Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hei oude Bondsvolk en  zijn sociale voorzieningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hei oude Bondsvolk en zijn sociale voorzieningen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schulden.

In de vorige artikelen zagen we, welke ontzettende vormen de armoede in Israël kon aannemen en hoe de slachtoffers er onder leden. Onwillekeurig vragen we ons nu af: Kwam het niet tot maatregelen, om deze ellende tegen te gaan?

Die waren er inderdaad in de vorm van wetten, zoals we die beschreven vinden in de boeken van Mozes en die we over drie groepen kunnen verdelen: Verbondsboek, Deuteronomium en Priestercodex.

Het Verbondsboeh voert ons naar Exodus 24 : 7: En hij nam het boek des verbonds en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: l wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen." Hierin vinden we sociale, burgerlijke en cultische wetten van Exodus 20 : 22 tot en met 23 : 33.

Deuteronomium brengt ons naar het gelijknamige Bijbelboek. Hierin hebben we niet zozeer te doen met een staatswet, als wel met een richtsnoer voor het leven der Israëlieten. Vooral dit boek is gekenmerkt door een grote sociale bewogenheid. Niet minder dan vijftien maal wordt het Israëlietische volk opgeroepen zich toe te leggen op een broederlijke samenleving in gehoorzaamheid aan en liefde tot God. Dit is voorwaarde voor een voorspoedig en gezegend leven, maar ook voor een ideale samenleving, waarin geen behoeftigen of noodlijdenden voorkomen.

De Priestercodex bevat de vele priesterlijke voorschriften, maar daarnaast ook voorschriften van sociale betekenis. Zie de z.g. „Heiligheidswet" van Lev. 17-26.

Het ideaal was, dat armoede een onbekend begrip behoorde te zijn in Israël: Alleenlijk, omdat er geen bedelaar onder u zal zijn; want de Heere zal u overvloediglijk zegenen in het land, dat u de Ileere uw God ten erve zal geven, om hetzelve erfelijk te bezitten." (Deut. 15 : 4). In vers 11 lezen we echter al: Want de anne zal niet ophouden uit het midden des lands; daarom gebiede Ik u, zeggende: ij zult uw hand mildelijk opendoen aan uw broeder, aan uw bedrukte en aan uw armen in uw land." Schijnbaar een tegenstelling dus, maar vers 4 geeft ons het ideaal van een volk, dat leeft naar 's Heeren geboden, terwijl vrs. 11 de werkelijkheid laat zien van een volk, dat telkens weer ongehoorzaam is en het zedelijk ideaal van de ware broederschap-onder-leiding-van-Jehova niet weet op te brengen. „Gerechtigheid, gerechtigheid zult gij najagen, opdat gij leeft en erfelijk bezit het land, dat u de Heere uw God geven zal." (Deut. 16 : 20).

Zo worden de Joden opgeroepen hun behoeftige broeders niet in de steek te laten, maar een bewogen hart en een milde hand te hebben en royaal in de vorm van renteloze voorschotten aan zulke behoeftigen de middelen te verstrekken, die hun ontbreken. Men moet de behoeftige helpen, zelfs wanneer het zevende jaar, het jaar der kwijtschelding

nadert en men daarmee de kans loopt het geleende nooit terug te krijgen. Wegens plaatsgebrek verwijzen we in dit verband de belangstellende lezer naar Deut. 15: Daar lezen we, dat de Israëlieten telkens na zeven jaar een algemene kwijtschelding van schulden toe moesten passen. Alleen cle vreemdeling mochten zij dan aanmanen zijn schuld te betalen. Het Verbondsboek schreef reeds voor, dat om de zeven jaar cle grond braak moest blijven liggen en clat cle vanzelf gegroeide producten zouden dienen als voedsel voor de armen. Zie Ex. 23. Deuteronomium gaat dus nog een stap verder als hier verboden wordt om in dit jaar bovendien geleende gelden of goederen terug te vorderen. Trouwens, als in clat jaar cle akkers braak lagen, kon noch de kleine grondbezitter, noch cle pachter, noch de dagloner voldoende verdienen om in dat jaar schulden af te betalen. Zo is dus het één een logisch gevolg van het ander.

Helaas schijnt het, clat van deze voorschriften in dc praktijk niet veel is terecht gekomen. Naar dc maatstaf van onze maatschappij schijnen deze wetten ook een volkomen onmogelijkheid in te houden. Men moet echter niet vergeten, dat de oude Israëlieten leefden van veeteelt en wat landbouw. Daarom werden door een wet als die van cle kwijtschelding van alle schulden om de zeven jaar, niet alle financiële transacties lamgelegd of op z'n minst in grote mate belemmerd. Men nam in het oude Israël geen crediet op voor productieve doeleinden, men leende alleen de allernoodzakelijkste consumptiemiddelen om zijn gezin in tijden van nood en verarming in het leven te kunnen houden. Lenen was niet het werk van een zakenman, doch van een behoeftige in Israël. Bij allerlei geboden, waarin sprake is van leningen, \Vordt ook met name gezegd, clat het de arme betreft. Die geboden vragen dus royaal leningen te verschaffen aan de armen en zelfs na verloop van tijd helemaal afstand te doen van de aanspraken op het geleende geld.

Zoals boven reeds werd opgemerkt, was de praktijk vaak zo geheel anders. In het eerste boek van Samuël is reeds sprake van harde schuldeisers, die hun slachtoffers zo in het nauw dreven, dat ze een toevlucht zochten in de spelonk van Adullam. Elisa heeft het meegemaakt, clat de schuldeiser van de Sunamietische weduwe haar beide kinderen tot slaven wilde maken.

Enerzijds is het niet-naleven van de wetten ter bescherming van arme schuldenaars te wijten aan het feit, clat de oude groepssolidariteit hoe langer hoe meer haar betekenis in de samenleving verloor, waardoor het verantwoordelijkheidsbesef voor de verarmde volksgenoot vervaagde. Anderzijds ontbrak het in Israël aan een krachtige overheid, zodat er geen macht was, clie de hand kon houden aan de naleving der wetten.

Al wat hij heeft, hoe hij moog klagen, Word' om zijn schulden aangeslagen; Hij zie de vrucht van al zijn sloven Door woeste vreemdelingen roven; Dat niemand hem in nood verblif, Of zijnen wezen gunstig zij.

(Ps. 109 : 6)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1957

Daniel | 8 Pagina's

Hei oude Bondsvolk en  zijn sociale voorzieningen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1957

Daniel | 8 Pagina's