Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De handel is hard: wat geen bestaansrecht heeft moet verdwijnen, reformatorisch of niet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De handel is hard: wat geen bestaansrecht heeft moet verdwijnen, reformatorisch of niet

Commercieel talent in de gereformeerde gezindte

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kleine luiden die zich op geen enkele man van naam kunnen beroemen. Eenvoudige zielen die in schuren en kippenhokken samenkomen. Spelonkie-mensen. Het is slechts een greep uit de omschrijvingen waarmee het bevindelijk volksdeel van weleer werd getypeerd. Anno 1989 komen deze typeringen in geen enkel opzicht meer overeen met de werkelijkheid. De achterstand in scholing en welstandsniveau is nagenoeg ingehaald. Heel wat nazaten van afgescheidenen en ledeboerianen zijn niet onbemiddeld. In drie afleveringen aandacht voor kleine luiden die vermogende lieden zijn geworden. Deze week een reportage en een interview over het zakenbloed binnen de gereformeerde gezindte. In het volgende nummer een verkenning naar het consumptiepatroon van het reformatorische publiek. De serie wordt afgesloten met een interview waarin dat consumptiepatroon getoetst wordt aan bijbelse normen. Om tot onszelf in te keren. <br />

Onderuitgezakt in zijn bureaustoel regeert Jan Leendert van den Heuvel zijn groente-en-fruitimperium Hagé International. In de linkerhand zijn onafscheidelijke sigaar. De rechterhand gereed om een van de drie telefoons vóór hem op te nemen. Zonder enige moeite schakelt hij van Engels over op Spaans, van Frans op Italiaans. Het internationale netwerk van contacten dat hij heeft opgebouwd verklaart voor een groot deel de explosieve groei die Hagé doormaakte. Naast hem zit Gerard Verweij. In financieel opzicht wil de Haagse groothandelaar in aardappelen zich niet meten met de Barendrechtse multimiljonair. „Een druppel op een emmer", constateert hij bescheiden. Toch mag ook hij niet ontkennen dat de vruchten des lands hem geen windeieren hebben gelegd. Het bedrijf dat zijn vader begon heeft mede onder zijn leiding stevig wortel geschoten. In zijn zoons stroomt het zakenbloed voort. De tweede heeft, bijgestaan door de jongste, met hulp van zijn vader in 1985 een zusteronderneming opgericht op een steenworp afstand van het kantoor van Hagé. Voor Verweij senior een welkome reden om op gezette tijden bij zijn boezemvriend binnen te vallen. Hij weet de weg en kent de spraak. Wanneer Van den Heuvel tijdens het gelijktijdig voeren van twee telefoongesprekken opgejaagd wordt door het derde toestel op zijn kolossale bureau, neemt Verweij tijdelijk de honneurs waar met een vanzelfsprekendheid of hij onderdirecteur van Hagé is.

Gouden gedenkplaat
Een sierlijk gouden VRCLspeldje op de revers van de kostuums van beide zakenlieden symboliseert de oorsprong van hun verbondenheid. Ze leerden elkaar kennen door de Vereniging voor Reformatorisch getuigenis in het Commerciële Leven, waarvan Verweij alweer jaren voorzitter is en Van den Heuvel vice-voorzitter. Met voldoening stellen ze vast dat de vereniging floreert. Het aantal leden is gegroeid tot 145 en in het algemeen doen de reformatorische ondememers het goed. ,,Maar het gaat daarom", waarschuwt Verweij, en trekt met een breed armgebaar mijn blik naar een goudkleurige gedenkplaat tegen een wand van de werkkamer van Van den Heuvel. Terwijl ik meelees declameert hij met zijn zware stem: ,,Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heeriijkheid in der eeuwigheid." „Wij worden er door de Heere op gewezen dat de hand der vlijtigen gezegend wordt. Evenzeer ben ik ervan overtuigd dat we dagelijks dienen te beseffen dat aan Zijn zegen alles gelegen is. Ook tegenvallers kunnen goed voor ons zijn. Maar dat neemt niet weg dat we in voorspoed de hand des Heeren mogen zien. Dan is die zegen niet gelegen in het hoger worden van mijn banksaldo. Het gaat erom dat we met die zegen ook nog wat mogen doen." De president van Hagé knikt instemmend. Hij kreeg de gedenkplaat aangeboden door de reformatorische zakenvereniging ter gelegenheid van het 25jarig bestaan van zijn onderneming in 1986. Het cadeau ontving een plaats naast een enorme houtsnede van Salomo's oordeel, een geschenk van zijn vader. Beide wandversieringen herinneren hem er dagelijks aan dat wijsheid en voorspoed geschenken van Boven zijn.

Veranderde situatie
In 1834 typeerde een Haagse ambtenaar de afgescheidenen in een brief als "kleine luyden die zich op geen enkel man van naam kunnen beroemen." Deze typering bevatte een grote kern van waarheid. Onder hen die de kerk der vaderen veriieten waren niet vele rijken en edelen. De ledeboerianen konden zich evenmin beroemen op een groot aantal mannen van aanzien of vermogen. Ook hun nazaten verkeerden op tal van terreinen in een nadelige positie. Maar die situatie is de achterliggende decennia drastisch veranderd. Het proefschrift van dr. C. S. L. Janse over de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden toont dat overduidelijk aan. De achterstand in scholing is nagenoeg ingelopen. Landbouw en visserij zijn allang niet meer de belangrijkste arbeidssectoren voor de "kleine luyden". Het gestegen opleidingsniveau in bevindelijke kring is niet zonder vrucht gebleven. Het is geen uitzondering meer dat hoge posten in bedrijfsleven en overheidsapparaat worden ingenomen door leden van de gereformeerde gezindte. Hun relatief hoge arbeidsmoraal heeft hen een goede naam bezorgd. Werkloosheid komt daardoor in deze kring duidelijk minder voor dan daarbuiten.

Weber-these
De Duitse socioloog en historicus Max Weber (1864-1920) meende in het calvinisme zelfs de sleutel te hebben gevonden voor het ontstaan van het kapitalisme. Kort samengevat kwam hij tot de conclusie dat calvinisme even onbedoeld als onvermijdelijk leidt tot kapitalisme. De calvinist ziet arbeid als een goddelijke opdracht. Dat leidt tot een plichtsgetrouwheid die niet onopgemerkt blijft. Zonder dat direct na te streven verwerft hij zich een vooraanstaande plaats met daaraan gekoppeld een goed inkomen. Door de calvinistische soberheid geeft hij maar een gering deel daarvan uit, zodat zijn vermogen snel aanwast. Hierin ziet hij de zegen van God en een bewijs van zijn uitverkiezing, waarmee de cirkel rond is. Deze interpretatie van het calvinisme is onder meer bestreden door de gereformeerd vrijgemaakte econoom prof. dr. P. Nijkamp. Er valt inderdaad nogal wat af te dingen op de Weberthese. Toch bevat de stelling van de Duitse hoogleraar elementen die herkenning oproepen en gedeeltelijk een verklaring geven voor de snelle stijging van de welstand in orthodox gereformeerde kring.

Gevecht
De gestegen welvaart maakte het mogelijk om tal van eigen organisaties en instellingen te stichten, die de positie van de gereformeerde gezindte uitwendig hebben versterkt. Maar ook in de privésfeer kan het geld makkelijker worden uitgegeven dan pakweg twintig jaar geleden. Daarvan profiteren niet in de laatste plaats de met commercieel talent bedeelde ondernemers in reformatorische kring. Het relatief grote aantal ondernemers binnen de gereformeerde gezindte verklaart Van den Heuvel als een voortvloeisel uit de crisisjaren. ,,We kennen de plaatjes nog wel van rijen mensen die hun hand gingen ophouden. In onze kringen is het altijd als een schande ervaren om uit de staatsruif te eten, al denkt men daar vandaag genuanceerder over. Vanuit die optiek en vanuit de overtuiging dat wie niet werkt ook niet zal eten, besloten in de crisisjaren veel mensen uit onze gezindte om voor zichzelf te beginnen. Het gevecht om te overieven heeft er wellicht toe geleid dat de ontwikkeling van het ondernemerschap bij ons wat krachtiger geweest is dan in andere milieus. Maar ik zeg dat met grote voorzichtigheid."

Wederopbouw
Verweij deelt de mening van zijn rechterhand binnen de VRCL.,, Ik denk bij voorbeeld aan de Gereformeerde gemeente aan de Boezemsingel in Rotterdam. Die werd voor een deel gevormd door Zeeuwen die naar de stad waren gekomen om daar een groentewinkeltje of een melkhandeltje te beginnen, omdat op het platteland geen toekomst was. Allemaal mensen die liever iets ondernamen dan dat ze hun hand ophielden. Terecht werden de Gereformeerde Gemeenten, waarover ik het best kan spreken, betiteld als een kerk van kleine luiden. Voor de ooriog waren onder ons vrijwel geen wetenschappers. Maar er was wel commercieel talent en ondernemerschap, zij het kleinschalig." De beide zakenlieden hebben niet de indruk dat het aantal reformatorische ondernemers de achterliggende decennia is toegenomen. Eerder het tegenovergestelde. Maar een relatief klein aantal heeft duidelijk geprofiteerd van de wederopbouw van Nederiand na de Tweede Wereldooriog. ,,De kansen die daardoor geboden werden, zijn door diverse ondernemers aangegrepen' ', stelt Verweij vast. ,,Je moet ook de betekenis van het Reformatorisch Dagblad niet onderschatten. Een ondernemer is in grote mate afhankelijk van deskundige mensen om hem heen. Vóór de oprichting van het RD was het moeilijk om die binnen de eigen gezindte te vinden. Ik zeg niet dat de mensen uit eigen kring beter zijn, maar hun arbeidsmoraal steekt in het algemeen positief af.'' Vereniging van zakenlieden Dat de reformatorische kring momenteel verhoudingsgewijs veel grote zakenlieden telt, ontkent Van den Heuvel. ,,lk denk datje hooguit kunt zeggen dat door de naooriogse ontwik keling en het hogere opleidingsniveau van onze mensen de achterstand die er was, is ingehaald." Bij het inhalen van deze achterstand heeft de VRCL een belangrijke rol gespeeld. De in 1963 op initiatiefvan ds. G. A. Zijderveld naar Amerikaans voorbeeld opgerichte vereniging had aanvankelijk een sociale functie. Ondernemers binnen de Gereformeerde Gemeenten vonden in de VRCL een orgaan om elkaar te ontmoeten en van hart tot hart te spreken. Onderde huidige voorzitter is de functie van de inmiddels interkerkelijke vereniging duidelijk breder geworden. Hoewel het element van ontmoeting nog steeds niet onbelangrijk is, spelen zakelijke belangen een veel grotere rol dan weleer. Doordat momenteel bijna alle segmenten van het bedrijfsleven in de VRCL vertegenwoordigd zijn, maken reformatorische ondernemers in toenemende mate gebruik van eikaars diensten en kennis.

Stimulerende kracht
,,M'n broeder Verweij kende ik niet tot ik lid werd van de VRCL'', maakt Van den Heuvel concreet.,, Verweij was aardappelhandelaar en heeft mijn belangstelling voor aardappels aangewakkerd. Daardoor is Hagé zich meer gaan concentreren op de import van primeur-aardappelen, zodat wij inmiddels de grootste importeur zijn op dat gebied. En Verweij is een van onze belangrijkste klanten daarin. Zo wast de ene hand de andere schoon. Mijn functioneren bij Baan als president-commissaris vloeit voort uit de VRCL. Hetzelfde geldt voor mijn functioneren bij Mijnders en bij Linker. Dat zijn allemaal mannen die ik via de VRCL heb leren kennen. Zo wordt over en weer gebruik gemaakt van betrouwbare expertise in de eigen gezindte. Dat is zeker een stimulerende kracht geweest bij de uitbouw van het bedrijfsleven in reformatorische kring." Om misvattingen te voorkomen benadrukt de Barendrechtse zakenman dat de VRCL er niet is om wankele ondernemingen in stand te houden.,,Zakelijkheid vereist nuchterheid. Die moetje altijd betrachten. Als Verweij van mij aardappelen wil kopen krijgt hij wel eerste kwaliteit, maar niet voor een gulden minder. Z'n auto is me groot genoeg."

Economische wet
Dat betekent niet dat zakenbroeders in nood aan hun lot worden overgelaten. ,, Wanneer een capabele ondernemer door onvoorziene omstandigheden in de problemen is gekomen, dan moetje die helpen", vindt Van den Heuvel. ,,Dat gebeurt ook. Maar je moet onze mogelijkheden niet overschatten. Ook in onze kring is het voorgekomen dat een groot, florerend bedrijf enkele tientallen miljoenen verloor. Dan begin je als VRCL niet veel. In kippen die een ongeneeslijke ziekte hebben moetje sowieso niet gaan investeren. In klein verband gaan we dan wel 's bij elkaar zitten om te zien wat nodig is om de directe nood te lenigen. Maar dan wel met de absolute conditie dat de bewuste activiteit gestaakt wordt. Anders steekje er vandaag honderdduizend gulden in en kun je direct al gaan sparen voor de volgende honderdduizend. Dat worden vervolgverhalen. De economische wet is hard. Wat geen bestaansrecht heeft moet van de markt verdwijnen, of het reformatorisch is of niet.'' Met drie tikken van zijn voorzittershamer bezegelt de president van Hagé het droevige lot van de reformatorische zakenman wiens onderneming geen toekomst heeft.

Karikatuur
Binnen het geheel van de gereformeerde gezindte weten maar weinig mensen waar de letters VRCL voor staan. Gemakshalve typeert menigeen de vereniging als club van reformatorische kapitalisten. Verweij noemt dit een ongenuanceerde kreet. ,,Een ondememer kan in zijn bedrijf heel wat geld hebben. Maar daar kan hij niet zomaar over beschikken. Je kunt uitje onderneming een goed inkomen hebben, maar kapitaal heb je pas als je je zaak verkoopt.'' Ook VRCL-lidP.Braal, directeur van Van der Meermeubelen, ervaart de gewraakte typering als karikaturaal.,,Laten we heel nuchter zijn, mensen met een goede positie zullen er wat anders bij lopen en zich op een wat andere wijze vervoeren dan, vergeef me het woord. Jan Modaal. Ik denk ook dat die zich in een vereniging als de VRCL niet thuis zou voelen. Maar dat wil niet zeggen dat de leden met de borst vooruit lopen. Je moet natuurlijk oppassen dat zo'n vereniging niet een elitair karakter krijgt. Als er een uitstraling is van 'wij zijn de "moneymakers" van de gereformeerde gezindte', dan is dat een kwalijke zaak. Anderzijds valt het me vaak op dat juist de mensen die er op die wijze tegenaan kijken, graag een dankbaar gebruik van de VRCL maken door middel van allerhande bedelacties om de kassen van bekende verenigingen en instellingen te vullen."

Spanningsveld
Tot begin '89 functioneerde Braal als directeur van het reformatorische reclamebureau KRB, zusteronderneming van het Reformatorisch Dagblad. Sindsdien als directeur van het door Mijnders overgenomen Van der Meerconcern, een duidelijk neutralere omgeving. Het afgelopen jaar heeft hij niet kunnen merken dat zijn principes daardoor onder druk komen te staan. „Laten we eerlijk zijn, het bedrijfsdoel is om de geplande omzet te halen met alle geschikte marktinstrumenten die daartoe als gereedschap voorhanden zijn. Daar ligt voor een christenzakenman altijd een spanningsveld. Maar dat spanningsveld is in een bedrijf als Van der Meer niet wezenlijk anders dan in een reformatorisch bedrijf. Toen ik een jaar of anderhalf bij het RD werkte als verkoopmanager, vroeg een voormalige collega van Shell me: wat is nu het verschil tussen Shell en het RD? Ik heb gezegd: het enige verschil is dat hier niet gevloekt wordt en dat we een weeksluiting hebben. Daar bedoelde ik dit mee: net als bij Shell probeerde ik bij het RD op een professionele manier de markt te bewerken. Om iemand over de streep te trekken om een advertentie te plaatsen, gebruikte ik exact dezelfde instrumenten die ik voorheen hanteerde om olie te slijten. Zoals ik nu het publiek dat onze winkels bezoekt ervan probeer te overtuigen dat ze hun meubels bij Van der Meer moeten kopen. Ook al ben ik in m'n huidige werkomgeving wat meer teruggeworpen op mezelf, de verantwoordelijkheden ten opzichte van de Heere en Zijn Woord zijn niet anders dan in Apeldoorn." STER-reclame De reformatorische ondernemer die zich in zijn nering uitsluitend op de gereformeerde gezindte richt, heeft voor de vergroting van zijn klantenkring voldoende aan de advertentiekolommen van Reformatorisch Dagblad en verwante (kerk)bladen. Wie een bredere doelgroep wil bereiken, staat voor de vraag hoe dit te realiseren op een zowel principiële als functionele manier. De Mijnders-groep, waarvan Van der Meer een onderdeel is, heeft zeer concreet met dit probleem te maken. Om het concern in stand te houden dient heel wat volk over de vloer te komen. Dat wordt onder meer aangelokt via STERreclame voor de radio., ,In een algemene zaak met een heel breed publiek, zoals Mijnders en Van der Meer dat geworden zijn, proberen wij dié instrumenten te gebruiken waarmee we onze doelgroep bereiken" , formuleert Braal behoedzaam. ,,Inderdaad in zowel gedrukte als nietgedrukte media. Overigens geen tv. Gezien de grootte van het bedrijf kunnen we het absoluut niet hebben van de achterban van RD en ND, Terdege en Variant." Niet aanstootgevend ,,Persoonlijklaatikin het midden of je gebruik moet maken van radio en tv. Daar kan verschil van mening over bestaan. Het effect ervan is ook nooit helemaal zichtbaar en meetbaar. Watje doet is continu je naam laten horen. Daar komt bij dat, met uitzondering van de Van der Meer-vestiging in Rotterdam, alle vestigingen deel uitmaken van meubelboulevards. Daardoor ben je heel duidelijk betrokken bij het reclamebeleid van de gehele boulevard. Waarbij wij overigens absoluut niet meebetalen aan reclame die gericht is op zondagsopenstelling. Je staat steeds voor de vraag: zijn de middelen die je gebruikt in de sfeer van de moderne media op zichzelf verkeerd? Mag je daar in bijbels licht gezien geen gebruik van maken? Dat blijft denk ik altijd een heel moeilijk punt. Als bedrijf proberen we in ieder geval een zodanig beleid te voeren, dat onze reclameuitingen niet aanstootgevend zijn." Glibberig terrein Duidelijk is dat de handel een glibberig terrein is. Het gevaar van uitglijden is zeer reëel aanwezig. De op zichzelf niet kwalijke begeerte om de markt te vergroten leidt in de praktijk nogal eens tot een aanzienlijke verruiming van principes. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat sommige "reformatorische" ondernemers hun bedrijf zelfs promoten met middelen waarvoor een fatsoenlijk liberaal zich misschien nog zou schamen. Het is geen kunst om deze stelling aan de hand van voorbeelden concreet te maken. Gezien het slot van vraag 112 van de Heidelberger Catechismus is het beter dit achterwege te laten. Het doet ook geen recht aan de vele ondernemers die consciëntieus hun produkt aan de man trachten te brengen. Wel kan geconstateerd worden dat binnen de rechterflank van de gereformeerde gezindte ernstige misdragingen in levensstijl bij zakenlieden gemakkelijker geaccepteerd lijken te worden dan geringe afwijkingen in de leer bij predikanten. Opvallend is het grote aantal leden van de Gereformeerde Gemeenten in de commerciële top van de gereformeerde gezindte. Mannen als Mijnders, Baan, Van Pelt (Amicitia), Linker, Verweij, Van den Heuvel, allen behoren tot dit kerkverband. Ook in bestuurlijk opzicht leveren de Gereformeerde Gemeenten relatief veel talent. De vraag dringt zich op: in hoeverre is dat te danken aan het kerkelijk klimaat? Hoewel hij geen harde uitspraken durft te doen, bevestigt Braal dat in reformatorische kring nogal wat mannen van naam lid zijn van de Gereformeerde Gemeenten. ,,Ik denk dat daar, overigens ook in aanverwante kerkelijke groeperingen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte, nadrukkelijk de drang aanwezig is om bij bestuuriijke activiteiten een dikke vinger in de pap te hebben. Daardoor wordt vrij spontaan bestuuriijk kader gevormd. Dat speelt duidelijk minder in de Hervormde Kerk. Daar wordt kerkelijk heel anders gedacht. Het is niet onmogelijk dat ook de hoge organisatiegraad van de Gereformeerde Gemeenten positief werkt op de ontwikkeling van bestuurlijke kwaliteiten. In de Gereformeerd Vrijgemaakte kerken, een kerkverband met een zelfde hoge organisatiegraad, vind je eveneens veel bestuurlijke kwaliteit. Maar ik zou niet weten hoe de relatie tussen de organisatiegraad van een kerkverband en aanwezige commerciële kwaliteiten gelegd zou moeten worden." Organisatorische talenten Ook ds. R. Boogaard, predikant van de Gereformeerde gemeente van Leiderdorp, heeft de indruk dat commercieel en bestuurlijk talent binnen de Gereformeerde Gemeenten rijkelijk aanwezig is. Dat dat gestimuleerd wordt door de hoge organisatiegraad van het kerkverband dat hij dient, betwijfelt hij. „Ik denk eerder dat er een goede organisatie is, omdat er mensen zijn die organisatorische talenten hebben." Van den Heuvel ziet evenmin een oorzakelijk verband. „M'n overleden oudgereformeerde oom ds. Van der Poel in Ede zei wel eens dat hij predikant was van een rekverband. Die man dacht echt niet zo ordelijk. Maar dat neemt niet weg dat ik heel wat goeie oudgereformeerde ondernemers ken. Wat mezelf betreft kan ik je snel uit de droom helpen. De hele Van den Heuvelfamilie is van christelijk-gereformeerden huize. Omdat mijn vader met een vrouw van de Gereformeerde Gemeenten is getrouwd, hoor ik tot die kerk. Maar het is eigenlijk christelijk gereformeerd bloed dat ik in de aderen heb. En desondanks toch nog een beefle geslaagd in zaken." Intellectuele kennis Van den Heuvel lijkt de uitzondering die de regel bevestigt. Tellen Gereformeerde Gemeenten, Oud Gereformeerde Gemeenten en Gereformeerde Gemeenten in Nederland een respectabel aantal zakenlieden, het aan deze kerkgenootschappen verwante deel van de Christelijke Gereformeerde Kerken blijft duidelijk achter. ,,In de Gereformeerde Gemeenten zijn voor de oorlog nogal wat eenvoudige plattelandsmensen uit nood voor zichzelf begonnen", recapituleert Verweij. ,,De wetenschappers vond je onder de gereformeerden. De christelijk gereformeerden zitten daar vermoedelijk wat tussenin. Ik denk dat de Gereformeerde Gemeenten in vergelijking met de Christelijke Gereformeerde Kerken duidelijk een achterstand in intellectuele kennis hadden, al wordt die momenteel snel ingehaald.'' Van den Heuvel deelt die indruk. ,,De bron van kleine ondernemers, waaruit een aantal zich na de Tweede Wereldoorlog fors heeft ontwikkeld, was in christelijk gereformeerde kring waarschijnlijk kleiner. Maar op bestuurlijk niveau vind je heel wat christelijk gereformeerden op hoge posten. Dick Blom, die bij ds. Veenendaal in de kerk zit, is directeur van Volker Stevin. Dat is toch geen kleine jongen. Een broer van ds. Velema heeft een topfunctie bij Albert Heijn. M'n eigen financieel directeur Arie Bosboom is christelijk gereformeerd. En zo kan ik er nog heel wat opnoemen." Predikanten De welvarende bovenlaag van de gereformeerde gezindte bestaat niet alleen uit zakenlieden en managers. Ook een deel van de predikanten in rechts afgescheiden kring kan tot die groep worden gerekend. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de soms zeer forse stijging van de traktementen in de achteriiggende twintig jaar. De verbetering van de arbeidsvoorwaarden komt tot uiting in de beroepsbrieven, die veelal sterke overeenkomst vertonen met een seculiere arbeidsovereenkomst. Het zijn vooral de secundaire arbeidsvoorwaarden die het inkomen van een aantal predikanten op het niveau van een topsalaris brengen. Het hoeft dan ook geen bevreemding te wekken dat de voor de predikant gereserveerde parkeerplaats bij menige kerk in beslag wordt genomen door een auto die niet bepaald tot de eenvoudige voertuigen gerekend kan worden. [> „Ook predikanten is niets menselijks vreemd", constateert ds. Boogaard voorzichtig. ,,Wij proberen daar wat voor te waken. Ik zou niet in een Mercedes willen rijden. Anderen vinden dat blijkbaar fijn. Ik vind dat een persoonlijke zaak en kijk er niemand op aan, maar ben er evenmin jaloers op. Toch is er nog iets wat we niet uit het oog mogen veriiezen. Hoe komt het dat de een met honderd gulden veel meer kan doen dan de ander? Zouden predikantsgezinnen op die regel een uitzondering maken? Is ook op hen niet van toepassing dat de zegen des Heeren rijk maakt?" Op de vraag of hij zich voor kan stellen dat gemeenteleden er moeite mee hebben als een dominee na een ernstige preek over het betrekkelijke van het aardse slijk in een glanzende slee huiswaarts keert, antwoordt de Leiderdorpse predikant even kort als duidelijk: ,,Ja. Zeker. Zeer zeker." Hemzelf kan allerminst een overdadige levensstijl verweten worden. Een doorsnee rijtjeswoning dient als pastorie. Het interieur bewijst dat de bewoners soberheid waarderen. „Wij komen uit een eenvoudig milieu", glimlacht de uit Zeeland afkomstige predikant.,,Toen wij hiernaartoe gingen, waren er in onze familie die vroegen: j jullie blijven toch wel ge woon doen? En dat hebben we geprobeerd. Ik geloof niet dat het een dienaar des Woords past om in weelderigheid voor te gaan. Het behoort bij de dienst des Heeren om te trachten een voorbeeld te zijn voor de gemeente.'' Geen armoedeprofcet Hoewel hij een voorstander is van matigheid, wil ds. Boogaard geen armoedcprofeet zijn.,,Onder Gods kinderen zijn altijd rijken geweest", benadrukt hij. ,, Ik ken persoonlijk vermogenden die een geestelijk leven mogen hebben waar de meeste kinderen van God jaloers op kunnen zijn. Het gaat om wat in psalm 62 staat: Waakten let, dat gij het hart er niet op zet. De rijkdom op zich wordt in de Heilige Schrift nergens veroordeeld. In dit verband zou ik willen wijzen op wat Paulus zegt in 1 Timotheüs 6 vers 17 tot 19. Als de Heere iemand rijk maakt, dan is dat opdat hij veel zal kunnen doen voor het koninkrijk Gods. Iemand die vee! heeft, mag dan ook best wat luxueuzer leven dan iemand die minder bezit. Daar zal ik me niet aan storen en ik kan ook niet inzien dat zo iemand tegen de Schrift handelt. Trouwens, onze godzalige oudvaders waren echt geen armoedeprofeten. Als Paulus zegt dat de rijken niet hoogmoedig moeten zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid van de rijkdom, maar op de levende God, voegt hij eraan toe: Die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten. De Heere geeft bij het deel dat Hij aan zijn volk geeft, het genot van het gebruik erbij. Helaas vertoont onze tijd wei heel sterk het beeld dat de Zaligmaker ons tekent van de dagen van Noach: eten, drinken en feestvieren. Leven voor vleselijk en werelds genot, zonder begeerte naar geestelijke en eeuwige zaken. Kijk, dat is het verschrikkelijke.'' Aan het gevaar van materialisme wil de predikant van de Gereformeerde Gemeenten dan ook niets afdoen. Toch ziet hij het arminianisme als een veel groter gevaar voor de kerk. „Ik betwijfel of het materialisme wel zo sterk is toegenomen. We moeten niet vergeten dat van nature elk mens een materialist is en het zonder ware bekering ook blijft Het verschil met vroeger is dat we nu in een weeldetijd leven, waarin een materialistische levenshouding zich duidelijker kan manifesteren dan in een tijd van armoe. Door al de eeuwen heen heeft de kerk het materialisme echter overieefd. Maar aan het arminianisme gaat ze onherroepelijk te gronde.'' Eenvoud en soberheid „Niemand zal ontkennen dat een weeldetijd voor de kerk niet de beste tijd is. Maar ik geloof niet dat we de Evangelieverkondiging mogen laten verzanden in morele toespraken tegen het materialisme. De primaire taak van de kerk is de prediking van de Weg der zaligheid. Daarbij behoort ook het Woord van de Zaligmaker dat een rijke bezwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. Maar dat maakt God niet tot een Partijganger van de armen, zoals velen vals suggereren. Duidelijk is dat in de prediking ook de levenswandel betrokken moet worden. In hoeverre dit in het algemeen gebeurt is mij niet bekend, maar persoonlijk besteed ik daar echt wel aandacht aan. Niet in vage termen, maar concreet. Vooral op bid- en dankdagen komt ook het materialisme aan bod. Dat is er. Je moet eerlijk zeggen dat ook de begenadigden er niet vrij van zijn. Toch is er in de uitleving een gradueel niet-gering onderscheid waar te nemen. Er zijn en blijven gelukkig altijd kinderen van God die de eenvoud en de soberheid beminnen." Volgende keer: Hoe besteedt de gereformeerde gezindte het inkomen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 december 1989

Terdege | 72 Pagina's

De handel is hard: wat geen bestaansrecht heeft moet verdwijnen, reformatorisch of niet

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 december 1989

Terdege | 72 Pagina's