Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZORG VOOR HET DODE LICHAAM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZORG VOOR HET DODE LICHAAM

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe gaan we om met de lichamen van gestorvenen? Dat is een vraag met vele facetten en ook met gevoeligheden. Denk aan orgaandonatie, het ter beschikking stellen van het lichaam aan de wetenschap, en aan het ruimen van grauen. Ds. en mw. Loonstra gaan hierop in, hij vanuit een theologisch ethische invalshoek, zij vanuit haar ervaring als vitvaartleider.

GESCHAPEN NAAR GODS BEELD

Het eerste dat van het menselijk lichaam gezegd kan worden, is dat wij geschapen zijn naar Gods beeld (Gen. 1:26). Vroeger is wel eens te gemakkelijk gezegd dat dit alleen betrekking had op de geest en de ziel. Begrijpelijk is deze gedachte wel. Immers, God heeft geen lichaam, dus lichamelijk kan de mens niet op Hem lijken, en de dieren hebben geen ziel, dus ligt de conclusie voor de hand dat juist daarin de mens lijkt op God.

Tegenwoordig gaan we er echter niet zo gemakkelijk toe over lichaam en ziel te scheiden. Ze vormen een geschapen eenheid. Als geschapen mens met lichaam en ziel is de mens beeld van God. Ons lichaam maakt deel uit van onze totale persoon. Daarom is het lichaam van een gestorvene meer dan een stoffelijk overschot. Het laat nog iets zien van de overleden persoon, omdat het daarmee verbonden is.

De verzorging van de overledene dient daarom respectvol te geschieden. Het is mooi als familieleden daaraan kunnen deelnemen, vanuit de liefde van hun hart.

EIGENDOM VAN CHRISTUS

Er is nog een overweging van belang. Wij belijden als christenen dat wij met lichaam en ziel het eigendom zijn van Christus (Zondag 1 HC), en wij leven in de verwachting dat wij met verheerlijkte lichamen zullen opstaan als Christus in heerlijkheid verschijnt. Wat betekent dit voor de manier waarop wij omgaan met onze lichamen? Kunnen wij daarover beschikken ten behoeve van de medische zorg aan anderen en van de medische wetenschap? Om die vragen te kunnen beantwoorden, moeten we eerst zicht hebben op de betekenis van het eigendom zijn van Christus.

We kunnen daarbij afgaan op woorden van Jezus zelf, toen Hij het had over verleidingen die via het lichaam vat op ons proberen te krijgen. ‘Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. (…) Indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u.’ (Matt. 18:8-9). Dat ons lichaam het eigendom van Christus is, betekent dus dat ons lichaam in dienst moet staan van de gehoorzaamheid aan Christus. Het betekent niet dat het lichaam absoluut onaantastbaar is. Het kan best zijn dat Jezus deze aanwijzingen niet letterlijk bedoelt, maar ook dan maakt Hij duidelijk hoe Hij het lichaam waardeert. Het gaat om de toewijding aan Hem.

ORGAANDONATIE

Wat te denken van de bereidheid na de dood organen ter beschikking te stellen voor de behandeling van andere nog levende mensen? Zij kunnen dankzij een transplantatie vaak nog jaren zonder grote gezondheidsproblemen leven. Hier is het inzicht uit de vorige paragraaf van belang. Dat het lichaam het eigendom van Christus is, betekent niet dat het lichaam onaantastbaar is, maar dat we het in dienst stellen van de gehoorzaamheid aan Christus. Die gehoorzaamheid betreft behalve de liefde tot God de liefde tot de naaste. Uit liefde tot de naaste kunnen wij onze organen beschikbaar stellen. We kunnen deze bereidheid zien als vorm van navolging van Jezus, die aan zijn laatste Avondmaal gezegd heeft: ‘dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt’ (Luc. 22:19). Daarmee is het laatste woord over orgaandonatie niet gezegd. Er zitten nog andere kanten aan, zoals de vraag of de familie in een geleidelijk stervensproces voldoende gelegenheid heeft de stervende te begeleiden en na het overlijden bij de pasgestorvene te rouwen. Verder moeten we ons realiseren dat alle medische energie die gestoken wordt in technische vooruitgang om het leven te verlengen samenhangt met de huidige levensinstelling, waarin alles op het hier en nu is geconcentreerd. Ten slotte moet meegewogen worden dat de inzet van financiële middelen voor medische hulp wel heel ongelijk is. In derdewereldlanden sterven kinderen door het ontbreken van de meest elementaire voedingsstoffen en goedkope geneesmiddelen, in de rijke landen worden kosten noch moeiten gespaard om de nieuwste verworvenheden toe te passen. Dit artikel beperkt zich echter tot het omgaan met het lichaam. Op dat punt is het afstaan van organen voor een medemens bijbels goed te verantwoorden.

TER BESCHIKKING VAN DE WETENSCHAP

Er zijn mensen die overwegen hun lichaam ter beschikking te stellen van de wetenschap, ten behoeve van de opleiding van nieuwe artsen en van voortgaand onderzoek. Hoe moeten we daartegenaan kijken? Er zitten verschillende kanten aan, en het is maar net wat men het zwaarst laat wegen. Het is onmogelijk hieraan een algemeen ‘goed’ of ‘fout’ te verbinden. Aan de ene kant is voor artsen in opleiding het ontleden van het menselijk lichaam onontbeerlijk om de anatomie te leren kennen. Maar aan de andere kant blijft er van een respectvolle behandeling van het lichaam niet veel over.

Zou dat respect niet toch kunnen worden bevorderd? Niet in die zin, dat van de anatoom en de observerende studenten verwacht mag worden dat ze zich bewust zijn dat het lichaam dat onder het mes ligt bij een persoon behoort. De psychische zelfbescherming vraagt erom dat dit lichaam puur als medisch interessant object behandeld wordt. Het enige dat binnen het anatomische instituut van de universiteit kan worden geregeld is, dat er een protocol wordt opgesteld waarin regels voor een gepast omgaan met dode onderzoekslichamen worden opgenomen. Iedere huisarts kan vertellen hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Kunnen na wetenschappelijk gebruik de resten alsnog begraven worden? Als regel gebeurt dat niet. Van een lichaam dat volledig ontleed is, is niets over. De gangbare procedure is, dat de resten als ‘ziekenhuisafval’ (een heel vervelend woord) worden behandeld en in speciale ovens worden verbrand. Als een familie bedingt dat het toch de overblijfselen wil begraven, moet zij erop rekenen dat dat wel een jaar kan duren, omdat de lichamen eerst worden geconserveerd en pas worden gebruikt als ze nodig zijn.

Wordt hier nog recht gedaan aan het lichaam als aspect van de hele mens die geschapen is naar Gods beeld en die, als het om een gelovige gaat, het eigendom is van Christus? Nauwelijks. Toch kan men tot deze keuze komen uit liefde voor de mensheid, om daarin de navolging aan Christus inhoud te geven. In ieder geval weten wij dat een dergelijke behandeling van het lichaam God niet in de weg staat de overledene op de jongste dag met een vernieuwd lichaam te doen herrijzen.

HET RUIMEN VAN GRAVEN

De verplichte termijn van grafrust is tien jaar. Binnen die periode mag een graf niet geruimd worden. Het komt op nog maar enkele plaatsen voor dat het mogelijk is het recht op een eeuwigdurend graf te krijgen. Meestal moet men een keuze maken voor het recht op een graf voor een periode tussen de tien en de vijftig jaar. Aan elke keuze zijn financiële consequenties verbonden, die per gemeente ook weer kunnen verschillen. Bij particuliere of familiegraven - die twee termen bedoelen hetzelfde - bestaat de mogelijkheid de termijn na afloop van de gekozen periode steeds met tien jaar te verlengen. Dit in tegenstelling tot algemene graven. Dat zijn graven waarin drie voor elkaar onbekende personen begraven zijn en die voor tien jaar worden uitgegeven. Algemene graven kunnen na die tien jaar, als de verplichte grafrust dus voorbij is, worden geruimd, zonder de mogelijkheid van verlenging van het grafrecht. Wat gebeurt er met de overblijfselen na ruiming van een graf? Er zijn verschillende mogelijkheden. Ze kunnen worden herbegraven op een afgesloten gedeelte van de begraafplaats, waar de resten uit meerdere graven bij elkaar liggen (‘knekelput’). Deze praktijk doet denken aan Ezechiel 37 over het dal met de dorre doodsbeenderen, die na het goddelijke machtswoord van de profeet tot leven komen. Het is ook mogelijk dat de overblijfselen worden geschud en dieper in hetzelfde graf begraven. Ook kunnen de nabestaanden ervoor kiezen de stoffelijke resten alsnog te cremeren of op een andere plaats te herbegraven. In de praktijk wordt daarvan niet vaak gebruik gemaakt.

TOT SLOT

Als we dit alles overzien, worden we bepaald bij onze vergankelijkheid én bij ons toekomstperspectief. Die twee kunnen ver van elkaar staan. Wij zijn stof en tot stof zullen wij wederkeren. Dat is een oordeel van God over onze zondige keuze tegen Hem. In de ontluistering van de ontbinding van ons lichaam wordt onze zelfverheffing ongedaan gemaakt. Tegelijk hebben wij een belofte van eeuwig leven met een verheerlijkt lichaam. In zijn overmacht doet God de dood en zijn gevolgen teniet. Aan de ene kant gaan wij zoveel mogelijk respectvol met ons lichaam en met de doden om. Aan de andere kant staat de langzame of snelle vertering van het lichaam een glorieuze opstanding niet in de weg. Wij brengen hulde aan onze Redder, die de dood inging en die te boven kwam. Dat mag ons een zekere ontspannenheid geven in het omgaan met het dode lichaam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

ZORG VOOR HET DODE LICHAAM

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's