Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

| Correspondentie voor deze rubriek aan: (JT. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam-Zuid

J. v. H. te D. vraagt: Als we lezen in 1 Sam. 15 : 28: De Heere heeft heden het koninkrijk van Israël van u afgescheurd en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij, " of Saul dan niet direct had moeten aftreden ?

Antwoord»: Zo min David na zijn zalving tot koning, direct de koninklijke troon beklom, zo min iemand, die door God geroepen wordt tot leraar, direct de predikstoel beklimt, omdat de zending soms jaren verwijderd is van de roeping, zo ook hier.

Saul was koning. Als het koninkrijk heden van hem wordt afgescheurd, dan bedoelt de Heere, Die nooit liegt, Die de Overwinning Israëls is, Die geen mens is, dat Hem iets berouwen zou, dat Hij heden bekend maakt, dat Saul geen koning zal blijven. Het koninkrijk zal niet voortbestaan in zijn geslacht; het zal afgescheurd worden, er zal een scheiding gemaakt worden. Het koninkrijk zal overgaan op een ander, in dit geval op David, zijnde een zoon uit de koninklijke stam van Juda. Saul zou echter de koninklijke waardigheid blijven bezitten totdat het Gods tijd was er een einde aan te maken. Dit was btf Sauls dood.

J. v. H. te D. vraagt wat of bedoeld wordt met het laatste gedeelte van art. 17 van de 5 artikelen tegen de Remonstranten Hoofdstuk 1.

Antwoord, : Art. 17 luidt: „Nademaal wij van de wille Gods uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genade verbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit het leven wegneemt."

Wijlen Ds Kersten behandelt het zo duidelijk en om het grote belang van de vraag, volgt hier, wat hy schreef.

Dit artikel wil echter geenszins zeggen, dat alle kinderen, hoofd voor hoofd, naar de hemel gaan als zy jong sterven. Dat hebben onze Dordtse vaderen nooit beleden. Duidelijk blijkt dit wil uit de Acte van de Synode van Dordrecht, o.a. uit hetgeen de afgevaardigden van Utrecht geoordeeld hebben. Zij spraken. „Want de zaligheid en de belofte ervan is nergens anders uit, dan uit de verkiezing tot zaligheid. Nu, aan do jonge kinderen behoort de belofte: Ik ben uw God en uws zaads God, Uw kinderen zijn heilig: En hun behoort de zaligheid: Laat ze tot Mij komen, want het Rijk der hemelen behoort hun toe.

Indien de verkiezing behoort tot de jonge kinderen, zo behoort ook de jonge kinderen de verwerping; zulks bewijst de verwerping van Ezau, zijnde een jong kind; ja nog niet geboren. Welk voorbeeld de Apostel voorbrengt om daarmede de algemene leer van de verwerping te bewijzen, nemende zijn gevolg van een bijzonder voorbeeld tot bewijs van de waarheid derzelve in het algemeen, gelijk hy ook de leer van de verkiezing Gods bevestigt met het voorbeeld van Jakob, zijnde een nog jong kind en alsnog niet geboren." Het is dan duidelijk, dat niet geleerd werd, dat alle kinderkens, jong stervend, uitverkoren waren en mitsdien ten hemel gingen. Onder die kinderkens zijn uitverkorenen en verworpenen.

Waarom spreken die Dordtse godgeleerden dan op zulk een wflze?

Omdat zij tegen de laster der Remonstranten zich verdedigen wilden. De Remonstranten toch loochenen de souvereine verkiezing Gods. Zij wilden een verkiezing om voorgezien geloof en goede werken. Waar nu kinderkens nog geen geloof konden oefenen en geen goede werken doen, lasterden de Arminianen dat de Gereformeerden de jonge kinderen maar verdoemden. Die laster hebben de Dordtse godgeleerden toen verre van zich geworpen. God heeft ook onder de jong stervende kindezkens Zijn uitverkorenen en zal dit in heerïykheid opnemen, als blijkt uit het kind van David en van Jerobeam. Daaraan hebben we niet te twijfelen. Doch dat wil niet zeggen, dat alle jong stervende kinderen zalig worden. Aleeen die in het genade-verbond begrepen zijn, die zullen zalig worden. (Hiermee wordt bedoeld het wezen, niet de bediening van het genadeverbond T. M.) Zij zyn er toe uitverkoren in Christus."

De vrager zal het met de uiteenzetting van wijlen Ds Kersten wel eens zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1951

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1951

Daniel | 8 Pagina's