Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op weg naar schaalvergroting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op weg naar schaalvergroting

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het opschrift boven dit artikel zal bij de lezers verschillende reacties oproepen. De diakenen die betrokken zijn bij een stichting voor maatschappelijk werk en/of gezinsverzorging zullen misschien zeggen: weer iets over dit probleem, terwijl er anderen zijn, het is mij bekend, die zich afvragen, wat wordt hiermee bedoeld?

Deze grote nuancering van benadering van dit onderwerp maakt behandeling in ons blad wat moeilijk. Voor de één zal het misschien grotendeels bestaan uit begrippen die men reeds kent, de ander zal zich misschien voor het eerst geconfronteerd weten met bovengenoemde problematiek. Want problemen zijn er genoeg op dit gebied en ik durf de stelling aan dat geen enkele diaconie op niet korte termijn hier mee te maken krijgt. Het gaat ons dus allen aan.

Wat is er aan de hand?

U hebt reeds begrepen dat het gaat over een stuk dienstverlening, met name het maatschappelijk werk en de gezinsverzorging. een arbeidsveld dat in het verleden veelal is ontstaan vanuit de diaconieën.

Er zijn m.i. twee hoofdoorzaken waardoor schaalvergroting, of wilt u schaalverande-ring aan de orde is n.L:

A. Een brief van het ministerie v. C.R.M. inzake het concept nieuwe subsidie richtlijnen.

B. Vragen rondom de zin van het „christelijke” bij de uitvoering van het maatschappelijk werk en de gezinsverzorging.

A.

Het Min. v. C.R.M, heeft de Nationale raad voor maatschappelijk welzijn om advies gevraagd of het nu wel verantwoord is aan alle bestaande, vooral kleine stichtingen, in de toekomst subsidie te blijven verlenen. Die vraag is m.i. reëel.

Er is veel verschil tussen de uitvoering van het maatschappelijk werk nu, en een tiental jaren terug. Was het voorheen meestal enkel een vakkundige begeleiding van de enkeling, het wordt steeds meer hulp aan groepen.

Deze verandering brengt met zich mee specialisatie op bepaalde terreinen, zodat de maatschappelijk werkers in dienst van een kleine stichting (een z.g. eenmanspost) een haast onmogelijke taak hebben. Derhalve wordt maatschappelijk werk in een eenmanspost haast ondenkbaar en wordt het nu veelal een groep van werkers binnen een bepaalde stichting.

Enkele maanden geleden stond er een korte mededeling in het blad „Diakonia”, een maandblad ten dienste van het diaconaat in de Ned. Herv. Kerk, onder de titel: „Eenmansposten op de helling”.

Verschillende gedeelten daaruit laten wij nu volgen, omdat het precies weergeeft wat in het voorgaande wordt bedoeld.

„Toenemende kritiek wordt de laatste tijd uitgeoefend op deze éénmansposten. De maatschappelijk werker moet vaak allerlei dingen doen die niets te maken hebben met persoonlijke of sociale hulp. Hij of zij heeft meestal weinig vrije tijd, staat overal alleen voor en komt aan de verdere ontwikkeling van zijn vak nauwelijks toe. Verleden jaar had meer dan de helft van de instellingen voor algemeen maatschappelijk werk in Nederland namelijk 51 procent slechts één kracht in dienst. Twaalf procent had net zoveel vakatures als er posten waren, zodat in totaal 63 procent geen of één maatschappelijk werker in dienst had.

Slechts tien procent van de instellingen in Nederland werkte verleden jaar met vijf of meer uitvoerende krachten. Toch wordt dit getal door velen als het minimum voor efficiënte hulp gezien.

Ook de gedachte van de staatssecretaris gaan in die richting. In de brief aan de nationale raad zegt hij dat hij overweegt een duidelijke termijn te stellen „waarna geen subsidie meer wordt verleend aan instellingen die niet meer aan de minimale norm voldoen”. Die termijn zou drie jaar kunnen bedragen maar ondermeer daarover vraagt de staatssecretaris nu juist advies. Tevens overweegt hij soortgelijke maatregelen te treffen voor de gezinsverzorging. Hij heeft de centrale raad voor de gezinsverzorging in Utrecht eveneens om advies gevraagd.”

Schaalvergroting, d.i. uitbreiding van het werkgebied én vorming van een specialisten team, is dus om reden van doelmatigheid geboden. Het advies van de nationale raad wachten wij nu verder maar af.

B. Het „christelijke” in het maatschappelijk werk.

Het maatschappelijk werk, tot die categorie beperken wij ons nu maar gemakshalve, is met recht een vak geworden; om maatschappelijk werker te worden moet gestudeerd worden.

Een reeds jaren op gang zijnde vraag is, wat voor waarde heeft de levensbeschouwing voor de maatschappelijk werker tijdens de uitoefening van zijn functie.

Welke invloed heeft het christelijk geloof als uitgangspunt op de methodiek van het maatschappelijk werk. Onder methodiek wordt dan verstaan de „leer der methoden” de min of meer wetenschappelijk gebaseerde richtlijn voor de te hanteren methode en werkwijze in de hulpverlening. Van welke mensbeschouwing gaat men uit?

Wie hierop geen Schriftuurlijke visie heeft, ziet geen probleem om met een schaalvergroting zonder meer verder te gaan. Direct moet ik hierbij aantekenen dat bij schaalvergroting naar de algemeenheid terecht wordt gesproken van de z.g. gevuide-algemeenheid. Iedere levensovertuiging heeft recht op inbreng. Maar dit is zonder meer geen oplossing. Wie geen visie meer heeft kan ook niets positiefs inbrengen.

Vooruitlopend op het vervolg van dit artikel ligt hier m.i. het kernprobleem en zal onze bezinning én begeleiding hierop afgestemd moeten zijn. Ook bij de z.g. gevulde-algemeenheid zal er een eigen kader moeten komen tot behoud van de eigen visie.

Deze enkele zinnen signaleren alleen nog maar. De problematiek van dit aspect is te groot om in het kader van de schaalvergroting nu uitvoerig te behandelen, op verzoek van de redactie komen wij in het febr. nummer hier nog op terug.

Verdere oriëntatie

Hetgeen tot heden is vermeld is een korte omschrijving van enkele oorzaken die tot schaalvergroting kunnen leiden.

De vraag die hier direct op volgt is, op welke manier moet men schaalvergroten? Voorop dient gesteld te worden dat dit afhangt van de samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied en van de huidige vorm van samenwerking op het gebied van maatschappelijk werk en gezinsverzorging. Met klem willen wij de indruk wegnemen dat het enige alternatief zou zijn, naar een algemene stichting, dus met R.K., humanisten etc. Dat dit alternatief niet opgaat is nog niet zo lang geleden gezegd door een lid van de Tweede kamerfractie van één van onze christelijke partijen op een bijeenkomst met diakenen van de Geref. Kerk, Geref. Gem. en de Chr. Geref. Kerk te Almelo. Wat dat betreft zouden alle christelijke partijen één front vormen. Als men op levensbeschouwelijke basis kan schaalvergroten is dit toe te juichen en dan moet men dat m.i. ook beslist doen. De waarborgen voor een juiste christelijke uitvoering van het werk én een goede bestuurlijke begeleiding, komen daar het best tot hun recht.

Wanneer het daarom in uw plaatselijke stichting nog erg rustig is en deze zaken zijn nog niet aan de orde, dan wordt het hoog tijd u eens nader te oriënteren.

Deputaten ADMA zijn dan gaarne bereid met u deze zaken door te spreken. Hoe men hier politiek over denkt hebben wij o.a. kunnen vernemen uit het blad A. R. Post, ledencontact-orgaan van de A.R. Partij, van april 1970 waar een procedure program van actie werd vermeld.

Onder de titel „maatschappelijk werk” lezen wij daar ondermeer:

„Op het gehele terrein van de welzijnszorg en van de samenlevingsopbouw liggen eigen verantwoordelijkheden voor de overheid en voor het particulier initiatief. Een goed gecoördineerd, geïnstitutionaliseerd overleg is dan ook noodzakelijk, waarbij het particulier initiatief gelijkwaardige partner is. Deze tijd van schaalvergroting vraagt, met het oog op de doelmatigheid op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening, om samenwerking. De overheid zal het aan de betreffende instellingen moeten overlaten welke vorm van samenwerking zij verkiezen (territoriaal, levensbeschouwelijk, functioneel of een combinatie hiervan). De overheid zal niet via haar subsidiebeleid een bepaalde vorm van samenwerking dienen af te dwingen. Zij mag slechts objectieve normen met betrekking tot doelmatigheid, vakbekwaamheid, en dergelijke hanteren, volgens wettelijke regels. Zolang in deze wettelijke vormgeving niets is voorzien, is doorvoering van wijzigingen in bestaande opzet slechts toegestaan na volledige inspraak van en zo mogelijk met instemming van de betrokkenen”.

Met nadruk attendeer ik u op de zinsnede: „na volledige inspraak enz.”, hier wordt ons dus nog een kans geboden.

Met recht is vanuit de prot. chr. fracties de klacht, wij horen niets of weinig vanuit het achterland. Hierdoor weten de kamerleden niet of wij in dit opzicht wel achter hun standpunt staan.

Deputaten ADMA

U zult begrijpen dat deze zaken ook regelmatig aan de orde zijn binnen ons depu-taatschap, immers ook de maaschappelijke aangelegenheden behoren tot de opdracht van deputaten.

Op verschillende manieren komen wij met de problematiek van de schaalvergroting in aanraking.

G.S.A.

Reeds jaren participeren wij in de stichting geref. raad voor sociale arbeid te Utrecht. In opdracht van de generale synode zijn door dep. ADMA aangewezen in deze stichting: ds K. Boersma, algm. bestuur, br. H. v. d. Molen en mej. drs. G. L. Overweel, bestuur, terwijl ondergetekende als adviseur de bestuursvergaderingen bijwoont.

Aangezien deze stichting zeer nauw betrokken is bij deze zaken zal men t.z.t. tot een uitspraak moeten komen. Van onze zijde wordt hier op aangedrongen.

B.O.C.

Binnen onze kerken kennen wij een com-mité van het ontmoetingscentrum voor belangstellenden in de chr. geref. kerken voor het maatschappelijk werk. Een gelukkig feit was dat het B.O.C, najaar 1969 de problematiek rondom de schaalvergroting binnen de kring van de werkers aan de orde stelde.

Prof. dr. W. H. Velema appelleerde in een boeiend en principieel betoog op de noodzaak van de levensbeschouwelijke inbreng van het maatschappelijk werk. Een concreet plan naar aanleiding van deze bijeenkomst kwam uit de bus, n.l. wij zullen onze visie bekend moeten maken aan de prot. chr. fracties, maar dan via het officiële depu-taatschap daarvoor nl. dep. ADMA.

Daardoor werden de reeds bestaande contacten ADMA-B.O.C. uitgebreid en is onlangs een werkcommissie vanuit ADMA-B.O.C. van start gegaan.

Voor deputaten ADMA was het niet moeilijk om dit te realiseren aangezien de sectie maatschappelijke aangelegenheden reeds met bezinning bezig was, zie „Ambtelijk Contact” febr. ’70 blz. 948 vv.

Individuele contacten

Gelukkig weten verschillende diaconieën, helaas nog niet allen,ons deputaatschap te vinden. Daardoor was het mogelijk reeds in enkele gevallen zich op plaatselijke situaties te beraden. Dit zal in de toekomst nog wel meer moeten gebeuren aangezien de situatie, de mogelijkheden en de moeilijkheden plaatselijk zeer verschillend zijn. Behalve enkele algemene richtlijnen, zoals in dit artikel, zal advisering en bezinning ter plaatse noodzakelijk zijn.

Om onze opdracht en taak dus goed te kunnen uitvoeren is het beslist nodig dat de diaconieën ons persoonlijk of via de classicale diaconale correspondent inlichten. Hoewel deputaten zoveel mogelijk naar het grondvlak willen werken is ons alles vanuit het achterland niet bekend. Vandaar ook dat wij bezig zijn per classis de diaconieën bijeen te roepen.

Taak van de werkcommissie:

ADMA-B.O.C.

In de eerste plaats zal er hard gestudeerd moeten worden om bij te blijven op dit gebied en dit vraagt tijd.

Als blijvende taak, voor het gehele deputaatschap inclusief de werkcommissie zie ik toch wel de opdracht van het voorlichten over de noodzaak van de levensbeschouwelijke inbreng. Vooral wanneer men spreekt van een gevulde algemeenheid zal deze vulling ergens vandaan moeten komen. Coördinatie met o.m. de prov. stichtingen is dan wel geboden, terwijl er een relatie moet groeien tussen bestuurders en werkers én deputaten ADMA.

Natuurlijk is niet elke bestuurder diaken, maar ook daar is een intensieve relatie gewenst, genoemde zaken gaan en mogen niet buiten de diaconieën omgaan.

Hoewel er veel is veranderd in het maatschappelijk werk en er tevens sprake is van een veranderend diaconaat zijn er wel degelijk verbanden tussen het diaconaat en het maatschappelijk werk; wat meer is nieuwe wegen worden door diverse ontwikkelingen ons aangeboden.

In dit verband is vanuit Friesland een brochure verschenen getiteld: „Diaken en maatschappelijk werker” een bijdrage tot samenwerking aangeboden door Prov. dep. voor diakonale arbeid van de geref. kerken, dep. voor sociaal werk van de classis Leeuwarden der Chr. Geref. Kerken en het Chr. centrum ten dienste van sociale en diakonale arbeid in Friesland „It Sintrum”. Met genoegen hebben wij kennis genomen van deze bijdrage.

Zijn er nog wel taken voor het diaconaat?

U ziet het, werk genoeg.

Ook op deze punten zijn wij bezig met:

„Uw Koninkrijk Kome”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1970

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Op weg naar schaalvergroting

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1970

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's