Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

In 1938 verscheen van de hand van de Oudtestamenticus dr. A. de Bondt een geschrift: Dood en Opstanding in het Oude Testament. In zijn voorwoord zegt de schrijver: „Toen ik indertijd met deze studie begon en in aanraking kwam met de nieuwere theorieën over de „ziel" en hoorde, dat de voorstelling, dat de mens uit lichaam en ziel bestaat, meer neerslag zou zijn van de Griekse philosophic dan van de gegevens van de Heilige Schrift, maakte dit diepe indruk op mij. Bij het bestuderen van wat het Oude Testament leert over „dood" en „leven", heb ik mij langdurig beziggehouden met de Oudtestamentische gegevens inzake hart, ziel en geest. Ik ben bij deze studie uitgegaan, niet wetende, waar ik komen zou. Het resultaat van mijn onderzoek is, dat ik overtuigd ben, dat de Schrift zéér beslist leert, dat de mens is stof en geest, lichaam en ziel, en dat bij de dood van de gelovige het lichaam het graf ingaat, maar dat de ziel van stonde aan tot Christus, haar Hoofd wordt opgenomen". En dan neemt hij ons mee naar het Oude Testament. Hij bespreekt de begrippen „dood" en „leven" en geeft de vele betekenissen weer, die de woorden „nefesj" (meestal vertaald met ziel, leven) en „ruach" (meestal vertaald met geest) kunnen hebben. Het zou ons te ver voeren deze alle hier weer te geven. Maar de schrijver gaat zéér voorzichtig te werk en is zich goed bewust, dat een bepaald Hebreeuws woord lang niet altijd dezelfde betekenis heeft.

In het Oude Testament is er een zéér scherpe tegenstelling tussen dood en leven. Het leven is bij God en de dood is een vijand, die niet in Gods schepping thuishoort. God is de eeuwig Levende, maar gééft dit leven ook aan Zijn volk. Zo krijgt het bestaan van de mens op deze aarde zin. Leven is voor de Israëliet altijd het geschapen leven. Vandaar, dat hij Gods heil op deze aarde zich voorstelt. De oosterse mens houdt geen bespiegelingen, maar denkt zich alles concreet in. Het zitten onder de wijnstok en de vijgeboom ziet hij als een bijzondere zegen van God. Vandaar, dat het Oude Testament zo weinig spreekt over het leven na dit leven. Het denken richt zich op het handelen Gods in dit leven. De dood wordt als de grote vijand gezien, die in Gods goede schepping niet thuis hoort en daarom verdiept men zich over het algemeen ook niet over wat achter deze dood ligt. Toch stuiten wij hier en daar op verrassende vondsten van diep geloof over dood en graf heen. En hier moet de belijdenis achter schuilen, dat met de dood niet alles uit is. Is er de band met God eenmaal, dan zal ook de dood die niet kunnen verbreken. „Zou Hij mij doden, zegt Job, ik zou toch op Hem hopen" (Job 13 : 5). Met klem wijst dr. De Bondt er op, dat we nooit in het O. T. lezen, dat de geest sterft. Wel gaat de geest uit. Als de mens sterft, keert de geest weer tot God (Ps. 146 : 4 en Pred. 12 : 7). Zo bestaat de mens na zijn sterven dus voort. Laat enerzijds het O.T. het volle accent vallen op de werkelijkheid en vreselijkheid van de dood, anderzijds leert het ons even sterk, dat de levensband, die de gelovige met God heeft, niet afknapt bij het sterven, maar over dood en graf bewaard blijft. Hoe dat allemaal gebeurt, daar heeft de Oudtestamentische gelovige geen voorstelling van (hij beredeneert immers de dingen niet), maar dat God bij hem blijft in alle omstandigheden, daar is hij zich goed van bewust. Zo zegt David in Psalm 16: „Gij zult mijn ziel in de sjeool (het dodenrijk) niet verlaten", waarop terstond volgt: „Gij maakt mij het pad des levens bekend". Psalm 17 spreekt nog duidelijker: „Ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken." Hier wordt niet bedoeld het ontwaken bij het begin van een nieuwe dag, maar (aldus ook prof. Edelkoort) het ontwaken uit de dood. Het is merkwaardig, dat het diepe blikken in het geloof vooral in de Psalmen voorkomt. Zo zegt de dichter van Psalm 49: „Maar God zal mijn ziel van het geweld van de sjeool (het dodenrijk) verlossen, want Hij zal mij opnemen". En ik denk ook aan Asaf in Psalm 73 : 24: „Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen". Sommige exegeten zien hier zon afwijking van de algemene O. T.ische gedachtengang, dat zij (door een ietwat andere vertaling) het op aardse heerlijkheid laten slaan. Maar hier gaat de menselijke rede over de Schrift heersen. Wij moeten de (schijnbare) tegenstrijdige uitspraken in het Oude Testament rustig naast elkaar laten staan. Het geloof behoeft zich toch niet te rechtvaardigen voor de menselijke rede? Het is wel merkwaardig, dat het Hebreeuwse werkwoord, dat in Psalm 73 : 24 gebruikt wordt, ook voorkomt in Genesis 5 : 24 en 2 Koningen 2 : 3. Daar is sprake van het opnemen van Henoch en Elia. Zoals bekend, zijn dit de enige personen uit het O. T. waarvan wij weten, dat zij niet gestorven zijn, maar met lichaam en ziel ineens tot God opgenomen. Hier had de scheiding tussen lichaam en ziel niet plaats, maar werd men inééns tot heerlijkheid bevorderd. Dit zijn echter een paar uitzonderlijke gevallen. De gewone gang van de mens is (althans wat het lichaam betreft) die naar het graf. Toch is de O. T. ische gelovige, wanneer hij op de bergtop van het geloof staat, zich bewust, dat God hem opneemt en dat hij dus op één of andere manier in de handen van God is. Het geloofscontact met Jahwe is zó innig, dat niets (ook de dood niet) van Hem kan scheiden. Denk hierbij vooral aan Job, wiens nieren verlangden in zijn schoot om God te aanschouwen.

Natuurlijk is het O.T. in zijn uitspraken over het voortbestaan na de dood veel schaarser en soberder dan het N. T. Gods openbaring doorloopt een bepaalde ontwikkeling, zoals de knop wel de bloem in zich heeft, maar deze eerst geheel niet en later langzaam aan laat zien. In Christus, de Zon der gerechtigheid, komt alles in het volle licht te staan. Daarom moeten wij (westerlingen) aan de O.T.ische gelovigen niet teveel vragen stellen. Wij moeten de Israëliet geen onrecht doen. Wij benaderen het O.T. te veel met onze westerse beredeneringen en logica. De Oudtestamentische Israëliet kan ons daar geen antwoord op geven, omdat de wereld van zijn leven en denken geheel anders was. Maar dit weten we zeker, dat, in de hoogtepunten van zijn leven, hij zich aan de levende God vastklemde, Die het leven in en na de dood kan schenken. Mozes heeft destijds bij het brandende braambos gehoord: "Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob." Niemand minder dan Christus Zelf heeft een verklaring van deze woorden gegeven: „God is niet een God van doden, maar van levenden, want zij leven Hem allen" (Lukas 20 vers 38). Ja, wanneer God een eeuwig verbond der genade opricht, dan laat Hij ons bij het graf niet los. De aartsvaders hebben in Kanaan gewoond als in een vreemd land, zij waren begerig naar een beter, dat is naar het hemels, naar de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Het is wél opvallend, dat naarmate een gelovige zich vreemdeling op aarde gevoelt, hij meer aan het leven met God denkt, dan wanneer hij zich baadt in aardse voorspoed. Dat zien we in elke tijd, en ook heel duidelijk bij Israël. Maar dat de O. T.ische gelovige van geen leven na de dood afwist, is beslist niet vol te houden. Het O. T. spreekt niet alleen van een leven direct na het sterven, maar zelfs van een opstanding uit de doden, zij het slechts op een enkele plaats, n.l. in Jesaja 26 : 19 en in Daniël 12 : 2. Hoe dat in het Nieuwe Testament dieper en helderder uiteengezet wordt, hopen wij een volgende keer te zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's