Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geest, het Woord en de bijzondere zorg  voor onze zaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geest, het Woord en de bijzondere zorg voor onze zaligheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Inspiratie van de Schrift

We grijpen nog eens terug op art. 3 van de N.G.B. In dit artikel wordt achtereenvolgens van revelatie en inspiratie gesproken. Van revelatie (openbaring) door een citaat van 2 P. 1 : 21. Vervolgens van inspiratie met de woorden: Daarna heeft God... Zijn knechten de profeten en de apostelen geboden. Zijn geopenbaarde woord bij geschrift te stellen.' De confessie geeft dus geen inspiratietheorie. Slechts wordt met nadruk gesteld dat de te boek stelling van de woorden Gods op Zijn bevel geschiedde en dat deze Schrift-wording van het Woord voortkwam uit Zijn bijzondere zorg voor onze zaligheid. Dat kan ons van meet af aan waarschuwen voor een op formele wijze gehanteerde inspiratie-theorie of onfeilbaarheids-idee, lós van de verkondiging van de Schrift zèlf.

Vanuit het zclfgetuigenis van de Schrift (waarbij het niet gaat om een geïsoleerd beroep op enkele 'bewijsteksten' als 2 Tim. 3 : 16 en 2 P. 1 : 20, 21, — maar veeleer om het getuigenis van de Schrift over de gehele linie, de wijze waarop de profeten zich op de Gods-spraak beroepen, het volstrekte gezag dat de Heere Jezus toekende aan het Oude Testament, de apostolische volmacht in de Nieuw Testamentische brieven!), gelóven we dat de Geest persóónlijk zorg heeft gedragen voor de Heilige Schrift als neerslag van de Gods-openbaring. Daartoe nam de Geest mensen in dienst. Dat laatste zinnetje bergt een wereld van gedachten in zich. De woorden van de Heihge Schrift zijn theopneust, door-de-Geest-geademd en daarom ook de Geest ademend.

Echter: mensen hebben het Woord Gods gesproken. Mensen hebben het neergeschreven in menselijke schrift en menselijke taal. Dit menselijk karakter van de Heilige Schrift roept vele vragen op die door geen enkele inspiratietheorie mogen worden verdoezeld en evenmin door een bepaalde theorie afdoende zullen kunnen worden beantwoord. De vraag kan worden gesteld in hoeverre

een organisch inspiratie-model recht doet aan een gereformeerde theologie? Het antwoord luidt: slechts ten dele. Het biedt geen afgeronde oplossing. Het geeft een handreiking en wijst een weg tot voortgaande bezinning. Na de dagen van Kuyper en Bavinck kreeg de organische inspiratie-leer in zijn afweer tegen een zogenaamde mechanische opvatting burgerrecht in de gereformeerde theologie en een schijnbare vanzelfsprekendheid, waardoor dit model zelfs in catechisatieboekjes kon worden gepresenteerd.

Nogmaals: ik ben van mening dat het inzicht van deze theorie nog steeds van groot belang is. Maar het begrip 'organisch' is minder verhelderend dan het op het eerste gezicht lijkt. Dat blijkt wel enerzijds uit de waarschuwing van Bavinck geen misbruik te maken van de organische theorie ten einde afbreuk te doen aan het auteurschap van de Heilige Geest, anderzijds uit de analyse in het rapport 'God-met-ons', waarin gesteld wordt dat de mannenbroeders van het begin van de 20e eeuw in feite weer terug zijn gevallen in een mechanische opvatting. Zo weinig doorzichtig is deze theorie dat er een strijd kon ontbranden 'om de organische erfenis', een strijd die tot op de huidige dag voortduurt met als inzet de vraag wie nu werkelijk wandelt in het door Bavinck en de zijnen aangegeven spoor.

Speelruimte voor het mensehjke

De Heilige Geest nam mensen in diénst. Berkouwer heeft een pleidooi gevoerd voor een royale vulling van deze menselijke dienst van de openbaringsgetuigen. Geen verschraling en reduktie tot min of meer onpersoonlijke instrumenten, maar een bredere speelruimte voor het voluit menselijke. Dat mensehjke niet in een concurrentie-verhouding tot het goddelijke, niet in een uitéénleggen van menselijke en goddehjke faktor, maar wèl met een uitdieping van de mensehjkeinbreng.

Dit gezichtspunt heeft iets bevrijdends en verrijkends. Van hieruit kunnen we de menselijkheid van de Schrift écht serieus nemen binnen de door de Heilige Geest aangebrachte kaders. We behoeven niet met een benauwd gezicht te beknibbelen op de zogenaamde menselijke faktor, omdat deze éigenlijk het gezag van de Schrift zou ondermijnen. We mogen per confessie, en niet slechts per concessie, spreken van het mensehjke in de Schrift. Dus met overtuiging en niet omdat we er nu eenmaal niet onderuit kunnen. Dat geeft dan ook een blijvende openheid en onbevangenheid voor de resultaten van een gelovige historische bijbelwetenschap. Zei Bavinck niet reeds dat de Geest niets menselijks heeft versmaad wanneer het maar dienen kon tot orgaan van het goddelijke? !

En heeft dr. B. J. Oosterhoff het gehjk niet aan zijn kant als hij waarschuwt voor een verschraling van het werk van de Geest, 'wanneer men aan Zijn gang in de geschiedenis met betrekking tot Gods openbaring en de totstandkoming van de Heihge Schrift voorbijgaat? Het is van belang hier goed te beseffen wat Oosterhoff bedoelt. In de terugdringing en reducering van de mensehjke werkzaamheid openbaart zich een verschraling van het werk van de Géést! Wanneer de ontstaansgeschiedenis van de verschillende bijbelboeken veel ingewikkelder blijkt te zijn dan veelal werd aangenomen, kan dat aanleiding zijn tot nog dieper verwondering over de leiding van de Heihge Geest. En wanneer de redaktionele inbreng van de evangehsten vanuit de bijzondere beklemtoning in hun verkondiging uitdrukkelijker wordt onderstreept, doet dat op geen enkele wijze afbreuk aan de betrouwbaarheid van de evangeliën noch vormt dat een inbreuk op het auteurschap van de Heihge Geest!

Vraag naar de afbakening

Toch zal zich telkens weer de vraag voordoen naar de afbakening van het menselijke in de Schrift en de grenzen die gesteld dienen te worden aan de tijdbetrokkenheid van de Schrift, willen we volledig recht

blijven doen aan het zelfgetuigenis van de Bijbel als Woord Gods. Die vraag wordt temeer klemmend als we letten op sommige gevolgtrekkingen die Berkouwer aan zijn beschouwingen verbindt, maar meer nog op radicaler gevolgtrekkingen bij menig theoloog die zich op hem beroept. Is er een zekering aan te brengen tegen het doorvloeien naar ongelovige bijbelkritiek, zonder tegelijkertijd terug te vallen in een 'docetische' Schrift-beschouwing die aan het geschetste menselijke karakter van de Bijbel geen recht doet.?

Welnu, het woord 'zekering' is welhcht ongelukkig gekozen. Maar cen duidelijke afbakening is in elk geval gegeven met een hernieuwde verwijzing naar de Geest als de eerste auteur van de Heilige Schrift. In de verdere doordenking van het altijd blijvende geheimenis van de inspiratie dient het confessionele spreken van de kerk in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III - IV, vruchtbaar gemaakt te worden. Vanuit § 13 worden we gewaarschuwd voor elke voorbarige formulering van de wijze waarop de Geest werkt: „De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen."

Iedere inspiratie-theorie is daarmee onder een laatste voorbehoud gesteld! In § 16 lezen we van de goddelijke genade der wedergeboorte dat deze „in de mensen niet werkt als in stokken en blokken, en vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet, noch dwingt hen met geweld tegen hun dank, maar maakt hen gééstelijk levend, heelt, verbetert, en buigt hen tegehjk liefehjk en krachtiglijk..." In § 12 wordt met zovele woorden gezegd dat de auteur van de wederseboorte dezèlfde is als de auteur van de Schrift. In het hart van het belijden aangaande de wedergeboorte vinden we een direkte verwijzing naar de inspiratie: Dat geeft te denken. Mogen de woorden van § 16 ook niet toegepast worden op de inspiratie van de bijbelschrijvers.?

Is er ook bij hen niet alleréérst het overmócht worden door de overweldigende daad des Geestes, maar dan vervólgens hun inschakeling als mensen, niet als stokken en blokken. Ik wil met deze verwijzing naar de Leerregels bepaald niet de kant van vele moderne theologen op gaan, die de grenslijn tussen de inspiratie van de openbaringsgetuigen enerzijds en de illuminatie (verlichting) van alle gelovigen anderzijds ontkennen of doen vervagen. Het gaat in deze terugkoppeling naar de Leerregels eenvoudig om het volgende:

a) Schriftkritische beschouwingen worden uitgesloten door de behjdenis van de overmacht van de Geest. De Schrift is niet het produkt van een wisselwerking tussen enerzijds de Geest die een aanzet zou geven en anderzijds de mensehjke auteurs en overleveraars die inhoudelijk hun eigen inbreng zouden hebben in het openbaringsgebeuren. Neen, de Geest filtert en heiligt de mensehjke originaliteit. De mens kan de openbaring slechts ontvangen in verbrijzeling, schuldverslagenheid en verwondering.

b) Maar deze overmacht van de Geest heeft niets forcerends en overweldigends. Dezelfde mens die bij het ontvangen van de Godsopenbaring slechts een passieve rol speelde, wordt nu bij het dóórgeven van deze openbaring met huid en haar ingeschakeld. Het maakt mede de rijkdom van de Schrift uit dat het Woord Gods ons hierin gegeven is in menselijke taal, in menselijk schrift, met gebruikmaking van bestaande literatuurvormen, gestempeld door bijzondere karaktereigenschappen en talenten van de verschillende bijbelschrijvers, die wortelden in een bepaalde oosterse cultuur van Israël of de hellenistische wereld. Mensen die leefden in bepaalde perioden van de wereldgeschiedenis en in verschillende fasen van de voortgaande heilsgeschiedenis. We spreken wel van de 'tijdbetrokkenheid' van de Schrift in onderscheiding van het meestal in schriftkritische zin gevulde begrip 'tijdgebondenheid'.

c) In de derde plaats moet dan gezegd worden dat heel deze menselijke werkzaamheid vrij is gebleven van allerlei menselijke dwalingen en misvattingen, zonder dat dit betekent dat de bijbelschrijvers in hun kennishorizon op geografisch of biologisch gebied zich van hun tijdgenoten onderscheidden. De Schrift is betrouwbaar, óók in wat zij over dc geschiedenis en over het rijk van de schepping meedeelt. Maar de Bijbel is geen geschiedenisboek of aardrijkskundeboek. We moeten bij het lezen en verstaan van het Woord altijd de scopus (het doel) in het oog houden: Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam" (Joh. 20 : 31).

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Geest, het Woord en de bijzondere zorg  voor onze zaligheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's