Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Middelaar is onze Heere Jezus Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Middelaar is onze Heere Jezus Christus

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn? Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde, dat de menselijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde; en dat een mens, zelf zondaar zijnde, niet konde voor anderen betalen.

Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn? Opdat Hij, uit kracht Zijner Godheid, de last van de toorn Gods aan Zijn mensheid zou kunnen dragen en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.

Maar wie is deze Middelaar, die tegelijk waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig mens is? Onze Heere Jezus Christus, die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is.

Waaruit weet gij dat? Uit het H. Evangelie, dat God Zelf eerstelijk in het Paradijs heeft geopenbaard en daarna door de heilige profeten laten verkondigen en door de offeranden en andere ceremoniën der wet te laten voorbeelden, en ten laatste door Zijn eniggeboren Zoon vervuld.

Zondag 6.

Hij geheel

Nu de Middelaar in Zondag 6 gevonden wordt, naar voren treedt, geopenbaard wordt, komen Zijn beide naturen naar voren. Eerst wordt behandeld de noodzakelijkheid van Zijn menselijke natuur, daarna de noodzakelijkheid van Zijn Goddelijke ' natuur. De onderzoekende ontledende wijze van behandelen, die de Catechismus hier volgt, heeft dit voordeel, dat wij de beide naturen, die op een onnaspeurlijke wijze met elkander verbonden zijn, leren kennen. De Middelaar, die wij nodig hebben, moet mens zijn, omdat de gerechtigheid Gods vereiste, dat de menselijke natuur, die gezondigd had, zelf betaalde.

Wij hoorden reeds, dat geen ander schepsel, noch engel, noch dier, voor de schuld kon boeten, die de mens gemaakt had. Dat kon daarom niet, omdat God de Schepper wezensonderscheid gelegd had tussen de verschillende schepselen. Een engel kon de schuld niet boeten, omdat hij wel een ziel had, maar geen lichaam; een dier kon de schuld niet boeten, omdat hij wel een lichaam, maar geen ziel had. Daar is echter een dieper oorzaak dan in deze schepselen zelf en wel gelegen in de gerechtigheid Gods. God is zo strikt rechtvaardig, Hij is zo volmaakt rechtvaardig. Hij had aan de mens een gebod gegeven, dat de mens houden moest. Zulk een gebod had Hij aan de engelen niet gegeven, had Hij aan de dieren niet gegeven.

Nu eiste Zijn rechtvaardigheid, dat Hij die eis ook volhield voor de mens. God had, bij overtreding, aan de mens straf voorzegd. Hoewel nu het dier mede zou lijden met de mens, is toch niet die voorzegde straf over het dier gekomen, ook niet over de engelen. Dit zat hem in de natuur van de mens. De natuur van de mens is een andere dan de natuur van het dier en dan de natuur van de engelen. De menselijke natuur was hoger dan die van dieren en engelen, zij was meerzijdiger. De mens was naar zijn ziel aan God verwant, naar zijn lichaam aan de aarde verwant. Nu is de gerechtigheid Gods wel een van Zijn eerste eigenschappen. Met het vallen van elk van Zijn eigenschappen zou Zijn God-zijn ophouden, maar zeker met het vallen van Zijn gerechtigheid. Behalve nu dat God niet kan straffen aan een ander schepsel dan aan de mens, wil God dat niet vanwege Zijn strikte eerlijkheid, vanwege Zijn strikte rechtvaardigheid. Wat Hij eenmaal dreigde zal niet ter aarde vallen. Daarom moet de Middelaar, Die voor de mens in de bres treedt, , , mens" zijn.

Maar Hij moet meer zijn.

Hij mag zwak mens zijn, nietig mens zijn, sterfelijk mens zijn, maar Hij mag geen schuldig mens zijn. Elk schuldig mens moet zijn eigen schuld boeten, eer hij voor een ander zou kunnen intreden en het boeten van eigen schuld vordert de eeuwigheid. Daar komt hij nooit mee klaar. Daar komt hij nooit boven uit. Daarom vereist het middelaarschap, dat hij niet alleen mens is, maar ook rechtvaardig mens. Zo'n mens, die geen zonde gehad of gedaan heeft, geen erfzonde, geen dadelijke zonde. Waarachtig en rechtvaardig mens.

Dat is alzo de gehele Middelaar, zoals die zijn moet. Geheel? De vorige vraag koppelde terstond aan die menselijke natuur de goddelijke natuur. De Middelaar moet tegelijk waarachtig God zijn. Tegelijk. Eeuwen nadat God alle dingen goed en schoon geschapen heeft, stelt Hij iets nieuws, wat van alle eeuw niet gezien is, namelijk dat de Goddelijke natuur onnaspeurlijk verbonden wordt aan de menselijke natuur. Niet geschapen, niet gemaakt. Hier staan wij! Hier hebben wij geen woorden voor. De Middelaar moet waarachtig en rechtvaardig mens zijn vanwege Gods gerechtigheid en Hij moet tegelijk waarachtig God zijn. Een mens, zelfs een rechtvaardig mens, zou de last van de toorn Gods niet kunnen dragen. Die toorn Gods is een onnoemelijke, een niet te dragen last. Dat kan maar Eén en dat is God Zelf. Daarom moet de Middelaar God Zelf zijn, èn waarachtig God èn waarachtig, rechtvaardig mens.

Daar is nog iets, wat aan een mens, stel al dat die middelaar vóór een ander zou kunnen zijn, onmogelijk maakt dit te zijn: De Middelaar is met het dragen van de toorn Gods, met het afdoen van de schuld niet klaar. Hij moet een nieuwe gerechtigheid verwerven, die Adam in het werkverbond naliet te verwerven. Adam moest niet alleen niet vallen, maar hij moest ook het eeuwige leven verwerven. Hij viel wel en liet bovendien na de gerechtigheid te verwerven. Dat had Adam ook gekund. Maar dit aan dode zondaars het leven verwekken, dat had Adam niet gekund. Dat is alleen Gods werk. Het leven geven is Schepperswerk, het leven hergeven aan doden, dat is herschepperswerk. Zo dan moet de Middelaar, die gij u zoeken moet, zijn waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig mens.

Zoekt dan niet te laag.

Zoekt dan niet bij de mensen, niet bij zondaars, evenmin bij heiligen (stel dat die er al waren!) zoekt het bij geen dier, zoekt het bij geen engel. Zoekt het niet bij Maria. Al deze middelaars of middelaressen hebben de last van de toorn Gods niet kunnen dragen en zullen het niet kunnen. En zij kunnen u niet de aangebrachte gerechtigheid geven. Zij kunnen u in uw doodsstaat het leven niet geven. Zoekt een Middelaar Gods en der mensen, zoekt een Middelaar God en Mens.

Hij alleen

Er wordt nogal eens laatdunkend over Zondag 5 en misschien ook over het begin van 6 gesproken, omdat de Catechismus hier de ontdekte zondaar een Middelaar laat zoeken. Mag ik er op attent maken, dat de Catechismus hier de Middelaar ook laat vinden? Heus, het is wel alles van God uit behandeld. God ontdekt de schuld, God leert en laat zoeken, God doet en laat vinden. En Hij laat niet alleen vinden deze grote schat, Christus, de parel van grote waarde, Christus, maar Hij schenkt die ook aan elke ontdekte en zoekende zondaar. Dit is toch zeker, dat de ontdekte zondaar leert zoeken een Borg voor zijn ziel. Dat is het verschil tussen algemene overtuiging en bijzondere overtuiging van zonden. De algemene overtuiging blijft zien op zijn zonden en zegt met Kaïn: „Mijn zonde is te groot, dan dat ze mij vergeven worde." Bijzondere overtuiging zoekt de schuld betaald te krijgen. Die zegt met Ruth: „Gij zijt de Losser, breidt Uw vleugel over mij uit." Die zegt met Job: „Wees Gij mijn Borg."

Welnu, op de vraag: „Wie is deze Middelaar? " antwoordt het geloof: „Onze Heere Jezus Christus." Hier mijnt het geloof, omdat God de Vader schenkt, openbaart en schenkt.

Niemand kan iets aannemen, tenzij het hem van boven gegeven is. Hier wordt het van boven gegeven en daarom neemt het geloof aan, Christus aan als de zijne en als die aan de ganse kerk gegeven wordt. Vandaar dat „onze" Heere Jezus Christus. Zo'n Middelaar is er maar Eén, geen twee, geen tweede, niet Hij wat en Maria wat, niet Hij wat en een aantal heiligen wat, niet Hij wat en de kerk wat, Hij en Hij alleen. Ook niet Hij wat en wijzelf wat, Hij en Hij alleen. En Hij is zo'n volkomen Middelaar. Hij is onze wijsheid, onze rechtvaardigheid, onze heiligmaking en onze volkomen verlossing. Onze wijsheid, zodat in Hem al ons kennen en kunnen ligt. Al wat wij weten, dat weten wij door Hem. Wat wij weten van de weg der zaligheid, dat ligt in Hem. Al wat de bijbel of de ondervinding der heiligen ons leert over God en over Goddelijke zaken, dat ligt in Hem en dat bekomen wij door Hem. Alle geestelijke kennis, alle onderscheidingsvermogen, het is al uit deze onze Wijsheid.

Zo is Hij ook onze rechtvaardigheid en heiligheid. Men maakt zich vaak druk over de rechtvaardigmaking, door wie dat beleefd wordt en hoe dat beleefd wordt. Maar die ligt in Christus, die ligt in Zijn opwekking. Daar is in énen de ganse kerk rechtvaardig voor God gesteld. En daar krijgt men deel aan door het geloof en daar krijgt men weet van door het geloof. En naar de mate men oog voor de Middelaar krijgt, naar de mate dat men Hem mijnt door het geloof, naar die mate deelt men in de troost en in de vastigheid van de rechtvaardigmaking. En zo is het precies eender met de heiligmaking. Wij mogen smart hebben over de zonde door ontdekking des Geestes, het maakt ons evenwel niet heilig. Maar het geloof, dat in Zijn verdienste leert rusten, krijgt deel aan Zijn heiligmaking. Dit verandert waarlijk het leven. Ondankbaarheid maakt plaats voor dankbaarheid, door het geloof. Ongehoorzaamheid maakt plaats voor gehoorzaamheid, door het geloof. Onboetvaardigheid maakt plaats voor boetvaardigheid, door het geloof. Hoogmoed maakt plaats voor ootmoed, door het geloof.

'k Hoef hier niets aan toe te voegen: Hij is geschonken tot een volkomen verlossing. De christen mag zeggen: „Die mij verlost heeft, Die mij verlost, Die mij ook verlossen zal." Daar ligt heel het werk van Christus voor en aan een zondaar in voor dit leven, voor het sterven, voor de opstanding der doden en voor het eeuwige leven. Het is al door Hem, het is geheel door Hem en het is alleen door Hem. Deze Middelaar!

De bergen zullen vrede dragen, De heuvels heilig recht; Hij zal hun vrolijk op doen dagen Het heil, hun toegezegd, 't Ellendig volk wordt dan uit lijden Door Zijne arm gerukt; Hij zal nooddruftigen bevrijden; Verbrijz'len, wie verdrukt.

Nooddruftigen zal Hij verschonen; Aan armen, uit gena, Zijn hulpe ter verlossing tonen; Hij slaat hun zielen ga, Als hen geweld en list bestrijden, Al gaat het nog zo hoog; Hun bloed, hun tranen en hun lijden Zijn dierbaar in Zijn oog.

Hij voor eeuwig

Waaruit weet gij dat? Uit het Heilig Evangelie. Christus wordt geopenbaard, maar alleen uit het Woord Gods. Paulus zegt dat het God behaagde Zijn Zoon in hem te openbaren. Ook dat was uit het Woord Gods. Dat is er niet minder om, want het Woord Gods is een gewrocht van de Heilige Geest. Dat is het spreken van God tot een zondaar, tot zondaars over Christus. Dat heeft God het eerst Zelf gedaan in het Paradijs, zo van mond tot mond tot Adam, Eva en de slang. Dat heeft God later gedaan van mond tot mond tot de patriarchen. De Catechismus zegt, dat God het Evangelie geopenbaard heeft door de heilige patriarchen en profeten. Hoewel God mondeling tot die patriarchen en profeten gesproken heeft, hebben zij het door Gods Geest geleid mogen optekenen. God heeft dit Evangelie laten voorbeelden door de ceremoniën der wet. Al wat Hij Mozes op de berg geopenbaard heeft voor de hele tabernakeldienst, dat is alles de zin van het Evangelie geweest. Wat in het Nieuwe Verbond geopenbaard is, dat is in het Oude Testament schaduwachtig, verhuld geopenbaard. En ten slotte is het ten volle geopenbaard in de persoon en in de zending en in het optreden en in het offer van Christus. Dat is dus de bijbel. Dat is dus het Evangelie — twee woorden die betekenen goed en boodschap, alzo: de goede boodschap. De bijbel.

Daar ligt dan het spreken Gods, de boodschap Gods door de eeuwen heen geklonken voor des Middelaars komst. Daar ligt dan de boodschap van en over de Middelaar, bij Wiens komst het alles heerlijk is in vervulling gegaan. Hij is het eeuwige Woord Gods. Hij is te kennen uit de bijbel. Hij wordt geschonken in de bijbel. En dit Woord, dat van Christus is, waarin Christus onder ons wandelt en Zich openbaart, dat zal de eeuwen verduren. En de Christus der Schriften zal meegaan met Zijn kerk en zijn onder Zijn kerk voor eeuwig. De eeuwigheid zal wat openbaren wat geen oog gezien heeft, wat geen oor gehoord heeft en wat in geen mensenhart is opgeklommen en toch zal dat alles zijn naar het Woord.

Welnu dan, wilt gij de Middelaar leren kennen? Tot de bijbel. Alleen gij zult, wilt gij Hem als Middelaar, als uw Middelaar kennen, door datzelfde Woord overtuigd moeten worden van uw zonden en schuld. Als dan bij u de vraag naar de Middelaar opkomt, dan zal God de Vader Hem u schenken uit het Woord, door het Woord, naar het Woord. Zoekt Hem dus daar en zoekt Hem zó.

Staat gij nog steeds van verre onder enige kennis uwer zonden en is Hij nog steeds voor uw ogen verborgen, graaft dan eens dieper en gij zult meer gruwelen vinden. Het ontbreekt u slechts aan de rechte zondekennis. Uw zonde is u wellicht niet tot schuld. Drijft die u echter uit, dan zal zeker Zijn gezegende Naam — „Middelaar" — voor u betekenis krijgen. Dan gaat uw bijbel eerst recht voor u open. Raakt gij uw schuld kwijt aan Hem, dan zult gij met uw dagelijkse schuld tot Hem gaan en Hij zal meer en meer voor u worden uw Middelaar. Die naam wordt wel groter, maar niet kleiner naarmate gij in de Schriften meer uw zonden vindt en in Hem meer uw getrouwe Zaligmaker.

Daarom: houdt het bij uw bijbel. Leeft bij uw bijbel, leest in uw bijbel. Dat is de goede boodschap — dat is Gods Woord aan u.

Zw.

Een woord van Dr. M. Luther: Zeer velen misbruiken ten huidigen dage de Christelijke vrijheid, en zeggen: Genade, genade! Gevolgelijk is het niet nodig, dat men goed doe, of kwaad lijde. Dezen maken uit de genade een ongebondenheid, dat is een vrijheid, om naar hun eigen lust en goeddunken te doen, wat zij willen, en uit de vergeving van zonden een vrijheid om te zondigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Middelaar is onze Heere Jezus Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's