Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarheid van schepping en val

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarheid van schepping en val

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

13.

Adam in het Oude Testament.

We hebben de vorige maal gezien uit het boekje van Prof. Dr. H. M. Kuitert: „Verstaat gij wat gij leest?”, tot wat voor gevolgtrekking deze hoogleraar aan de Vrije Universiteit komt vanuit de benadrukking van de doelgedachte. Zo wordt van Adam gemaakt een „leermodel”, dat Paulus gebruikte in Romeinen 5 om Christus en Zijn werk te belichten. Volgens de schrijver is deze opvatting resultaat van het nieuwe licht dat — in dit geval — door het nieuwe schriftonderzoek over de uitleg van Romeinen 5 is opgegaan. Wat voor „nieuw” licht hier bedoeld wordt, is dus duidelijk. Vroeger wisten we wèl, dat Paulus onderwijs gehad had van de rabbijnen, maar niet dat Paulus van die rabbijnen een kennis-wereld had meegebracht, die bepalend is voor de verklaring van Romeinen 5. Dat is volgens Kuitert in feite het „oude” licht. Het „nieuwe” licht is, dat we nü dit laatste aan de weet zijn gekomen. Zo iemand mocht menen, dat we hier Kuitert andere dingen laten zeggen, dan hij gezegd heeft, hij leze wat er staat op blz. 29: „Paulus hanteert een stuk rabbijns onderricht, weten we vandaag. Dat betekent: hij gebruikt voorstellingen, redeneerwijzen en soms zelfs een logika, die typisch is voor een bepaalde tijd en een bepaalde kennis-wereld, nl. de rabbijnse, en niemand hoeft vandaag eerst rabbijn te worden wil hij een christen kunnen zijn”.

Nu is het voor mij van geen enkel belang of dit oud of nieuw licht genoemd wordt. Er is een veel belangrijker zaak, nl. of dit op grond van de Schrift zelf „licht” genoemd kan worden. Het licht over deze zaak is duidelijk: God openbaart in Zijn Woord de schepping van het eerste mensenpaar. Kuitert gebruikt de gehele redenering over Adam als „leermodel” van de rabbijnen om dit in twijfel te trekken. Het eerste ouderpaar behoort voor hem evenals het uitspansel tot de „kennisbagage” van de schrijver van Genesis 1 en 2. Dit nieuwe licht is daarom niets anders dan duisternis.

Nu willen we toch nog geen afscheid nemen van dit boekje. Het is nodig in te gaan op een uitdrukking, die in verband met deze zaak door Kuitert gedaan wordt. Tussen de bovenbedoelde redenering over Adam als „leermodel” vinden we deze zin: „Het is de Bijbellezers altijd opgevallen, dat Adam alleen in de eerste hoofdstukken van Genesis voorkomt en daarna in het Oude Testament nergens meer (Hosea 6 : 7 wordt sterk aangevochten) ….” Deze uitdrukking „doet” het in onze tijd. Nu stellen we vóórop, dat we er niet op ingaan om de waarheid van Genesis 1–3 te verdedigen. Zonder andere gegevens van de Schrift zijn deze eerste hoofdstukken al genoeg. Zij zijn van God ingegeven en verdedigen zichzelf wel. Tóch is het goed om na te gaan, dat ook dit niet in overeenstemming met de werkelijkheid is.

Het valt dan op, dat Kuitert hier slechts één tekst noemt, nl. Hosea 6:7: „maar zij hebben het verbond overtreden als Adam…..” Van die tekst zegt hij, dat deze sterk is aangevochten. Nu is het waar, dat vanouds hier een andere vertaling is voorgesteld, b.v. als een mens. Ook Calvijn voelde meer voor deze vertaling. In de kanttekeningen op de Statenvertaling wordt de mogelijkheid van deze vertaling ook genoemd, hoewel er een duidelijke voorkeur is voor de onder ons bekende. Trouwens hebben ook latere exegeten vastgehouden aan de vertaling „als Adam”. Het is opmerkelijk hoe later de andere vertaling gebruikt is om het werkverbond te ontkennen, waarmee natuurlijk niet gezegd is, dat ieder, die anders vertaald, een bestrijder van het werkverbond is. De meest sprekende zin in dit verband is toch wel, dat de verbondsovertreding van Israël vergeleken wordt met die van Adam. Zie hiervoor: kommentaar op het Oude Testament, het boek Hosea, Dr. C. van Gelderen. Ook geeft „De Gereformeerde Dogmatiek” van Ds. G. H. Kersten, blz. 270, 271 waardevolle opmerkingen.

Echter: de theologische hoogleraar heeft wel één en ander vergeten. Er zijn nog andere teksten, waarin Adam bij name genoemd wordt. Wie de konkordantie bezit van Trommius en de daar genoemde teksten beziet, houdt er buiten Genesis toch altijd nog drie over, waarin de naam Adam voorkomt.

Allereerst in Deuteronomium 32 : 8: „Toen de Allerhoogste de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneenscheidde…..” De nieuwe vertaling heeft hier niet Adams kinderen, maar mensenkinderen. De Septuagint: zonen van Adam. Ook hier hebben de kanttekeningen op de Statenvertaling de mogelijkheid opengelaten van: „mensenkinderen”. Toch lijkt het mij niet vreemd, dat hier staat: Adams kinderen. De Heere wil Zijn bijzondere zorg over Israël openbaren. Alle volkeren zijn van Adam afkomstig, Israël ook. Hij gaf in Zijn gunst Israël een bijzondere plaats.

Dan lezen we van Adam in 1 Kronieken 1 : 1: „Adam, Seth en Enos”. Hier staat dus zijn naam in een geslachtslijst. Dit valt niet anders te vertalen. Het is wel opmerkelijk, dat Adams naam hier het eerst staat. Het uit één mens ontstane geslacht komt hier naar voren.

Tenslotte lezen we in het boek Job van Adam: „zo ik gelijk Adam mijn overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijn misdaad verbergende”. Alle andere vertalingen ten spijt geeft deze in het verband een sprekende zin. Hierbij willen we nog opmerken, dat bij veel moderne exegeten de neiging om Adam in het Hebreeuws niet met Adam, maar met mens te vertalen een bedenkelijke achtergrond heeft. We moeten daarom niet opzijgaan voor de bewering, dat de naam Adam in het Oude Testament nergens meer voorkomt. Zoiets „doet” het bij veel mensen, die zo gemakkelijk zich laten gezeggen door de wetenschap en straks niet meer weten wat wél waar is en wat niet waar is in Gods Woord, althans volgens hun voorgangers.

Uiteindelijk gaat het hier om het onderwijs der Schriften, waarin Adam het eerst genoemd wordt, ons aller vader, in wie wij allen gezondigd hebben. Hoe zal die zonde gepredikt worden, als hij slechts behoorde tot de „kennisbagage” van die tijd? Dat zal ons in bewogenheid doen getuigen tegen deze. voorstellingen. Het gaat niet om onbelangrijke dingen. We zouden onze tijd dan beter kunnen gebruiken. Het gaat om de waarheid van Gods Woord en daarmee om het rechte onderwijs in en uit dat Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De waarheid van schepping en val

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's