voor een anekdote.

Vanmiddag zou ik graag hier in uw midden in willen gaan op het politieke werk van ds. Zandt. Ik wil dat doen op de volgende wijze. Allereerst wil ik kort ingaan op zijn levensloop, vervolgens wil ik aandacht geven aan de bijdrage die ds. Zandt geleverd heeft als lid van de gemeenteraad van Delft om tenslotte te komen tot een waardering van het politieke werk, waarbij ik er op goede gronden meen van uit te mogen gaan dat het werk in de gemeenteraad exemplarisch is voor al de politieke arbeid die door ds. Zandt is verricht.

Levensloop

Allereerst dus zijn levensloop. Pieter Zandt werd op 6 maart 1880 in het Groningse dorpje Stedum geboren. Zijn vader was een niet onbemiddelde boer en bewoonde een grote kapitale boerderij.

Door zijn moeder werd de jonge Pieter veel aangesproken over de dingen der eeuwigheid en het was haar zielewens dat haar zoon eenmaal dienaar des Goddelijken Woords zou mogen worden. Zijn moeder maakte een grote en blijvende indruk op hem. Bij de huldiging ter gelegenheid van het 25-jarig Kamerlidmaatschap merkte hij aan het eind van zijn toespraak op dat hij de Heere niet dankbaar genoeg kon zijn dat hij zo'n moeder had gehad.

Zonder dat Pieter kan gewagen van een roeping tot het ambt, zonder dat hij kan spreken over een inwendige verandering, gaat hij na een gymnasiale opleiding theologie studeren in Utrecht. Daar raakt hij in de ban van de ideeën van Tolstoj, een Russisch denker, die de verzoening door de voldoening van Christus radicaal loochende.

Doch God zag om naar hem die uit zichzelf nooit naar God zou omzien. In sobere woorden heeft hij er later van getuigd: "dat ik in Utrecht onder het lezen van de Duitse wijsgeer Hegel, door één van Gods pijlen als een vogel uit de boom geschoten werd, waarbij voor mij een algehele ommekeer van waarden plaats greep." De Heere werkte door en hij mocht beleven: "O, welk een heugelijke, welk een onvergetelijke, welk een alles te bovengaande vreugdevolle ure is het, wanneer Christus tot de ziel spreekt: Ik ben uw Heil, al uw zonden zijn u vergeven, en wanneer de ziel Christus voor eeuwig als haar Goël en Verlosser mijnt en omhelst."

Zijn eerste gemeente was Kamperveen. Daarna volgden Loon op Zand, IJsselmuiden, Ede en Delft. In 1925 ging hij, in verband met zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer, met emeritaat.

Op 4 maart 1961 overleed ds. Zandt op 81-jarige leeftijd en ging hij in in de vreugde zijns Heeren. Op 9 maart werd hij te Kampen grafwaarts gedragen.

Politiek was ds. Zandt in verschillende geledingen actief. In 1925 werd hij lid van de Tweede Kamer. In 1927 werd hij lid van de gemeenteraad van zijn woonplaats Delft. Beide posten bekleedde hij tot aan zijn dood toe. Daarnaast was hij van 1927 tot 1931 lid van de provinciale staten van Zuid-Holland. 2)

In de gemeenteraad van Delft

Ruim 33 jaar, van 1927 tot 1961, is ds. Zandt lid geweest van de gemeenteraad van Delft. Diverse burgemeesters zag hij gaan en komen en na de Tweede Wereldoorlog heette hij ze als nestor van de raad welkom en werden ze bij hun afscheid door hem toegesproken. Nooit zou hij, wanneer hij namens de raad sprak, nalaten om aan het einde van zijn toespraak een persoonlijke wens toe te voegen, waarin zijn levensbeschouwing duidelijk doorklonk. Zo eindigde hij zijn welkom aan de nieuwe PvdA-burgemeester Van Walsum met de volgende woorden: "Dat onder uw beleid Delft in goede en nuttige samenwerking met deze Raad in groter bloei mag toenemen", daaraan als persoonlijke wens toevoegende, "dat het u gegeven mag worden om onze geliefde stad onder de gunste Gods overeenkomstig Zijn Woord en Wet te besturen." 3)

Collegevorming

De vraag of al dan niet aan de collegevorming zou moeten worden deelgenomen, is in de Delftse SGPfractie in ds. Zandts tijd nooit aan de orde geweest. Getalsmatig was de fractie daarvoor veel te klein. Afgezien van de periode 1935-1939 was ds. Zandt steeds de enige SGP'er in de raad.

In 1927, dus bij zijn aantreden als raadslid, stemde hij bij de verkiezing van een anti-revolutionaire wethouder blanco. Naderhand motiveerde hij dit stemgedrag als volgt: "Hij wilde vrij blijven." En dan komt er een niet onbelangrijke toevoeging: "Bovendien liep de zetel van den anti-revolutionair geen gevaar. Hoe spr. zou gestemd hebben, indien de zetel wel gevaar zou gelopen hebben, daarover zal hij zich niet uitlaten." 4) Wie de conclusie trekt dat ds. Zandt hier een pragmatisch standpunt inneemt, concludeert in dit bijzondere geval misschien terecht, maar in het algemeen toch onterecht, want ongeacht de gevolgen heeft hij - en zijn partij - "er zich altijd van weerhouden om sociaaldemocraten als wethouders te kiezen." 5)

Smaad en eenzaamheid

Huidige SGP-vertegenwoordigers klagen steeds meer dat ze niet meer begrepen worden. In het gunstigste geval luistert men nog met een welwillend oor. In ds. Zandts dagen werd de boodschap van de SGP nog wel degelijk begrepen, vooral door degenen die levensbeschouwelijk gezien het dichtst bij stonden. Juist daarom was de bestrijding van de anti-revolutionairen zo fel, tot op het fanatieke af.

Zo had ds. Zandt in de vooroorlogse periode te maken met burgemeester Van Baren (ARP).

Vooral aan het eind van de jaren '30 verloor deze tegenover ds. Zandt meermalen uit het oog dat hij als voorzitter van de raad boven de partijen diende te staan.

In de vergadering van 20 juli 1938 sprak ds. Zandt burgemeester Van Baren aan op het feit dat het gemeentebestuur had toegestaan dat Gods dag ontheiligd was geworden. In dit verband verweet de burgemeester ds. Zandt onder meer dat hij een "rabbinistische" zondagsopvatting had en een redenering gebruikte die een "belachelijke" indruk maakte. Ds. Zandt verklaarde daarop "dat de overheid verplicht is Gods Woord te handhaven. Spr. zou dus in hooge mate ontrouw zijn aan zijn beginsel, als hij hiervan ook maar iets liet vallen. Dat kan hij onmogelijk, want dat raakt in zijn diepste wezen een beginselkwestie. Ziende op hen, die daarvoor eenmaal hun bloed en hun leven hebben gegeven, zou spr. een lafaard zijn, als hij dit zou prijs geven. Overeenkomstig dat beginsel heeft hij hier vanavond de overheid op haar dure roeping gewezen en daarvan neemt hij geen woord terug. Hij is bereid over dat beginsel met den voorzitter te debatteeren."

De voorzitter kon het niet laten om hierop ironisch te reageren met de opmerking dat dit dan de eerste maal was dat ds. Zandt zich daartoe bereid verklaarde. 6 '

Na de Tweede Wereldoorlog was de verhouding in de Delftse raad tussen ARP en SGP zo mogelijk nog meer gespannen. In de vergadering van 8 juni 1950 was ds. Fokkema, die namens de ARP in de raad zat, zonder meer beledigend toen hij de SGP verweet "een schijnheilig fascistisch stelsel" aan te hangen. Ds. Fokkema maakte het zo bont dat door het raadslid Heiligers naderhand opgemerkt werd dat hij had meegemaakt "wat hij nooit had gedacht te zullen meemaken. Voor het eerst namelijk heeft hij een predikant horen schelden. Dit is, gelooft hij, wel parlementair uitgedrukt." 7)

In de rede die ds. Zandt hield ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum als Kamerlid herinnerde hij eraan dat het hem - en ds. Kersten - niet ontbroken had aan voortdurende tegenstand en bestrijding, aan verdachtmaking en laster, aan belediging en bespotting, zodat hij zich meermalen eenzaam en verlaten gevoeld had. 8) Het is alles ongetwijfeld ook van toepassing geweest op de Delftse raadsperiode.

De boodschap van ds. Zandt

"De overheid is verplicht Gods Woord te handhaven", dat is de rode draad die door het 33-jarige raadslidmaatschap heenloopt. Vanuit dat beginsel heeft hij met name op het punt van de zondagsrust de raad veelvuldig op zijn plicht gewezen. Zo keurde hij het ten sterkste af dat er op zondagnamiddag optochten met muziek werden gehouden. 9 )

Toen er toestemming bleek verleend te zijn om op zondag een voetbalveld met een muziekuitvoering in te wijden, werd de burgemeester, weliswaar begripsvol, maar toch welgemeend en ernstig vermaand. "Spr. verstaat dat in dezen tijd de positie van de overheid, ook van een burgemeester, niet gemakkelijk is,

maar dit neemt niet weg, dat deze immer een veilig pad bewandelt, wanneer hij naar het geopenbaarde Woord van den levenden God zijn bewind richt. Alsdan zal hij ook zijn gemeente tot zegen zijn." 10 )

"De overheid is verplicht Gods Woord te handhaven". Vanuit dat beginsel stemde ds. Zandt tegen het subsidiëren van de Openbare Leeszaal, omdat zich daarin boeken bevonden waarin Gods heilige naam ij del gebruikt werd. n)

Vanuit dat beginsel verzette hij zich eveneens tegen het subsidiëren van de stedelijke rooms-katholieke instellingen, zoals de rooms-katholieke Handelsavondcursus. "Met goed recht mag en kan van een kind der Reformatie niet verwacht worden, dat hij zich geroepen zal achten, om Roomsch-Katholieke instellingen van overheidswege met subsidie te steunen; zijn beginsel verbiedt het hem." 12 )

Vanuit dat beginsel wees hij ook de onderwij spacificatie af. "Dat het beginsel hetwelk aan het huidige onderwijs ten grondslag ligt, niet het zijne is, omdat het een door en door revolutionair beginsel is. (...) Krachtens zijn Staatkundig-Gereformeerd beginsel wil hij heel het onderwijs aan Gods Woord gebonden zien." 13)

Toch had ds. Zandt, ondanks zijn principiële stellingname, ook oog voor de werkelijkheid.

Toen in de raad het voorstel aan de orde kwam om het openbaar bewaarschoolonderwijs op te heffen en de subsidie per leerling voor de bijzondere bewaarschool in te trekken, verklaarde ds. Zandt tegen te zullen stemmen. Vanuit de raad werd daarop de opmerking gemaakt dat hij daarmee dus instemde met het subsidiëren van katholieke scholen, waarop ds. Zandt repliceerde: "Dat dit niet het geval is. Hij wenst alleen eenmaal aangegane verplichtingen door de stad te zien nageleefd. Aangegane verplichtingen dienen tegenover elk mensch om het even, wie hij moge zijn, te worden vervuld. Worden in de maatschappij deze zoo maar verbroken, dan ontstaat een staat van rechteloosheid en anarchie." I4)

Geen politicus

Ds. Zandt was geen politicus. In de meerdere malen aangehaalde herdenkingsrede zegt hij ook zelf: "Preken doe ik nog immer van al mijn werkzaamheden het liefst." 15 )

Wie de raadsnotulen doorbladert, krijgt de indruk dat het politieke handwerk hem niet lag. Zelden interrumpeerde hij een mederaadslid; wellicht omdat hij de gave niet had om in een onverwachte situatie alert en ad rem te reageren. Toen bijvoorbeeld het college voorstelde om aan de gemeentelijke HBS onder meer het vak 'Cultuurgeschiedenis van het Christendom' op het lesrooster te plaatsen, verklaarde ds. Zandt zich daartegen. Uit zijn motivering bleek dat hij veronderstelde dat hiermee bedoeld zou zijn dat het Christendom een product van de cultuur is. Toen hij erop gewezen werd dat het hier ging om de invloed die het Christendom op de cultuur heeft uitgeoefend, formuleerde hij zijn bezwaren wat minder sterk, maar bleef hij toch vasthouden aan zijn oorspronkelijke gedachte. 16)

Wie leest hoe chauvinistisch ds. Zandt over Delft sprak: "Daar is toch binnen haar veste zoveel schoons, dat een ware verlustiging voor het oog is. (...) Onze stad was vanouds zeer terecht vermaard", vraagt zich af of hier geen sprake is van een romantisch gekleurde visie. 17 ) Dat blijkt dan toch weer wel mee te vallen: in de notulen van de vergadering van 21 november 1928 lezen we dat ds. Zandt instemde met de demping van drie Delftse grachten, omdat hij met de bewoners van de grachten van mening was dat het woongenot er door de aanwezigheid van een gracht verre van aangenaam was. I8)

Waardering

Het politieke werk van ds. Zandt is door de buitenwacht altijd maar hooguit als matig beoordeeld. De al eerder geciteerde Cramer komt zover niet eens en kwalificeert de parlementaire redevoeringen als "telkenjare bijna dezelfde boetpredikatie".

In de gemeenteraadsvergadering van 22 december 1937 kreeg ds. Zandt voor de voeten geworpen dat hij altijd zo "negatief' was. 19)

Toch doen dergelijke kwalificaties ds. Zandt geen recht. Ze worden namelijk gedaan vanuit de invalshoek van de democratie.

Men bevraagt hem dan op zijn resultaten als volksvertegenwoordiger en men meet hem met de maat van de democratie.

Zo echter mag men naar mijn stellige overtuiging ds. Zandt niet beoordelen. Noch als Tweede Kamerlid, noch als Statenlid, noch als lid van de gemeenteraad van Delft voelde ds. Zandt zich in de eerste plaats een volksvertegenwoordiger.

Treffend laat zich dat illustreren aan de hand van de notulen van de raadsvergadering van 8 juni 1950. Het al eerder genoemde ARP-gemeenteraadslid ds. Fokkema merkte in die vergadering op: "Alleen wil hij er de heer Posthumus op wijzen, dat hij hier niet zit als predikant van een bepaalde kerk, maar als vertegenwoordiger van een politieke partij. De Voorzitter - aldus nog steeds ds. Fokkema - waakt er daarom steeds angstvallig voor, dat de heer Zandt en spr. hier niet als ambtelijke personen worden gezien." 20)

Vanuit dit gezichtspunt gezien is het begrijpelijk dat ds. Fokkema zijn ambtgenoot consequent aanspreekt met "de heer Zandt". Opmerkelijk is echter dat ds. Zandt zijn mederaadslid zo niet aanspreekt, maar het altijd heeft over "ds. Fokkema".

Voor ds. Zandt bleef een dominee een dominee, ook al zit hij in de gemeenteraad. Ds. Zandt was noch voelde zich in de Delftse raadszaal een politicus, maar een predikant.

Vanuit die optiek dient zijn politieke werk beoordeeld. Cramer en zo vele anderen beoordeelden het politieke werk van "de heer Zandt".

Dr. Kortenhorst, lid van de RKP en voorzitter van de Tweede Kamer, heeft aangevoeld dat er geen "de heer Zandt" in het parlement was geweest. In zijn herdenkingsrede naar aanleiding van het overlijden van ds. Zandt karakteriseerde deze roomse voorzitter ds. Zandt onder meer als volgt: "Welke nieuwe stromingen zich tijdens zijn lidmaatschap ook baan hebben gebroken, ds. Zandt heeft stand gehouden, kompromisloos tegen de geest der tijden en de goden van de eeuw, nooit wijkend voor politieke en ideologische veranderingen van weer en wind, steeds zichzelf blijvend gelijk een boetgezant uit het Oude Verbond". 21 '

'Boetgezant', ik vind het de meest juiste kwalificatie van ds. Zandt die ik tot nu toe gelezen of gehoord heb.

Zo heeft hij ook in de gemeenteraad van Delft gezeten: als een boetgezant en niet als een volksvertegenwoordiger.

Het is dan toch ook vanzelfsprekend dat zijn optreden een sterk getuigend karakter draagt. De beginselen van de SGP brengen op zich al mee dat het optreden van haar vertegenwoordigers een getuigend karakter draagt.

Wie dat wil ontkennen, heeft de Staatkundig Gereformeerde beginselen niet begrepen.

Dat wil niet zeggen dat ds. Zandt zich niet gebogen heeft over de praktische vraagstukken die er in de raadsvergaderingen aan de orde waren. Hij heeft zich daar niet aan onttrokken, maar deze wel altijd vanuit de beginselen benaderd.

"Gelijk een boetgezant". In zijn optreden als raadslid bleef hij predikant: Verbi Divini minister, dienaar des Goddelijken Woords.

Zijn allerlaatste rede (op het moment dat hij deze uitsprak, besefte ds. Zandt niet dat het zijn laatste was) geeft daar een heldere blijk van:

"Vanavond is gezegd, dat men vermaak wil, maar het lichzinnige zondige kermisvermaak is het ware vermaak niet. Dat staat de ware vreugde tegen. Men beweert wel eens, dat spr. en zijn geestverwanten sombere lieden zouden zijn, dat zij zich tegen alle vermaak zouden keren, doch dat is geenszins het geval. Zij zijn vóór echte blijdschap in God, Die de enige ware blijdschap is, die niet voor een dag, week of jaar is, maar welke in leven en sterven blijvend is, eeuwig is en ook in der eeuwigheid zal zijn. De natuurlijke mens echter heeft naar Christus' uitspraak de duisternis liever dan het licht en de dood liever dan het leven. Daarom zoekt hij de ware blijdschap niet en heeft hij zelfs een afkeer van de vrede, die Christus de Zijnen geeft, waar Hij getuigt: Vrede geef Ik u, Mijne vrede laat Ik u, niet gelijkerwijs de wereld haar geeft, geef Ik haar u en deze blijdschap zal van u niet weggenomen worden, gelijk Godvrezende martelaren hebben bevestigd, toen zij op schavot en brandstapel in de

grootste blijdschap de dood zijn ingegaan. Deze blijdschap beveelt spr. een ieder aan." 22)

Noten:

1) N. Cramer, Wandelingen door de Handelingen, z.j., p. 260/261 2) De hier vermelde gegevens zijn ontleend aan de herdenkingsrede ter gelegenheid van het 25-jarig Kamerlidmaatschap en aan de levensschets van de hand van drs. W. Fieret, opgenomen in ds. P. Zandt, Hoort des Heeren Woord, 1986. 3) Notulen van de raadsvergadering van 16-2-1948, p. 14 4) Notulen van de raadsvergadering van 20-12-1927, p. 222 5) Notulen van de raadsvergadering van 8-12-1939, p. 122 6) Notulen van de raadsvergadering van 20-7-1938, p. 80 7) Notulen van de raadsvergadering van 8-6-1950, p. 179 8) Herdenking van het 25-jarig Kamerlidmaatschap van ds. P. Zandt, gehouden te Utrecht op 15 september 1950, z.j., p. 17 9) Notulen van de raadsvergadering van 17-12-1931, p. 256 10) Notulen van de raadsvergadering van 13-7-1932, p. 114 11) Notulen van de raadsvergadering van 19-12-1927, p. 201 12) Idem, p. 202 13) Notulen van de raadsvergadering van 7-6-1950, p. 160 14) Notulen van de raadsvergadering van 20-12-1933, p. 160. In dit geval was ds. Zandt voor geleidelijke afbouw van de subsidie. 15) Herdenkingsrede, a.w., p. 21 16) Notulen van de raadsvergadering van 31-3-1954, p. 88 en 91 17) Notulen van de raadsvergadering van 30-12-1947, p. 22 18) Notulen van de raadsvergadering van 21-11-1928, p. 189 19) Notulen van de raadsvergadering van 22-12-1937, p. 168 20) Notulen van de raadsvergadering van 8-6-1950, p. 186 21) Zandt, a.w., p. 89 22) Notulen van de raadsvergadering van 30-12-1959, p. 989

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1996

In het spoor | 28 Pagina's

HET POLITIEKE WERK VAN DS. P. ZANDT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1996

In het spoor | 28 Pagina's