Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het beeld van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het beeld van God

Vraaggesprek met de. W. J. Kareis

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Gij zult u geen gesneden beeld maken...', klinkt elke zondag vanachter de katheder voor in de kerk. Het tweede gebod. Weer een gebod over afgoden, evenals het eerste? Of juist niet? Wat heeft dit gebod eigenlijk met je leven van alledag te maken? je denkt misschien: 'Een gesneden beeld maken, hoe moet ik me dat voorstellen? Ik herken het niet direct in mijn dagelijkse leven.' Als je dieper nadenkt over wat de Heere bedoelt in dit gebod, ontdek je dat je eigenlijk elke dag met dit gebod te maken hebt. Hoe dan? Daarover spraken we met ds. W.j. Karets uit Hardinxveid-Ciessendam. Luister maar mee. Het tweede vraaggesprek in de serie over de Tien Geboden.

Allereerst stellen we ds. W. J. Kareis even voor. Hij staat vanaf 1996 in de gemeente van Hardinxveld-Giessendam. Daarvoor heeft hij negentien jaar bij het onderwijs gezeten, acht en een half jaar als leerkracht basisschool en de rest van deze tijd als directeur van een basisschool in Capelle aan den IJssel.

We vragen hem hoe hij deze tijd ervaren heeft en of er toen ook al iets leefde van een verlangen naar het ambt van predikant. 'Ik heb deze periode niet bewust als voorbereidingsperiode beleefd. Ik heb het gewoon heel goed naar mijn zin gehad in het onderwijs. Toch heeft er wel ongeveer twintig jaar een verlangen tot het ambt geleefd. Ik heb er lang mee geworsteld. Het was lange tijd voor mij een vraag waar de grens tussen begeerte naar en roeping tot het ambt lag. In al die jaren was het soms een opgebonden zaak. Heel vaak heb ik het vergeleken met een geboorte: het is niet te bespoedigen, ook niet tegen te houden. Tenslotte heeft de Heere me ervoor ingewonnen. Ik ervaarde het als een uitgestoten worden.' Het werk als predikant sluit dit keer goed aan bij het onderwerp van ons gesprek. 'Juist enkele weken geleden heb ik over het tweede gebod gesproken, ' zo vertelt ds. Kareis, als we hem vragen voor zijn allereerste interview.

In nummer 10 van Daniël ging het over het eerste gebod. Dat gebod gaat over de afgoden. Het tweede gebod lijkt hierop door te gaan. Wat is eigenlijk de samenhang tussen het eerste en tweede gebod? Beide geboden zijn heel duidelijk te onderscheiden. Het zijn twee losse, gescheiden geboden, in tegenstelling tot wat de Rooms-katholieke en de Lutherse Kerk leren. Het eerste gebod gaat over de Persoon van God en Wie Hij is. De Heere geeft in het eerste gebod aan dat Hij de Ene ware God is en dat er daarom naast Hem geen plaats is voor andere goden.

Het tweede gebod gaat niet in de eerste plaats over de afgoden, zoals de Baal en de Astarte, maar over de wijze waarop God gediend wil worden.

Wat bedoeld wordt met dit gebod, kun je duidelijk maken met het gouden kalf dat het volk Israël bij Sinaï maakte. Daarmee wilden ze hele-

maal geen andere god, maar ze wilden God dichterbij brengen, ze wilden Hem tastbaar en zichtbaar maken. Ze wilden God op hun eigen manier dienen, een eigenwillige godsdienst dus, en die wordt in het tweede gebod afgewezen.

De Israëlieten hadden toch de vuurkolom als zichtbaar teken van Cod. Waarom hadden ze dan nog iets extra's nodig?

Bij de vuurkolom en wolkkolom moesten de Israëlieten omhoog kijken. Bovendien moesten ze hem volgen en als hij stilstond, moesten zij ook stilstaan. Het gouden kalf, het gesneden beeld, was te grijpen. Dat was beheersbaar. Daar konden zij mee doen wat ze wilden, daar waren ze niet afhankelijk van. je ziet hier het beeld van de mens die zich God vormt, zoals hij dat wil, zoals hij dénkt dat God is.

Hoe zou je dat kunnen naar deze tijd? concretiseren

De Heere spreekt door jesaja tot het volk Israël: 'Gij meent dat Ik ten enenmale ben zoals gij.' De meeste gesneden beelden hebben dus niets te maken met het maken van afgoden, maar met het vormen en voorstellen van God met het verduisterde verstand zoals ik dat wil, zoals mij dat het beste lijkt of uitkomt.

Als je bidt en tegelijk denkt: 'De Heere hoort mij niet', 'snijd' je een beeld van God zonder oren. Als je zonde bedrijft en denkt dat je dit vrijblijvend kunt doen, beeld je je een God in die niet ziet. Of als je je alleen concentreert op Gods liefde, beeld je je een God in die de zonde door de vingers ziet. Je kunt je God ook verbeelden als een harde heerser, meedogenloos of als iemand die willekeurig met schepselen handelt zoals hij wil, dan ontbreekt de liefde en gunning.

In het tweede gebod worden we in feite ontdekt aan zondige, eenzijdige denkbeelden van God. Het gaat over de beelden in ons voorstellingsvermogen, dat menselijke brein, die fabriek van beelden. Die eigenwillige godsdienst veroordeelt God scherp.

Ds. Kareis is een verwoed natuur-en vogelliefhebber. Dit is te zien aan allerlei opgezette dieren, met name vogels, overal in huis. Hierover nadenkend, komt automatisch de vraag boven drijven wat de reikwijdte is van dit gebod. 'Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken van hetgeen dat boven in de hemel is, ...dat onder op de aarde is ...dat in de wateren onder de aarde is...', wat valt hier allemaal onder? Waarvan mag je wel, waarvan mag je geen 'gesneden beeld of gelijkenis' maken. Waarom wel, waarom niet?

Wat betekent dit gebod eigenlijk precies?

In dit tweede gebod gaat het erover dat je God niet mag afbeelden, maar dat je ook geen beelden mag maken van mensen, dieren, enzovoort, als je de doelstelling hebt om deze te vereren.

Tegelijkertijd mag er ook weer heel veel afgebeeld worden: kijk maar naar de tabernakel en de tempel. Hier worden uit de hemel de engelen (cherubim) op de ark afgebeeld, van op de aarde de kalveren onder de koperen zee.

Alleen van God Zelf wordt niets afgebeeld. Elk beeld is degradatie van God, omdat Hij een Geest is. Ook in een kunstwerk ligt uiteindelijk iets van de kunstenaar, de mens.

Soms zie je wel afbeeldingen Heere jezus in Zijn menselijke van de natuur.

Iemand in Zijn menselijke gedaante kan toch afgebeeld worden, zonder

dat dat doet? afbreuk

De Heere Jezus was God én Mens tegelijk. Deze naturen zijn wel onderscheiden, maar niet gescheiden. Als Hij afgebeeld wordt als Mens, is Hij op datzelfde moment niet alleen Mens. Ik kies er daarom persoonlijk voor om Christus niet af te beelden. Overigens zegt de Bijbel niets over de uiterlijke gestalte van Christus, terwijl over David (roodachtig) en Absalom (lang haar) wel lichamelijke kenmerken genoemd worden.

Wordt Cod niet toegankelijker door bijvoorbeeld symbolen en kleuren in de eredienst? Of door bepaalde kunstuitingen?

De ceremoniële eredienst wees in alles heen naar Christus. Wit zegt bijvoorbeeld iets over Gods heiligheid, blauw over Zijn getrouwheid, terwijl rood heenwijst naar Zijn Middelaarsbloed enzovoort. Met de komst van Christus zijn de ceremoniën vervuld. Vandaar dat de Heidelbergse Catechismus nu heenwijst naar de levende verkondiging van het Woord en alles wat daarvan afleidt, moeten we weren uit de kerk.

De enige tekenen die we wel hebben, zijn brood en wijn in het Heilig Avondmaal en het water van de doop, allen eenvoudige, maar niet armoedige tekenen.

God verbiedt het maken van een 'gesneden beeld', het erop nahouden van eigen, eenzijdige denkbeelden over God. Maar tegelijk blijft het misschien 'vaag' Wie God dan nu wel is. Toch vraagt de Heere in dit gebod Hem te dienen zoals Hij werkelijk is en gediend wil worden. Wie is God eigenlijk wel? Hoe wil hij dan wel gediend worden?

De Heidelbergse Catechismus zegt dat Hij gekend kan worden door de levende verkondiging van het Woord. Ook in een leesdienst wil de Heere meekomen. Nodig blijft dat

de Heere Zelf in ons hart Zijn Woord afdrukt en toepast door Zijn Geest. En als we willen weten Wie God is, komen we uit-eindelijk wel bij Christus terecht. Lees Hebreën 1:3 maar. Daar staat dat Christus het uitgedrukte Beeld Zijner (van de Vader) zelfstandigheid is. In Christus komen alle deugden en eigenschappen van God samen. In Christus blinken de deugden van Gods rechtvaardigheid, majesteit en heerlijkheid. Buiten Christus is God een verterend vuur, maar in Christus zijn er milde handen en vriendelijke ogen. Christus zegt van Zichzelf: Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien' en in Johannes 1:18 lezen we: Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.' Wat betekent dat nu? Zie dan de lijdende Middelaar aan het kruis. Daar wordt zichtbaar dat God de zonde dodelijk haat, maar ook komt in Zijn lijden en sterven Gods onmetelijke liefde openbaar op grond van recht.

Als Christus in ons hart komt wonen, dan leren we in beginsel Wie Cod is. Kunt u daar iets van vertellen, wat er dan gebeurt en hoe en wat we dan leren kennen van God en van de wijze waarop Hij gediend wil worden? De Heilige Geest gaat dan in beginsel al onze denkbeelden wegsnijden. In het uur van de wedergeboorte gaat de Heere iets van Zijn deugden afdrukken in het hart. Al onze denkbeelden van Hem verschrompelen en vergaan Dan wordt geleerd dat we niet voor God kunnen bestaan. Wat een wonder als in die weg van verloren gaan Hij Zijn Zoon wil openbaren. Dan wordt ook de geboren: 'O Zoon, maak ons Uw bede Beeld gelijk.' In deze weg van waarachtige bekering wordt geleerd dat God niet ons moet volgen (gouden kalf), maar worden we ingewonnen om Hem te volgen. Dan wordt het de bede: 'Neig mijn hart en voeg het saam' tot de vrees van Uwen Naam.' In het hart vindt dan beeldenstorm plaats. Er komt nu droefheid een naar God. En tevens wt komt er dan een vragen in je hart naar wie God werkelijk is en hoe hij gediend wil worden. Kijk maar naar Saulus bij zijn bekering.

Zijn eerste gebed is: 'Wie zijt Gij Heere? ' De natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Wij hebben van nature een verdorven gemoed en een verduisterd verstand. Daarom zijn alle voorstellingen, denkbeelden en ideeën die de natuurlijke mens van God vormt, verkeerd en zondig. En daarom is het zo nodig dat Gods Geest het verduisterde verstand verlicht en het bedorven gemoed reinigt, opdat we God op de rechte wijze, kinderlijk zouden mogen leren vrezen, en eren. Dat alles is bij God dienen vandaan mogelijk als de mens herschapen wordt naar het beeld van Christus. En wat een eeuwig wonder als dan bij het sterven Zijn volk verzadigd zal worden met Zijn goddelijk Beeld. Is dat ook jouw begeerte?

Het gebod eindigt met zowel een bedreiging als een belofte. Dit is opmerkelijk, omdat geen enkel ander gebod dat heeft. Er zijn nog wel enkele geboden met een belofte of bedreiging, maar niet samen in één gebod. Ook hebben ze dan altijd betrekking op degene zelf die het gebod wel of niet houdt. Dit wijst erop dat de Heere bijzonder belang

hecht aan het houden van dit gebod. Waarom staan juist hier een bedreiging en een belofte die zich uitstrekken tot in het verre nageslacht? De zonde is uiterst actueel en staat veel dichter bij ons dan we denken, juist ook eigenwillige godsdienst. De Heere stelt in de bedreiging van het tweede gebod het zo ernstig, omdat de zonde van een voorvader een heel geslacht van de Heere af kan trekken. Denk bijvoorbeeld aan jerobeam.

Maar als het nageslacht door afstand neemt van de zonde, genade dan rust de vloek niet meer op dit geslacht. Denk maar aan de van Korach. De zonde tegen kinderen het tweede gebod gaat heel gemakkelijk van het ene geslacht over op het andere geslacht. Het is een zonde die met de opvoeding overgedragen kan worden. Daarom noemt de Heere hier de geslachten erbij. De Heere haat die zonde, noemt het een misdaad. Deze misdaad wordt door de Heere bezocht als de kinderen dat spoor blijven volgen. de Heere doet barmhartigheid Maar, niet tot in het vierde maar tot in het duizendste geslacht als door genade het pad der zonde verlaten wordt. Gods genade is overvloeiende.

Is er een verband tussen dit gebod en dat de Heere (soms) werkt in de lijn der geslachten?

Vaak zie je inderdaad in een godvrezend geslacht, hoewel genade erfgoed is, dat de Heere toch geen hierin wil werken als zij door waarachtige bekering in Gods genade wandelen.

Aan het eind van het interview lezen we samen de eerste verzen van Johannes 1. Samen denken we stil na over deze woorden van johannes. Hoewel Johannes geïnspireerd is door de Heilige Geest, lijkt het alsof hij zoekt naar woorden om uit te drukken hoe groot en heerlijk God is, maar er staat ook dat de duisternis hetzelve Licht niet begrepen heeft.

Dominee, nu kennen we ten dele wie God is en hoe Hij gediend wil worden, hoe zal dat straks zijn? Ja, Paulus zegt in 1 Korinthe 1 3 : 12: u zien wij door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht. Dan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben. Nu blijft het voor elk kind van de Heere stamelen en zoeken naar woorden om uit te zeggen wie de Heere is. Er staat ook in Gods Woord: e zullen Hem en vervolgen te kennen. Dat houdt nooit op en zal nooit kennen kennen ophouden, dat blijft altijd doorgaan. We kunnen er ons geen voorstelling van maken. De Heere Zelf is een onuitputtelijke bron, Die nooit leeg raakt. Jonge mensen, zoek toch deze levende God te leren kennen nu het nog genadetijd is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1999

Daniel | 32 Pagina's

Over het beeld van God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1999

Daniel | 32 Pagina's