Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jouw vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jouw vragen

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

<p>We kregen een brief van een bijna wanhopig meisje. Ze heeft het idee dat iedereen haar nakijkt omdat ze een rok draagt. Ds. Van Kooten vraagt zich af of dat zo is. Een andere vraag: Hoe lang mag je doorgaan met een gebed dat maar niet verhoord wordt? Het kan immers Gods bedoeling zijn dat je het niet krijgt.</p>

Doordat ik een rok draag krijg ik geen vrienden; wil God dat?

Ik zit op een reformatorische school. Daar moeten alle meisjes rokken dragen en word ik er ook niet mee geplaagd. Maar als ik een boodschap moet doen word ik altijd nagekeken met mijn rok en daar kan ik absoluut niet tegen. Net als 's zaterdags op mijn werk. Daar kijken mijn collega's mij aan met een blik van: „Jij bent een Refo, met jou willen wij niets te maken hebben. Ik krijg zo absoluut geen vriendenkring. Overal laten zij mij er buiten. Maar ik lijd er wel onder.

Mijn vraag is nu: Zou God wel willen dat ik er zo onder lijd? Waarom zou ik geen broek mogen dragen? "Is de broek ondertussen niet ook een vrouwenkledingstuk geworden? Denk aan de "typisch vrouwelijke" broeken? Of die hele wijde die op broekrokken lijken: daar zie je echt geen man mee lopen.

"De Heere Jezus liep in een rok. De mode is veranderd. Zo gaan wij ook met de mode mee. God wil toch niet dat ik er zo onder lijd? Het is in deze tijd voor vrouwen misschien wel een uiterlijk kenteken van het christen zijn, maar het geloof is toch een zaak die uit het hart moet komen ? Het uiterlijk speelt dan geen rol eigenlijk.
Een meisje dat er zo af en toe gèk van wordt...
(Brief sterk ingekort)

Bedankt voor je brief. Het is wel duidelijk dat deze zaak een obsessie voor je wordt en dat kan ik vanuit jouw gedachtengang en verlangen om erbij te horen best wel begrijpen. Tegelijk vraag ik mij af of het wel of niet dragen van een broek wel het echte probleem voor jou is.

Als ik heel goed naar je probeer te luisteren en mij ook inspan om tussen de regels door te lezen, dan krijg ik de indruk dat het eigenlijke probleem is dat je niet echt contact kunt maken. Ook over het leven op school schrijf je alsof het over een andere wereld gaat, die niet de jouwe is. Je wordt er niet geplaagd, maar adem je er? Heb je er wel fijne vriendinnen?

Waarom vraag ik dat? Ik krijg het gevoel dat je in een periode zit waarin je heel sterk op jezelf gericht bent en druk bent met de vraag: „Wat vinden zij van mij?" En die vraagstelling heeft bij jou tegelijk een negatieve geladenheid, omdat je het gevoel hebt dat iedereen vanwege die rok je misprijzend nakijkt. Wie zegt dat? Misschien kijken ze je wel na (als het werkelijk om nakijken gaat!) omdat je een frisse jongedame bent.

Hetzelfde geldt van de meisjes op je werk. Ik krijg de indruk dat je niet echt geprobeerd hebt om met de andere meisjes/dames in contact te komen. Een opnemende blik is voor jou al genoeg om in te vullen hoe ze over je denken. Wellicht trek je je daarom terug en vinden zij op hun beurt je daarom weer vreemd.

Uitstraling
Let wel: ik ken je concrete situatie niet. Er zijn ook allerlei andere dingen mogelijk. Misschien vinden die andere meisjes op je werk je een "stuud" omdat je op de havo zit en concluderen zij uit je teruggetrokkenheid dat jij jezelf beter voelt. Ik denk dat je het in deze zin eens eerlijk moet onderzoeken. Ik geloof vast dat er meer aan de hand is.

Ik zou mij voor kunnen stellen dat je de vraag stelde in verband met je werk, maar dat je ook zo'n sterk negatief gevoel hebt als je een boodschap moet doen, vind ik niet normaal. Om die reden zoek ik naar een diepere oorzaak en denk ik in deze richting. Vraag desnoods aan een meisje dat je vertrouwt hoe je overkomt en probeer je gedrag te veranderen. Dat is helemaal niet raar en heeft ook niets te maken met goed- of afgekeurd worden.

Je zit mogelijk nog enigszins in de puberteit en daarin komt het meer voor dat je denkt dat iedereen je wel raar zal vinden. Concentreer je niet zo op die broek. Alsof zo'n kledingstuk je ineens anders zou maken en je er wel bij zou laten horen. Het is veel belangrijker dat anderen je leren accepteren en waarderen om hetgeen je bent en uitstraalt. Het zou een zegen zijn als deze overwegingen aan je wijze van gedragen een wending ten goede zouden mogen geven.

Broekrok
Je hebt het ook over broekrokken. Ik wil proberen daar een eerlijk antwoord op te geven zonder eromheen te draaien, want het is gewoon een feit dat hierover in menig gezin ellenlange discussies gehouden worden. Er worden heel wat argumenten voor en tegen aangevoerd, waarbij het gevaar bepaald niet denkbeeldig is dat de argumenten niet echt kunnen overtuigen en daarom of naar de ene of naar de andere kant weerstand oproepen.

Wanneer een zaak niet echt principieel te verdedigen is, moeten wij er ook geen principe van maken. Wij gaan dan immers om ons gelijk aan te tonen op oneigenlijke wijze argumenten bedenken en die inkleden als principiële normen. Hiermee verzwakken wij een zaak meer dan dat wij deze versterken.

In zo'n geval kunnen wij beter zeggen dat het om een persoonlijk gevoel gaat, dat als zodanig voor onszelf best belangrijk kan zijn. Maar als we het zo moeten vaststellen, dan houdt dat tegelijk in, dat wij iemand die er anders over denkt vrij moeten laten. Zoals een ander ons gevoel heeft te respecteren, zo hebben wij het gevoelen van een ander te eerbiedigen.

Eerbaar
Ten aanzien van de kleding kunnen wij niet spreken van een absolute wil van de Heere. We kunnen bij voorbeeld niet zeggen, dat de Heere wil dat mannen in broeken lopen en vrouwen in rokken. De Heere Jezus zou dan gezondigd hebben, omdat Hij in een rok gekleed was. Dat betekent niet dat de Bijbel niets over kleding zou zeggen. Integendeel, er dient onderscheid te zijn tussen man en vrouw; kleding dient eerbaar te zijn; we mogen niet in kleren als zodanig opgaan alsof dàt de versiering zou zijn; enz.

Maar welke kleding nu specifiek door mannen gedragen wordt en welke door vrouwen is meer een kwestie van cultuur en mode. Dit zijn echter tegelijk categorieën die aan verandering onderhevig zijn. Ook al willen wij als christenen met de mode niet voorop lopen, omdat die versiering niet dè versiering voor ons is (1 Petr. 3:3), wij ontkomen geen van allen aan de veranderingen. Haal de familiealbums maar voor de dag...

Dit is geen zonde. In Genesis 3 heeft de Heere geen maten opgegeven van de rokken die Hij voor Adam en Eva maakte. Met andere woorden: De Heere heeft geen voorschriften aangegeven voor alle tijden. Ik geloof vast en zeker dat de kleding van Abraham anders was dan die van Adam, en die van Christus en Zijn discipelen weer anders dan die van Abraham. Dit afwijken is geen zonde. Maar in welke tijd en cultuur wij ook wonen: uit de kleding die aangeboden wordt selecteert een christen wat eerbaar is, enz.

Nee tegen broek
Op een eerdere vraag (zie Terdege van 30 jan. 1991) heb ik laten zien waarom wij als christenen néé zeggen tegen de broek als dracht voor de vrouw. Deze wijziging van de mode komt niet slechts voort uit de "gewone" beweeglijkheid van de mode, maar is vooral ingegeven door de met name na de oorlog zich voltrekkende ontwikkeling van emancipatie en het nieuwe ideaal van "uniseks".

Deze trend doortrekt alle levensterreinen. De politiek (ook het CDA) spreekt niet meer over man en vrouw, maar over de mens, alsof man en vrouw met uitzondering van enkele lichamelijke verschillen geheel gelijk zouden zijn. Dit is een directe aanval op de veelkleurige wijsheid van God dat Hij de mens naar Zijn beeld schiep, mannelijk en vrouwelijk.

Mijn néé tegen de broek voor vrouwen richt zich niet tegen de vorm van de broek als zodanig. Die kon wel eens veel netter zijn dan veel korte rokken. Mijn afwijzing richt zich tegen de uniseks. Ik zou er dus vrede mee kunnen hebben als mannen rokken gingen dragen en vrouwen broeken, waarmee ik maar zeggen wil dat het niet in dat kledingstuk als zodanig zit.

Grensverlagend
Maar nu de broekrok. Hierbij wil ik eerst duidelijk maken dat ik het nu ga hebben over de echte broekrok. Je hebt immers ook van die broekrokken die eigenlijk alleen maar broeken zijn met wijde pijpen. Die laat ik buiten beschouwing, want die vallen voor mij qua mode en bedoeling onder de variaties van broeken.

Ten aanzien van de broekrok kan ik mij voorstellen dat deze voor iemand valt onder de variaties van rokken en als zodanig beschouwd wordt als een echt vrouwenkledingstuk waarin je geen man zult zien lopen. Een ontwikkeling die ook los van de uniseks heel goed denkbaar is. En zo speelt op dit punt de vrijheid ofte wel de persoonlijke verantwoordelijkheid van iedere christen een rol. De een zal ja zeggen en de ander nee.

Let wel: voor mijzelf kan ik heel goed de gedachtengang volgen dat andere christenen deze vorm van kleding beschouwen als een grensverlagend iets. Maar dat is een oordeel op grond van persoonlijke interpretatie en gevoelen. Dat moeten wij goed in de gaten houden.

Nuchterheid
Maar hoe moet je dat praktisch invullen? Bij voorbeeld als bestuur en directie van een reformatorische school? Ik kan mij voorstellen dat de ene school er geen punt van maakt zolang de broekrok geen broekrok wordt en dat de andere school heel nuchter zegt: „Wij hebben geen zin om geval voor geval te beoordelen: wij willen het helemaal niet." Maar dan mèt deze nuchterheid.

Op deze wijze zal en kan het ook door iedereen geaccepteerd worden. We moeten namelijk goed in het oog houden dat het verheffen van middelmatige zaken tot onopgeefbaare principes heel kwalijke gevolgen kan hebben bij jongeren. Het gebeurt meer dan eens dat zij vanwege een zwakke argumentatie rond middelmatige zaken tegelijk de echte principes als onzin terzijde schuiven. Zij gooien dan vanwege een zeker zwart-witdenken met het badwater de baby weg. Vanwege de zwakte van de argumentatie tegen broekrokken verwerpen zij dan ook die tegen broeken.

Voor de gezinnen geldt hetzelfde. Zelf blijf ik ook liever aan de veilige kant van de grens zitten. Maar zo draag ik het ook aan mijn dochters over. Ik probeer niet aan hen te verkopen dat een echte broekrok zonde is, maar wel dat ik de afstand graag duidelijk houd. Mijns inziens wint mijn argumentatie dan meer aan kracht dan wanneer ik datgene wat op zichzelf niet echt principieel te verklaren is, toch op die wijze aanpak.

Zo kan ik in eigen gezin een naar mijn mening wat veiliger koers varen, terwijl ik anderzijds niet direct de beslissing van een ander behoef te veroordelen. Ik hoop dat mijn antwoord iets voor je mag betekenen en een middel mag zijn om je tot onafhankelijkheid en vrijheid te brengen. Tegelijk meen ik met dit uitvoerige antwoord verschillende andere brieven op dit terrein beantwoord te hebben.

Je ds. R. van Kooten


Als je gebed niet wordt verhoord, mag je er dan om blíjven vragen?

Hoe weet je dat je gebed verhoord wordt, en mag je wel bijv. 10 keer om hetzelfde bidden; als je het niet gelijk krijgt is het misschien Gods bedoeling dat je het niet krijgt.

Irma

Je vraagt iets over de praktijk van je eigen gebedsleven. Laten we vooraf duidelijk zeggen dat het gebed ontzaglijk belangrijk is. Het bidden wordt wel eens het geestelijk ademhalen genoemd. Als we geen adem halen, leven we niet. Zo is het geestelijk ook. Als we geen bidders zijn, zijn we zeker niet geestelijk levend. Vandaar ook dat er zoveel aansporingen tot gebed in de Schrift voorkomen: „Bidt en u zal gegeven worden" (Matth. 7:7) bij voorbeeld.

Ook zien we veel voorbeelden van gebedsverhoring; zo bad Elia op de Karmel en er kwam regen. Niet omdat Elia zo bijzonder was (vgl. Jak. 5:17!) Een krachtig gebed van de rechtvaardige vermag veel. Het gebed is hèt wapen bij uitstek voor een christen.

Als Paulus tot bekering komt, staat er geschreven „Zie, hij bidt." Hij had heel veel gebeden opgezonden, maar nog nooit had hij echt gebeden. Misschien had hij wel op de hoeken van de straten gestaan! Zo zie je dat er tussen bidden en bidden ook verschil is!

Geen muntautomaat
Wat is dan het echte gebed? In ieder geval is het echte gebed in het verborgen, in de binnenkamer. Dan gaat het niet om mooie woorden. Veel mensen vinden het veel belangrijker of zij in het openbaar goed kunnen bidden dan dat zij Gods verborgen omgang zoeken. Hoe kun je dan weten of je gebed echt is en of het verhoord wordt?

In de eerste plaats is een echt gebed op de Heere gericht. Je verlangt naar God, zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen. Voortdurend voel je je gedrongen om een eenzame plaats te zoeken en daar je ziel voor de Heere uit te storten. Hier ligt in opgesloten dat het in het ware gebed niet in de eerste plaats gaat om allerlei dingen van God te krijgen. Het gaat om de Heere Zelf!

Veel mensen hebben van het gebed een voorstelling alsof het een muntautomaat is; kwartje erin, verhoring eruit. Bidden is geen verlanglijstje indienen bij de Heere. God is geen sinterklaas Die ons alles kan geven wat wij graag willen hebben. Het gaat niet om Gods gaven, maar om God Zelf.

Overgeven
In de tweede plaats. We bidden allereerst om Gods eer, de heiliging van Zijn Naam, de uitbreiding van Zijn rijk en het geschieden van Zijn wil. Natuurlijk leggen we ook onze noden aan de Heere voor. In het "Onze Vader" gebeurt dat ook. Maar pas in de vierde plaats! En als we onze wensen en verlangens en behoeften aan de Heere bekend maken, zeggen we er altijd bij: „Uw wil geschiede."

Of onze behoeften vervuld worden, kunnen we niet weten. Dat moeten we aan de Heere overlaten. Dan merken we vanzelf hoe Hij ons leven leidt. Hij weet veel beter wat goed voor ons is dan we het zelf weten. Hij weet of het je gebed is of je met jongen a of b verkering mag krijgen. Je kunt voortdurend bidden of je het met jongen a krijgt, maar dat is niet de weg. De juiste weg is dat we onze vragen aan de Heere bekend maken en het dan echt aan Hem overgeven.

Dan merken we in de leiding van Gods voorzienigheid hoe de Heere stuurt. In de Bijbel staan voorbeelden van kinderen van God die het verkeerde aan de Heere vroegen! Denk aan David die een tempel wilde bouwen! Denk aan Mozes die in het beloofde land wilde gaan. Denk aan Paulus die wilde dat de doorn uit zijn vlees verwijderd werd (2 Kor. 12). De Heere wist veel beter wat goed voor hen was dan zij het zelf wisten. Ook wist de Heere veel beter wanneer Hij het gebed zou verhoren dan wij dat weten.

Daarom: laat de verhoring aan de Heere over! Een vader geeft toch ook niet alles wat zijn kind vraagt.

Gods beloften
In de derde plaats is het echte gebed een gelovig gebed. Hiervan lezen we dat het verhoord wordt (Matth. 21:20 en Joh. 14:13-14). Een gelovig gebed ziet in de eerste plaats op Gods beloften. Deze worden altijd vervuld, in het geloof! God liegt niet. Als we gelovig pleiten op Zijn beloften, als het ons om Gods eer gaat, zal de Heere ons gebed zeker verhoren.

Dan kan het best een tijd duren, dan kan het ook wel anders gaan dan je je voorgesteld had, maar dan komt het goed. Denk aan Abraham, die de belofte van de Heere had dat hij tot een groot volk zou worden. Zal hij niet voortdurend gepleit hebben op deze belofte van de Heere? Reken maar van wel! En de Heere heeft deze belofte ook waar gemaakt. Izak is geboren.

Hoe anders ging dat dan Abraham zich voorgesteld had. Hij was al heel oud, Sara was onvruchtbaar, het kon niet meer. En toch verhoorde de Heere. Abraham en Sara hadden samen gedacht dat Ismaël de vervulling van Gods belofte was, maar het was misgerekend. Kortom; de Heere vervult niet al onze wensen, maar wel al Zijn beloften.

Als we zo het Woord van God geloven, zijn we er in het geloof ook zeker van dat dit Woord vervuld zal worden. God kan niet toestaan dat één van Zijn woorden niet betrouwbaar zal blijken te zijn. Dan is Hij geen God meer.

Volharden
In de vierde plaats is een waar gebed ook een volhardend gebed. Zou je hierbij niet denken aan die Kananese vrouw? Zij werd aanvankelijk door de Heere afgewezen. En toch bleef ze volhouden. De Heere Jezus prijst haar wegens haar grote geloof. Ook van de apostelen lezen we dat ze eendrachtig volhardden in het bidden en smeken om de Heilige Geest (Hand. 1:14).

Maar hoe weet je nu of de Heere je beproeft in het gebed, zodat je door moet bidden of dat het iets is dat de Heere niet wil verhoren? Laat het in ieder geval duidelijk zijn dat je nooit hoeft te twijfelen of het Gods wil is dat je om je bekering vraagt. Al heb je daar al honderd keer om gevraagd, dat is nog geen reden om ermee te stoppen.

Maar ook hierin geldt dat onze gebeden vaak zulke waardeloze gebeden zijn. Of heb je nooit dat er allerlei wereldse of zelfs ongelovige gedachten in je opkomen juist als je bidt? Zo versta je enigszins wat Paulus (!) schrijft: „Want wij weten niet, wat wij bidden zullen gelijk het behoort" (Rom. 8:26). Hoe nodig hebben we Gods Geest!

Heilige Geest
Gods Geest komt onze zwakheden mede te hulp. Hij is als een juffrouw die een leerling leert schrijven. Zij neemt de kinderhand in haar hand en pakt zo de pen. De mooiste letters komen op papier. De juffrouw schrijft, en de leerling mag meeschrijven. Zo bidt Gods Geest in mensen die niet weten te bidden.

Als Gods Geest ons zo mede te hulp komt, drijft Hij tot het gebed als we dóór moeten bidden. Ook kan Hij het gebed afbreken als het een verkeerde begeerte is. Wij hebben geen verstand van bidden. We zijn zo blind in de wil van God en het Woord van God. We staan met een mond vol tanden, zoals een eenvoudige burger die zich voor de rechter moet verdedigen. De burger kent de wetten niet. Zijn beschuldiger kan hem zo vastpraten. Zo kunnen we in ons gebed vastlopen en vastgepraat worden door de duivel.

Dan is Gods Geest de advocaat die de weg in Gods Woord weet. Hij kent de wet en Hij kent het evangelie. Hij weet van al de beloften. Zo leert Hij christenen pleiten. Hij werkt geloof in het hart. Hij stuurt ons gebed. Hij reinigt ons gebed van alle bijbedoelingen. Zo is ons gebed een lieflijke reuk in Gods heilige neusgaten. Welk een vrede vervult ons hart als we zo naderen tot Gods genadetroon! God weigert deze Geest niet (Luk. 11:13)!

Ds. W. van Vlastuin

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 december 1991

Terdege | 88 Pagina's

Jouw vragen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 december 1991

Terdege | 88 Pagina's