Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (7)

Toen nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden, zie, zo was het altaar van de Baal omgeworpen en de haag, die daarbij was, afgehouwen, en de tweede var was op het gebouwde altaar geofferd.

Zo zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En toen zij onderzochten en navroegen, zo zei men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan.

Toen zeiden de mannen van die stad tot Joas: Breng uw zoon uit, dat hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was, afgehouwen heeft.

Joas daarentegen zeide tot allen, die bij hem stonden: ult gij voor de Baal twisten? zult gij hem verlossen? Die voor hem zal twisten, zal nog deze morgen gedood worden. Indien hij een God is, hij twiste voor zichzelf, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen. Daarom noemde hij hem te dien dage Jerubbaal, zeggende: aal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen. Richteren 6:28—32.

Wanneer de Heere ons tot een bepaald werk roept, dan geeft Hij ook kracht en genade om dat werk te volbrengen. Wanneer we werkelijk tot een bepaald ambt of werk geroepen zijn, dan zal de Heere ook de middelen en de wegen schenken, waardoor duidelijk blijkt dat de roeping waarlijk van de Heere is. Daarom moeten we ook altijd op de uitkomst merken. We moeten de Heere leren volgen in al zijn wegen. En we moeten ook in die wegen des Heeren wandelen. Dan zullen we ervaren met welk een verrassend God we te doen hebben. Hij doet nooit half werk. Hij zal zijn werk volenden. Daarom moeten we de Heere ook nimmer vooruitlopen, maar we moeten stil achter Hem aankomen. Dat is een moeilijk werk, maar dat is toch ook een gezegende weg, waarin we veel van de Heere kunnen ontvangen.

Die weg is nu ook Gideon gegaan. De Heere heeft hem geroepen om richter te zijn over het volk en Israël te verlossen uit de hand van de Midianieten, die het land geregeld binnenvallen en dan leegplunderen. Dat was een straf geweest van de Heere, omdat het volk Israël, het volk des verbonds, dat zoveel gunsten van de Heere had genoten, de dienst des Heeren verlaten had om de afgoden van het land te dienen, de Baal en de Astarte, de godin der vruchtbaarheid. Maar daarom moest Gideon ook eerst het altaar van Baal afbreken. En hij moest ook de haag afbre-

ken, de heilige paal, waarin die godin der vruchtbaarheid geëerd werd. Zijn vader Joas had die afgodendienst toegelaten. Ja, daar Joas het hoofd was van dit geslacht, had deze zijn taak en roeping niet vervuld door het volk te wijzen op de dienst des Heeren. Hij had waarschijnlijk zelf wel meegedaan aan de dienst van Baal. Hij is te zwak geweest om zich ertegen te verzetten. Maar dat hij nu zo'n vereerder was van de Baal, dat kan men ook niet zeggen. Uit het vervolg van de geschiedenis blijkt tenminste, dat hij het niet zo erg vindt, dat het altaar van Baal afgebroken is.

Voordat de Heere echter Israël verlossen kan moet het altaar afgebroken zijn.' De Baalsdienst mag niet naast de dienst des Heeren blijven voortbestaan, ze moet uitgeroeid worden. Deze opdracht heeft Gideon van de Heere ontvangen en deze opdracht heeft hij ook met tien van zijn knechten uitgevoerd. Hij heeft dit werk in de nacht verricht. Overdag zouden de aanhangers van de Baalsdienst waarschijnlijk ingegrepen hebben en Gideon verhinderd hebben om het altaar van Baal en de heilige paal af te breken. En dat heeft hij willen voorkomen door er des nachts op uit te gaan. Er blijkt uit, dat hij leiding kan geven en een goed inzicht heeft. Hij gaat niet onverstandig te werk. Hij wenste de inwoners van Ofra voor een voldongen feit te stellen. En hierin is hij zeer goed geslaagd, want niemand heeft iets gemerkt van de gebeurtenissen van die nacht, toen het altaar van Baal werd afgebroken.

We moeten er ons nog over verbazen, dat hij onder zijn knechten nog tien mannen had kunnen vinden, die bereid geweest waren om Gideon met dit werk te helpen, ze wisten ook wel dat het volk te hoop zou lopen en dat een deel van het volk zeer toornig zou zijn wanneer ze zagen, dat het heilig geachte Baals altaar was afgebroken. Ze begrepen ook wel, dat dit hun leven zou kunnen kosten. Dat ze Gideon toch willen helpen, doet ons zien, dat ze hun. heer hoogachten en dat ze het in Gideon waardeerden, dat hij de God

der vaderen wilde dienen. In één nacht is alles afgelopen. En die ene nacht is een keerpunt in de geschiedenis van Israël na de zevenjarige onderdrukking door de Midianieten. Maar de inwoners van Ofra zijn eerst wel erg boos wanneer ze 's morgens zien wat er gebeurd is: Toen nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden, zie, zo was het altaar van de Baal omgeworpen en de haag, die daarbij was, afgehouwen, en de tweede var was op het gebouwde altaar geofferd, (vers 28)

De volgende morgen gaat het als een lopend vuurtje rond wat er in die nacht is gebeurd. Ze lopen allemaal te hoop en daar zien ze het nu met hun eigen ogen, dat het altaar van Baal omvergeworpen is en dat de heilige paal omgehouwen is en op de hoogte staat het nieuwe altaar des Heeren, waarop het vuur nog brandt onder de var, die daar is geofferd. Spoedig genoeg is niet alleen het feit bekend maar ook de dader. Zo zeiden ze de een tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En toen ze onderzochten en navroegen, zo zei men: Gideon, de zoon van Joas. heeft dit stuk gedaan, (vers 29)

Dat dit zo spoedig bekend werd moet wel hieruit voortkomen, dat Gideon zijn overtuiging nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Hij is er openlijk voor uitgekomen, dat hij de dienst van de Baal verafschuwde en de dienst des Heeren liefhad. Er zijn veel mensen waarvan je niet weet wat je aan hen hebt. Zo'n man was Gideon niet. Hij heeft in God geloofd en daarom heeft hij ook van Hem gesproken. Hij heeft de naam des Heeren beleden. En daarom heeft men terstond de gedachte gericht op deze belijder van de Heere. Dat is nog een verheugende zaak, dat pr in die tijd nog mensen waren, die openlijk voor de dienst des Heeren wilden uitkomen. We mogen hier onszelf wel onderzoeken of ook wij zulke belijders zijn, of men , ook aan ons kan zien en horen, dat we bij de Heere behoren, dat we navolgers zijn van de Heere Jezus Christus, die Borg en Middelaar van zondaren. En dat moet niet alleen in onze woorden uitkomen, maar bovenal ook in ons leven.

Van Gideon wisten de inwoners van Ofra wat ze aan hem hadden. Hij had zich niet geschaamd om de naam des Heeren te belijden. Hij heefd geloofd en daarom heeft hij gesproken. De Heilige Geest heeft hem geleid in de weg des Heeren en hem vrijmoedigheid gegeven om daarvan te getuigen. Zalig allen, die in deze zelfde weg geleid worden.

Zo weten alle inwoners van Ofra al spoedig, dat Gideon de dader is van dit stuk. En hun woede is groot. Gideon heeft zich vergrepen aan hun goden. Hij moet de dood sterven. Toen zeiden de mannen , van die stad tot Joas; Breng uw zoon uit, dat hij sterve omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daar bij was, heeft afgehouwen, (vers 30)

De vijandschap van de wereld is groot tegen allen, die God vrezen. Vooral wanneer men die wereld treft in de afgodendienst. Wanneer men getuigt tegen de zonden van de wereld, dan kan men de belijders van de naam des Heeren niet uitstaan, dan bruist de vijandschap op in de harten. Het is de zelfde vijandschap, die men tegen Christus heeft betoond. Hij moest ook de dood sterven, aan het kruis met Hem. En de dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook u vervolgen. In de wereld zullen we immers verdrukking vinden. Maar de Heere heeft zijn volk moed ingesproken. Hij heeft immers de wereld overwonnen. Hij is immers de Koning van zijn volk, die voor hen zorgt, die hen zal brengen in zijn heerlijkheid. Zonder de wil van de hemelse Vader valt er geen haar van ons hoofd. Met zijn wil kan ons hoofd er afvallen, maar dan zal de Heere toch ook voor zijn volk zorgen. Hij zal hen niet begeven noch verlaten, ook al gaan ze door het dal van de schaduw des doods.

Maar wanneer de bewoners van Ofra Gideon willen doden, dan wordt het vaderhart van Joas wakker. En bovendien is er door de moedige daad van zijn zoon nog iets anders wakker geworden. Hij heeft zich wel laten meeslepen door het volk in die dienst van Baal, maar geheel van harte heeft hij dat niet gedaan. En nu zijn de ogen van Joas ook geopend voor de zonde tegen de Heere bedreven. Het altaar van Baal is afgebroken. Dat moest gebeuren, want Israël moest de Heere dienen, die trouwe God des Verbonds. Niet Gideon is schuldig, maar het volk van Ofra en hijzelf ook, omdat ze dienst des Heeren hebben verlaten en de Baal hebben gediend. Door de daad van zijn zoon Gideon ziet hij nu de nietigheid van Baal, Want als Baal werkelijk bestond en werkelijk macht had. dan zou zijn altaar niet afgebroken zijn, dan zou Gideon door Baal gestraft zijn. Maar wat zullen die nietige afgoden. Ze zijn immers van hout en van steen. En daarom kiest hij nu voor de dienst des Heeren. Joas daarentegen zeide tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor de Baal twisten? zult gij hem verlossen? Die voor hem zal twisten, zal nog deze morgen gedood worden (vers 31a) Zo belijdt ook Joas hier de Heere. Ja, hij zal de rechten des Heeren ook verdedigen. Hij moet als hoofd van het geslacht de dienst des Heeren onder zijn volk handhaven. Dat is zijn roeping. De valse godsdienst moet uitgeroeid worden. En daarom zegt hij het met gezag, met het gezag dat dat hem als hoofd van zijn geslacht toekomt, dat een ieder, die het voor de Baal opneemt, gedood zal worden. De inwoners van Ofra hebben de dood van Gideon geeist, omdat hij de zijde van de Heere gekozen heeft. Welnu, dat men het wete, wie de zijde van Baal kiest, die zal gedood worden. En Joas drijft nog de spot met die afgod: Indien hij een God is, hij twiste voor zichzelf omdat men zijn altaar heeft omvergeworpen, (vers 31b)

Joas wil als 't ware zeggen: wat is dat voor god, die niet eens zoveel mans is, dat hij zijn eigen eer verdedigen kan? Laat die Baal zijn eigen ruzies maar uitvechten.

Onze afgoden zijn ook niets, alleen ijdelheid. Dat ervaren we in dagen van ziekte en nood, als de schaduwen des doods zich over ons heenwerpen. Dan gevoelen we dat we niets aan onze afgoden hebben. Hoe groot is het dan een God en Vader te hebben in de hemel. Hoe groot is het dan een Borg en Middelaar te hebben als leidsman, die het alles uit Christus neemt en ons bedient uit die volheid van genade.

En om het duidelijk te maken hoezeer Joas de zijde van zijn zoon gekozen heeft, geeft hij hem de naam Jerubbaal: Daarom noemde hij hem te dien dage Jerubbaal, zeggende: Baal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen, (vers 32)

De persoon van Gideon is zo een levende uitdaging aan Baal, dat hij nu eens zal tonen dat hij werkelijk God is. Maar omdat Baal blijkbaar de macht niet bezat om zich te wreken, werd deze naam langzamerhand een erenaam voor Gideon met de bijbetekenis van Baaibestrijder. Gideon heeft het tegen de afgoden opgenomen en

getoon, dat het nietige goden zijn. die niet eens hun eigen eer kunnen verdedigen.

Overigens had de moedige daad van Gideon belangrijke gevolgen voor het volk. Velen keerden weder tot de dienst Gods. Bovendien was het gezag van Gideon. die dienstknecht des Heeren. gevestigd. Hij kan de leiding nemen in de strijd tegen de Midianieten. Zijn strijd is echter tevens een strijd tegen de afgodendienst, een strijd voor de Heere. Nu zal de Heere verder voor hem gaan strijden en hij moet leren in afhankelijkheid de Heere te volgen. Een belijder van de naam des Heeren is klein en ootmoedig tegenover God, maar in de kracht des Heeren kan hij kloeke daden doen en doet hij kloeke daden. Dat zullen we verder zien, wanneer we de geschiedenis van Gideon bespreken.

Dat wij echter niet vergeten, dat de altaren voor de afgoden in ons leven afgebroken moeten worden en dat we slechts één altaar over mogen houden, het altaar van Golgotha waar Christus geofferd is op dat vloekhout. Daar is de verzoening en de vrede, de blijdschap en de zaligheid. En hoe meer Baal in ons leven afgebroken wordt, hoe meer de Heere verheerlijkt wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's