Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maar wij hebben de zin van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maar wij hebben de zin van Christus

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de zin van Christus is :


1e. uw levensbeginsel,

2e. uw levenskracht,

3e. uw levensvreugd.


De zin van Christus heeft in Gods volheerlijke heilsopenbaring een diep geestelijke betekenis tot onderwijzing in de verborgenheid der Godzaligheid. Waarbij wij het licht van de Heilige Geest van stap tot stap nodig hebben. Hier baat het kunstlicht van menselijk denken niet, want daarin heeft de mens met al zijn rechtzinnigheid toch in zijn godsdienst zichzelf tot uitgangspunt. Alleen door de Geest van Christus kunnen wij geleid worden in de Waarheid om het te verstaan, dat het zalig worden is uit Hem, door Hem en tot Hem. En dat is tot verheerlijking van de Heere, de roem des geloofs en het loflied der gezaligden. Want in het zaligen van zondaren heeft de Heere Zijn welbehagen en dat om Zijns naams wil.

Het gaat hier om de zin van Christus, die alleen te bekomen is door het nieuwe leven der genade, het deelachtig worden van de Goddelijke natuur. Dat doet de apostel denken aan de schrille tegenstelling die daarin is, ten opzichte van de natuurlijke mens. Zo even heeft hij gezegd: „Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan omdat zij geestelijk onderscheiden worden.”

Daar een kind des Heeren weet wat het is onbekeerd te zijn, vreemdeling te wezen van het burgerschap Israëls, vervult dat zijn hart met droefheid en arbeid aan de troon der genade, opdat de zin van Christus een gestalte zou mogen bekomen in hun hart, eer het voor eeuwig te laat is. En mogen deze mensen door de dierbare werking van de Heilige Geest het nieuwe leven der genade deelachtig worden, dan zegt Paulus met een innerlijke erkentelijkheid tegenover de Heere: „Maar wij hebben de zin van Christus.” Hij leeft in ons hart en ons hart springt op van vreugde in Hem. Om dat anderen weer met kracht en klem, in de Naam des Heeren aan te prijzen, om het biddende te zoeken. Want de Heere zegt: „een iegelijk die bidt die ontvangt; en die zoekt die vindt; en die klopt die zal opengedaan worden.”

En toch, als de apostel zegt: „Maar wij hebben de zin van Christus,” dan is het leven van degenen die de Heere missen, niet de enige tegenstelling waaraan hij denkt. Met de vraag: „Want wie heeft de zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten?” denkt hij aan de allergrootste tegenstelling die er is tussen de Heere en de mens.

Het uitdenken van de weg der zaligheid is niet opgekomen vanuit het menselijk verstand. Het heeft voor het arme zondaarshart dat zijn vermaak heeft in de zonde, geen zin zich daarin te verdiepen. Zijn vijandschap tegenover God houdt hem met beslistheid des harten daarvan terug. Maar de zondaar die het nieuwe leven der genade deelachtig is, vraagt gedurig met steeds meer ernst en droefheid in zijn hart: „Is er enig middel, waardoor wij deze straf ontgaan mochten en wederom tot genade komen?” Al is Christus hem dierbaar in Zijn komst, en weet hij dat het zoet en zalig is weg te smelten onder Gods goedertierenheid, dan weet hij daarom nog niet hoe het mogelijk is op grond van recht en gerechtigheid, zalig te worden. Het oog is nog niet geopend voor het dierbaar borglijden van Christus. En daar zij het recht liefhebben en weten wat het is te buigen voor de majesteit van Gods recht, hopen zij op de vervulling van deze belofte: „Sion zal door recht verlost worden en haar wederkerenden door gerechtigheid.” Daar is in dat hart een diepgaand rechtsgevoel, van grote betekenis voor de zuivere werkzaamheden van het geloof, in het uitgaan tot de Heere.

Maar desniettemin, is het al van grote betekenis voor dat bedroefde hart, te mogen verlangen naar de rechte kennis van de zin des Heeren, want dat alleen wijst op het helen van de kloof die geslagen is in het hart door de zonde. Het leven dat uit God geboren is, snakt naar het deelachtig worden van de Heere. Zij zijn zoals Ruth, die met al de zegeningen op de akker van Boaz, toch nog naar haar getuigenis een vreemde was. Zij stond nog, al wilde zij niet terug naar Moab, voor eigen rekening. 0 wat een wonder zal het zijn, als de sluier die dat geheim bedekt, er van weggenomen zal worden, want dan wordt de zin van Christus ook :


1e. uw levensbeginsel.


Het was vanuit Gods goedertierenheid, al van eeuwigheid de zin des Heeren, zondaren te zaligen. Ja, om van afvallige zondaren heilige zangers te maken voor Zijn troon, door ze weer te brengen onder de band des verbonds.

Maar al was dat de zin des Heeren, zo was dat nog niet de zin des mensen. Want de zondaar heeft toch in Adam al zijn zinnen gezet op hetgeen hem door de vorst der duisternis was aangeprezen. Heer en meester zijn en zelf uitmaken wat goed en kwaad is, is toch zijn hoogste levensideaal, in de dienst der ongerechtigheid.

En anderzijds was het volheerlijke verlossingsplan vanuit Gods goedertierenheid opgekomen tot zegen en zaligheid van zondaren, nog niet aannemelijk voor de Waarheid en de Gerechtigheid.

De Goddelijke autoriteit van de Waarheid eiste dat de mens in het eten van de verboden boom tot verbreking van Gods verbond, ten volle getroffen zou worden door het vonnis des doods. Wat eveneens geëist werd door Gods gerechtigheid, daar zowel aan de vloek als aan het recht der wet voldaan moest worden. Van daaruit dan ook het Goddelijk vragen: „Wie is hij, die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken, spreekt de Heere.”

En dat, als een duidelijk bewijs dat het Goddelijke verlossingsplan opgekomen uit Gods goedertierenheid, de verheerlijking van Gods deugden vereiste, om vloek- en doemwaardige zondaren deelgenoot te doen worden van de eeuwige zaligheid, op grond van recht en gerechtigheid. Maar waarom was dat Goddelijk vragen toch nodig, daar de Zoon toch door de Vader is aangewezen en verkoren tot Borg en Zaligmaker? Wel heel eenvoudig, daar de autoriteit van de Goddelijke personen dit zo niet konden aanvaarden. Zij zijn toch van gelijke macht, majesteit en heerlijkheid. Zodat de Goddelijke eer van de Vader het niet toe kon laten meer te zijn dan de Zoon en eveneens laat de Goddelijke autoriteit van de Zoon het niet toe, minder te zijn dan de Vader. En zo is in het Goddelijk vragen van de Vader: „Wie is hij, die met Zijn hart borg worde om tot Mij te genaken? spreekt de Heere,” de Goddelijke souvereiniteit van beide kanten ten volle in aanmerking genomen. Zodat wij hier in het heiligdom van deze Goddelijke heilsopenbaring, als vanzelf in aanbidding komen vanwege Gods ondoorgrondelijke wijsheid. Het dient voor ons tot onderwijzing in het geestelijk kennen van de zin des Heeren, daar die door de Zoon is verheerlijkt, in Zijn borgtochtelijk antwoorden. Want toen sprak de Zoon: „Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God! Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen, en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.”

En zo heeft de Zone Gods uit souvereine liefde het Goddelijk verlossingsplan ten volle voor Zijn rekening genomen, omtrent de verheerlijking van Gods deugden in het toepassen van het door Hem verdiende heil.

In het aanvaarden van de Gode verheerlijkende borgtocht door de Zoon, is vreugde bedreven tot Zijn eer en wel met dit woord: „Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid, daarom heeft U o God, Uw God gezalfd met vreugde-olie boven Uw medegenoten.”

En zo is de zin des Heeren door de Zone Gods overgenomen tot zaligheid van zondaren, wat door de Heilige Geest is bekroond met vreugdeolie. Daarop heeft de Zone Gods geantwoord: „De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrijheid uit te reopen.”

En zo is dan in de zin van Christus verenigd de zin des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. En dat raakt in elk opzicht het zaligen van ellendige zondaren. De Vader leeft in Zijn trekkende, de Zoon in Zijn verdienende liefde en de Heilige Geest in Zijn werkende liefde voor anderen. De Drieënige God wil Zichzelf daarin ten volle ten toon spreiden, opdat wij Hem daarin zouden leren kennen en verheerlijken tot zaligheid in Hem. De Heere onze God weet Zichzelf te verbergen, maar ook te openbaren, om Hem in die openbaring te mogen ontmoeten om Hem te leren leven in kinderlijke vreze.

Maar hoe bekomt de zondaar nu de zin van Christus in het hart? Al zijn wij Christelijke mensen dan hebben wij daarom de zin van Christus nog niet in ons hart. Het gaat hier dus om onze innerlijke en geestelijke levenszin en dat kan alleen van binnenuit beleefd worden. Want het Koninkrijk Gods dat ons geopenbaard is in Christus, wordt door Zijn Woord en Geest gesticht en opgericht in het hart. En dat is de inlijving in Christus. En het leven dat door die innerlijke gemeenschap met Hem, vanuit Hem geleefd wordt, is de zin van Christus, de wortel der zaak, het nieuwe levensbeginsel. Dat doet de Schrift spreken van de oude en de nieuwe mens. Die nieuwe levenszin stuit menigmaal op het verzet van de oude mens, waaraan bij het komen tot de onberouwelijke keus niet gedacht wordt, zodat er ook niet op gerekend kon worden. Maar de zin van Christus is niet en nooit te verenigen met de wereldzin van de oude mens. Het nieuwe leven gaat steeds meer de zin van Christus zoeken door het Woord biddende te onderzoeken.

Het gaat dus om de zin van Christus, waartoe Hij met Zijn liefde leeft in de dingen Zijns Vaders. Zijn wij daarin bezig, om zo steeds meer kennis van Christus te mogen bekomen? Is het een volgen van Hem, een drukken van Zijn voetstappen? Of zijn wij bij de vromen vroom en bij de goddelozen goddeloos? Dan is dat het dienen van twee heren, het dubbelhartig zijn, zodat men altijd twee kanten uit kan. Maar de mens met de zin van Christus bezit een geheiligde ikheid, die zich voor de gehele mens aansprakelijk weet. En dat is de ware zin van Christus, waaraan de oude mens met al zijn verdorvenheid zich heeft te onderwerpen. De zin van Christus kiest geheel voor Christus om Zijn beeld te dragen en Zijn voetstappen te drukken, om Zijn zaak te dienen.

Wanneer wij de zin van Christus hebben, dan heeft Christus ook de zin van ons. Hij leeft met Zijn leven, met Zijn licht en liefde in mijn hart en m’n hart leeft met al zijn genegenheden voor Hem, het kleeft Hem aan. Christus heeft niet alleen ons van de Vader ontvangen, maar wij hebben ook Christus van de Vader ontvangen. De zin des Heeren is de zin van Christus, zij zijn verenigd in het leven des geloofs. De Vader heeft ons met Zijn trekkende liefde geleid tot Christus en Christus leidt ons met de onderwijzingen van Zijn Geest tot de Vader.

Is het niet merkbaar in ons hart en leven, dat niet alleen wij de zin van Christus hebben maar dat de zin van Christus ook ons heeft. Dat de zin van Christus ons vasthoudt, bezig houdt met de dingen der eeuwigheid. Want dat verwekt in ons hart een ootmoedige erkentelijkheid, daar de zin van Christus is een eeuwigheidszin. De dingen der eeuwigheid bekomen er de hoogste plaats door in het hart. Het maakt ons gast en vreemdeling hier op aarde.

(Wordt vervolgd).

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Maar wij hebben de zin van Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's