Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ROEPING TOT EEN AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ROEPING TOT EEN AMBT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Hoe zit dat nu eigenlijk met de roeping tot het predikambt?

Dat is de vraag van een lezer, die nog niet zo lang geabonneerd is. Hij veronderstelt dat daar mogelijk vroeger al eens over geschreven is. Ik acht dit ook waarschijnlijk, maar het kan toch nuttig zijn over dezelfde dingen nog eens te schrijven. Ook hier plegen we een uitwendige en een inwendige roeping te onderscheiden. Deze twee moeten samenstemmen. Maar onze vriend zit nu vooral met de bekende vraag uit de formulieren voor de bevestiging van ambtsdragers: „Ten eerste vraag ik u, of gij in uw hart gevoelt, dat gij wettiglijk door Gods gemeente en mitsdien door God Zelf, tot deze heilige dienst geroepen zijt? "

Deze vraag wordt de herder en leraar gedaan, doch ook de ouderling en diaken. Deze vraag, om daar eerst iets van te zeggen, speelt soms een merkwaardige rol in gevallen van moeilijkheden in de gemeente. Een ambtsdrager kan er zich aan vastklemmen, zelfs als de wijze van beroeping niet zo helemaal wettig was. Daarom wil ik even de vraag stellen of de roeping door de gemeente, dat wil menigmaal zeggen: door de kerkeraad, die de gemeente vertegenwoordigt, er over beslist, dat de betrokkene van God geroepen is? .

Ik meen dit te moeten ontkennen. Trouwens (leze mening huldigt onze briefschrijver ook. Hij schrijft: „Ik meen, dat ik niet te veel zeg, als ik zeg, dat velen, die in het ambt staan, veel beter nooit dominee hadden kunnen worden, waarvan ik geloof, dat dezulken niet van Godswege geroepen zijn. Ik geloof niet, dat de Heere herders en leraars roept en tot het ambt brengt, die de mensen stenen voor brood geven of dezulken, die hun toebetrouwd zijn op een dwaalweg leiden".

Dus het feit op zichzelf, dat iemand door een kerkeraad beroepen is, betekent xn.i. niet, dat hij van God beroepen is. Dit kan niet, zou ik zeggen, want dan zou iedere kerkeraad onfeilbaar moeten zijn in zijn beoordeling van personen, wier hart hij evenwel niet kent. Daarom moet een prediker niet beoordeeld worden naar het feit, dat hij door de kerkeraad van een gemeente beroepen is en ook niet naar de mening, die deze of gene ten goede of ten kwade van hem heeft, doch naar de grond van zijn prediking en werk, naar hetgeen hij spreekt en doet.

Het is dus zeer wel mogelijk, dat iemand in een ordelijke weg, waarin aan alle menselijke voorschriften voldaan is, tot een ambt is beroepen en dat het toch niet van God is. Prof. H. Bouwman schreef dan ook in zijn „Gereformeerd Kerkrecht", na de gang van de toelating tot het ambt getekend te hebben tot aan de bevestiging toe: eze bevestiging mag voor de bevestigde zelf een aanwijzing zijn, dat hij wettig door de gemeente en mitsdien door God zelf geroepen is. Of hij waarlijk door God geroepen is, is een zaak, die tussen God en zijn ziel moet worden uitgemaakt. Zeker is het, dat niet ieder, die door de gemeente geroepen is, en in het ambt gezet, van God geroepen is, want de genadegift en de roeping Gods zijn onberouwelijk (Romeinen 11 : 29).

Het gebeurt, dat iemand, die reeds predikant is, in het geheel geen gaven of geschiktheid bezit. Het wordt openbaar, dat een door de gemeente gezonden leraar een wolf is in de schaapskooi van Christus; een huurling, die geen herder is, die geen zorg draagt voor de schapen; een vreemde, wiens stem de schapen niet kennen. Petrus spreekt van valse leraren „die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren (2 Petrus 2 : 2)".

Maar als iemand, die in de ordelijke weg beroepen en bevestigd is als predikant een verkeerde kan wezen, wat betekent dan de eerste vraag? Die vraag bedoelt de onderhavige ambtsdragers in de gelegenheid te stellen uit te spreken, dat hij gevoelt, dat God de innige roeping heeft bevestigd. Verondersteld wordt dat hij zich inwendig van God geroepen gevoelde, nu kwam daar een uitwendige roeping, een roeping van mensen bij. Hij ziet daar de hand des Heeren in en heeft de roeping daarom aangenomen. Het is echter niet zo, dat een geroepene in elke uitwendige roeping de hand des Heeren ziet. Niemand is van mening, dat in het algemeen en zonder meer een roeping door de kerkeraad of door de gemeente van God is. De erkenning, het gevoel, de overtuiging, dat een bepaalde roeping van God is, wordt altijd als een bijzondere beslissing gezien. Neem eens een candidaat of een predikant, die 24 beroepen heeft gehad en één daarvan aanneemt. Dan heeft hij van 23 wettige beroepen verklaard, dat hij in zijn hart gevoelde, dat zij niet van God waren.

Hieruit is wel duidelijk, dunkt mij, dat niemand gelooft, dat ieder beroep, door een kerkeraad uitgebracht gelijk staat met een roeping van Godswege. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dat voor een beroep bedankt wordt? Dus om die eerste vraag van het bevestigingsformulier met ja te beantwoorden moet er meer zijn dan een beroep. Wat moet er meer zijn? Een innerlijke overtuiging, dat in een bepaald beroep de stem Gods spreekt.

Kan men zich daarin vergissen? Ja.

daar kan men zich in vergissen. Maar dat kan een mens in alles. Men kan menen, dat het Gods stem is, terwijl het de stem van het vlees is, die ons innerlijk dringt. Maar ik geloof niet, dat wij mensen onfeilbare beslissingen kunnen nemen. Wij kunnen niet verder komen dan een innerlijke eerlijke overtuiging. En waaruit kan deze overtuiging, dat het Gods stem is, die ons uit een kerkeraadsbesluit aanspreekt, geboren worden? Kan dat door middel van bepaalde tekstwoorden, die met kracht op onze ziel gebonden worden? Het komt mij voor van wel, doch ik geloof ook, dat ook deze weg gevaarlijk is. De profeet Jeremia sprak: , , Arglistig is het hart, ja dodelijk, wie zal het kennen".

Uit de wensen van ons hart kunnen allerlei teksten in ons geboren worden. Niettemin valt de mogelijkheid niet te ontkennen, dat de Heere leiding geeft door bepaalde teksten. Toch geloof ik niet, dat men daar de beslissing van moet laten afhangen. Het is hiermee als met de inwendige roeping in het algemeen, waar Brakel van zegt: , , Tot de inwendige zending behoort niet een buitengewone inspraak Gods, God doet dat nu niet of zeer zelden, en men heeft daarop nu niet te wachten; daar zijn andere zaken waardoor men van zijn inwendige roeping kan overtuigd worden".

In het geval van een roeping of van een verkiezing tot het ambt is de innerlijke overtuiging van belang, waarbij men heeft na te gaan of het soms geldelijke of . andere voordelen zijn, die ons tot een bepaalde plaats of ambt neiging geven. Ik zou niet graag zeggen, dat een predikant geen beroep mag aannemen met een hoger traktement. Maar ik zou niemand de raad geven om het daar om te doen. De Heere pleegt zulke dingen te bezoeken en het is nooit best als men om bij-oogmerken een roeping aanvaardt. Het spreekt vanzelf, dat een ander hierin niet kan oordelen. De betrokkene zelf wordt voor een beslissing gezet. Hij is gelukkig als hij daarin door reine motieven wordt geleid. Daarin moet niet een tekst, maar moet hijzelf beslissen. Een tekst kan ons een richting wijzen, een bepaalde toestand van een gemeente kan een motief zijn, een gemeente kan ons zo vast hebben, dat wij er niet los van kunnen komen, maar dat alles is de beslissing niet. Die moet van ons komen En daarvoor zijn wij persoonlijk verantwoordelijk. D.w.z. God zal in het grote gericht er ook over oordelen, wat wij met onze beroepen of roepingen gedaan hebben. En hoe iemand zich dan vergissen kan, ook een prediker, blijkt wel uit Matth. 7 : 22 en 23: , Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: eere, Heere, heben wij niet in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: k heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ROEPING TOT EEN AMBT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's