Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAASFEEST IN JUNI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAASFEEST IN JUNI

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedenk aan de dagen

„Zeg vader, wij hebben toch eigenlijk een Joodse naam, nietwaar? "

„Ja, Ben, wij zijn van echte Joden afkomstig. Erikson is een naam, die heel bekend was in de Joodse wijk van Amsterdam. De meeste Eriksons zijn echter omgekomen in de vreselijke oorlog; ja jongen, wat een ellende is er toen geleden en wat een onschuldige mensen zijn er toen omgebracht. Het is een wonder, dat ik er nog ben en het is een nog groter wonder, dat ik geen Jood meer ben, maar mag zeggen, dat ik een Christen ben. De Duitsers hebben er aan mee moeten werken, dat ik de ware vrede gevonden heb. Je weet wel, Ben, dat er in de Bijbel staat, dat alle dingen moeten medewerken ten goede... en dat is waar m'n jongen. Vroeger moest ook ik niets weten van die enige naam die gegeven is tot zaligheid. Maar nu mag ik weten, dat die naam naar waarheid mijn Jezus ook waard is. Ieder mens heeft zijn eigen levensgeschiedenis en de mijne is wel een heel wonderlijke.

Ja, ik heb nog wel een uurtje de tijd. Kom gezellig bij me zitten en dan zal ik jou eens vertellen hoe ik van Jood Christen geworden ben.

Jouw grootvader Ben was de bekende Benjamin Erikson, een handelaar in zuidvruchten. Opa had grote pakhuizen in Amsterdam en verdiende voor de oorlog volop. Ik kreeg dan ook een onbezorgde, rijke opvoeding. Met mijn tweelingzuster en mijn twee broers gingen we op een openbare school en ik kon goed mee. Ook wat vechten betreft kon ik goed mee doen en dat was wel nodig, joh, want we werden nogal eens uitgescholden en dan sloegen we er op los. Ja, dat was natuurlijk niet goed, daar ben ik later wel achtergekomen, maar toen wist ik dat nog niet. Aan mijn onbezorgde jeugd kwam echter in 1940 een eind. Ik weet nog heel goed hoe terneergeslagen mijn vader was toen op 14 mei 1940 ons land overwonnen was. Ik hoor hem nog tegen mijn moeder zeggen: „Nu zijn wij aan de beurt, vrouw. We hadden naar Amerika moeten gaan, maar dat kan nu niet meer. Te laat, te laat, te laat". Ik zag dat de tranen in z'n ogen stonden. Vader heeft wel gelijk gekregen, want de Joden werden al spoedig de speelbal van de Duitsers. Er werden allerlei maatregelen afgekondigd die kwetsend voor ons waren. Onze bezittingen werden afgenomen en we moesten in één wijk in de stad gaan wonen. Vader begreep, dat we wel weggevoerd zouden worden en hij probeerde de vijand hierin voor te zijn. Omdat hij veel vrienden had kon hij verschillende goede adressen krijgen waar we konden wegkruipen, onderduiken, als dat nodig mocht zijn. We zouden echter niet bij elkaar kunnen blijven. Wat vond ik dat erg, Ben, want ik wilde zo graag bij vader en moeder blijven. Die laatste avond thuis, jongen, zal ik nooit vergeten. Vader was opgewonden thuisgekomen en had gezegd: „Vanavond moeten we uit elkaar, want morgen gaat er iets ergs gebeuren hier in de stad. Jullie weten waar je naar toe kunt gaan. We gaan straks de stad uit naar ons onderduikadres. Jij Koos, zei hij tegen mij, jij gaat met Ada mee. Jullie kunnen bij elkaar blijven. Het kan wel eens gebeuren, dat we elkaar voor een lange tijd niet zullen zien." Hij wist nog niet dat wc elkaar nooit meer zouden zien. O, joh, wat was dat erg, toen we 's avonds in het donker weggingen. Gelukkig was Ada bij me, zodat wij elkaar konden troosten. We fietsten voorzichtig tot buiten de stad en gingen naar het opgegeven adres. We dachten dat we daar moesten blijven. Maar nee hoor, we werden vriendelijk ontvangen, kregen wat te

drinken en hoorden toen dat we nog die nacht in een auto zouden worden weggebracht naar mensen in Overijssel. Nu, dat werd een lange nacht. We dommelden wel een beetje in, maar ieder ogenblik waren we weer wakker. Eindelijk stopte de wagen in een eenvoudige straat in een klein dorpje. We werden verwacht. Een man en een vrouw heetten ons welkom en daar ze wel zagen dat we erg moe waren stopten ze ons gauw in bed. De volgende morgen bleek er ook nog een meisje in huis te zijn. Zij was van onze leeftijd en heette Linda."

„Zo heet mama ook, papa".

„Ja, dat klopt, Ben, want dat vreemde meisje van toen is nu jouw eigen moeder. We mochten tegen Linda's vader en moeder oom en tante zeggen, maar moesten beloven nooit alleen naar buiten te gaan en ook niet naar de voorkamer, die aan de straatkant lag. De achterkamer had een vrij uitzicht op een groot weiland, daarvandaan was geen gevaar te duchten. We kregen ieder een kamertje, waar we het grootste deel van onze tijd moesten doorbrengen. Ook moesten we gewoon leren. Linda's onderwijzer was in vertrouwen genomen en hij kwam ons zo nu en dan overhoren. Maar Linda was eigenlijk onze onderwijzeres. Als het donker was mochten we een poosje „luchten" in de grote tuin en daar keken we de hele dag naar uit. De deuren zaten altijd op slot, zodat er nooit iemand onverwachts kon binnenkomen. Daar hebben we vele maanden doorgebracht. Van vader en moeder en m'n broers hoorden we niets en we verlangden zó naar hen. Linda was onze vriendin; zij speelde altijd met Ada en mij. Wij mochten al haar boeken lezen en ook haar kinderbijbel. Ja, dat was wel vreemd, Ben, die godsdienst van Linda en haar ouders. Na het eten werd er altijd uit de Bijbel gelezen en dat waren we thuis niet gewend, 's Zondags gingen zij met hun drieën naar de kerk en bleven wij samen thuis. Als er na kerktijd koffie gedronken werd vertelde oom altijd van de kerk. Ja, de verhalen uit het Oude Testament kenden wij ongeveer wel. Het Nieuwe Testament was geheel nieuw voor ons. Wij waren immers Joden en die moesten niets van Jezus weten. Met veel geduld heeft oom ons duidelijk gemaakt, dat de Heere Jezus wèl de beloofde Messias was en dat we alleen gelukkig zouden kunnen worden als we in Hem geloofden. Ada en ik hebben de verhalen uit het Nieuwe Testament heel dikwijls gelezen en tenslotte geloofden we dat dat de waarheid was. Maand na maand verstreek en we dachten dat we zonder verder gevaar het einde van de oorlog konden afwachten. O wat verlangden we daarnaar. Je begrijpt wel, Ben, dat het voor ons niet meeviel nooit eens de straat op te kunnen, nooit eens heerlijk te ravotten in de polder. Atltijd maar voorzichtig te moeten zijn. En toen, ik vergeet het nooit meer, kwam het gevaar levensgroot op ons af. Op een morgen in juni 1944 werd er onverwacht in het dorp een razzia gehouden. Het hele dorp werd afgezet en door de straten reden de beruchte Duitse auto's. Al spoedig bleek dat huis voor huis doorzocht zou worden naar onderduikers. O wat waren we bang. We konden nergens heen en moesten ons alleen maar stilhouden op onze kamer. Ada was bij mij boven; oom en tante en Linda waren beneden. Ja, dit weet ik wel, m'n jongen, dat er uit dat huis een gedurig gebed opging tot God. Wat hebben Ada en ik toen tot de Heere Jezus gebeden en gesmeekt om redding. Weet je Ben, waar ik toen in eens aan moest denken? Aan die wonderlijke nacht van de Israëlieten in Egypte, aan die nacht toen de verderfengel door de straten ging en ieder huis binnenging waar geen bloed aan de posten was. Weet je wat ik toen gedaan heb, Ben? Ik heb de kinderbijbel gepakt en die geschiedenis aan Ada voorgelezen. Toen ik er mee klaar was hebben we samen op onze knieën voor mijn bed gelegen en toen heb ik heel kinderlijk tegen de Heere gezegd: Heere, U alleen kunt ons redden. Wilt U bloed aan onze deurposten strijken, zodat de verderver bij ons niet binnenkomt?

Intussen was de vijand ook onze straat aan het doorzoeken. Ook kwamen er Duitsers het huis van oom en tante binnen. Sidderend van onrust zaten zij met Linda in de achterkamer. Nu zou het erge gaan gebeuren. Beneden werd alles doorzocht. Geen deur werd ongeopend gelaten. Toen hoorden we hen de trap opkomen; op de overloop werden ook alle deuren geopend en alle kamers doorzocht. Eén deur echter werd niet aangeraakt; één deurknop bewoog zich niet, één kamer werd overgeslagen en dat was de onze. Even later hoorden we hen met dreunende

stappen naar beneden gaan. De voordeur sloeg dicht. We waren gered. Weet je wat ik toen gedaan heb, Ben? Ik ben gauw gaan kijken of er werkelijk bloed aan de posten van de deur was. Neen jongen, dat was er niet hoor, maar ik heb toen zo duidelijk gevoeld, dat het de Heere Jezus was, die ons bewaard heeft. We zijn naar beneden gegaan en ik heb met betraande ogen alles aan oom en tante en Linda verteld. En toen, Ben, zijn we met ons vijfjes neergeknield en toen heeft oom de Heere ootmoedig gedankt voor onze wonderbaarlijke redding. Hij heeft toen ook gevraagd of het bloed van de Heere Jezus ook gestreken mocht worden aan de posten van ons hart, want een tijdelijke redding is ontzaglijk groot, maar een eeuwige redding, is nog groter, ja, dat is het allerbelangrijkste. Kijk Ben, en dat is waar, vent, als we dat mogen weten, dat Hij voor ons Zijn bloed gestort heeft, dan zijn we pas gelukkig en dat heb ik later mogen geloven en dat geloof mag ik nog hebben en nu hoop en bid ik, jongen, dat jij ook zo gelukkig mag worden. De betekenis van het woord Pascha ben ik nooit meer vergeten en ik denk, dat jij dat ook nooit meer vergeten zal, want Pascha betekent voorbijgaan."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1977

Daniel | 20 Pagina's

PAASFEEST IN JUNI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1977

Daniel | 20 Pagina's