Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving

Een nieuw boek van dr. Stefan Paas

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een post-christelijke omgeving (Zoetermeer: Boekencentrum 2015) 251 p. (ISBN 9789023970446).

De toonaangevende missioloog prof.dr. Stefan Paas heeft een nieuw boek gepubliceerd. Het is de brede uitwerking van de inaugurele oratie die hij op 8 december 2014 in de Broederkerk in Kampen uitsprak bij de publieke aanvaarding van het gewoon hoogleraarschap in de missiologie aan de Theologische Universiteit daar.

Het boek helpt enorm om de huidige situatie van de kerken in Nederland en West-Europa in te schatten en uit te vinden wat daarin een gezonde missionaire attitude en koersbepaling is. Het kenmerkt zich door grote stofbeheersing en formuleerkracht, een onafhankelijke doordenking en ook een vooruithelpende analyse van de actuele situatie. Een aanrader voor een brede kring van christenen en verplichte lectuur voor ieder die serieus wil meepraten over ‘missionair kerk-zijn’.

Het einde van de christelijke samenleving accepteren

De eerste belangrijke stelling van Paas is: in Nederland worden belijdende christenen een minderheid, zeg: 10%, en we moeten dat niet proberen te keren. Neem afscheid van het idee van ‘de gekerstende natie’. Dat is een pittige boodschap voor kerken en missionair enthousiaste christenen. Want, zo laat Paas zien, zij kunnen maar moeilijk accepteren en verdisconteren dat het aloude formeel-christelijke cultuurkader is verdwenen. De manier waarop ze missionair bezig zijn vertoont nog steeds het streven om de hele bevolking van ons land tot geloof in Jezus Christus te brengen. En dat als iets waarvan de waarde toch door iedereen erkend zou kunnen worden.

In dit streven zijn verschillende strategieën te onderscheiden. Paas bespreekt in hoofdstuk 3 (het langste hoofdstuk van zijn boek ) zes modellen die de zending in Europa allemaal beschouwen als een nog onvoltooid project:

• De volkskerk

• De kerk als tegencultuur

• De kerkgroeibeweging

• De kerk als transformerende kracht in de wereld

• Kerk binnenstebuiten

• De kerk als (charismatische) krachtcentrale

In elk van die concepten zoekt men eigen wegen en methoden om kerk en geloof relevant te laten zijn voor de christenen die er al zijn en voor ‘zoekers’ en niet-zoekers in de bredere samenleving. Paas roept zijn lezers op om de gedachte los te laten alsof voor velen – als we het maar goed ‘aanvliegen’ – het evangelie een aantrekkelijke en overtuigende boodschap zou zijn. Drie aanbevelingen geeft hij daarbij:

1. Maak onderscheid tussen kerk en wereld. Denk niet dat die twee (nog wel) in coöperatie en harmonie met elkaar te brengen zijn.

2. Neem afstand van idealen van restauratie van de hegemonie die een formeel-christelijk cultuurkader lange tijd in Nederland gehad heeft.

Wees missionair, maar niet als een strategische onderneming waarbij we verloren terrein willen ‘heroveren’.

3. Zoek naar een spiritualiteit van tekens en voorproeven van het komende rijk van God, vanuit de zwakheid en dwaasheid die horen bij het bijbelse kerk-zijn. Die spiritualiteit zal beslissend zijn voor de toekomst van de kerk.

De analyses van Paas benadrukken: we zijn als belijdende christenen een kleine minderheid en het is ‘normaal’ dat we dat ook blijven. Wil je daarom de essentie van ons optreden in de wereld vatten, dan zijn twee typeringen cruciaal: we zijn vreemdelingen en priesters. Over die beide attitude-profielen gaan de hoofdstukken 4-7 van het boek.

Vreemdelingen in ballingschap

Christendom en kerk in Europa verkeren in een crisis. Ze zijn niet meer vanzelf ingebed in de samenleving en de cultuur. Voor een nieuwe oriëntatie laat Paas – missiologisch scherp en bibliologisch diep – ons meelezen in wat de Bijbel ons leert over de ballingschap van Gods volk, met name in de profetische boeken van Deutero-Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël. Die spreken van ontworteling en ontheemding. In de ballingschap gaan Gods mensen beseffen: God is niet van ons, maar wij zijn van God. En de actieradius van de HERE is groter dan ons territorium.

Die ballingschap betekent dat je niet meer op een traditie kunt steunen, maar dat leven voor God een waagstuk wordt, een avontuur, soms gevaarlijk zelfs en sowieso niet meer voorspelbaar. Het is geen habitus meer, geen verzekerd bezit, maar je wordt gedreven om een biddend, van God afhankelijk leven te leiden.

Dat brengt verwarring: in zo'n crisis verliest je geloven zijn vanzelfsprekendheid. Grote verhalen zijn er niet meer te vertellen. En je moet afstand nemen van optimistische dromen om bijvoorbeeld een hele stad weer in beweging te krijgen (vgl. Jer. 29). Je moet telkens je eigen route zoeken in je specifieke situatie. En nodig is dat je de eenheid met andere gelovigen zoekt. Maar zonder naar binnen gericht te raken. Zie hoe de HERE volgens Jesaja en Jeremia niet alleen een rest van zijn eigen volk behoudt, maar ook tegelijk alle volken zoekt.

De crisis maakt ook het thema macht actueel. Als ballingen ben je vreemdeling in een vreemd land. De relatie met de omringende context en zijn machten is rommelig en complex geworden. Je weet vaak niet zo goed waar je aan toe bent. Maar dat verlies van macht brengt ook winst: je wordt onafhankelijker en wendbaarder ten opzichte van politieke en sociale structuren en machthebbers.

Wat is dan de identiteit van ballingen en vreemdelingen? Die vind je niet meer in een dierbare traditie of in een beproefde cultuur waar je stuur op hebt, maar in de overgave aan God en aan zijn Woord. In termen van Paas: je bent geen volk meer, maar een ‘stam’. Wees maar een vriendelijke ‘stam’ met een eigen taal en articuleer je eigen gewoonten en rituelen zoals kerkgang en maaltijden. Zorg voor een eigentijdse geloofsopvoeding waarin je de essenties van je identiteit doorgeeft. En wees onbevangen present in de wereld om je heen.

Dat gaat niet zonder een passende spiritualiteit. Kenmerkend voor de ballingen is de klacht over de puinhopen van Jeruzalem en het besef van de eigen zondegeschiedenis. Ootmoed en bescheidenheid zijn er in hun communicatie. Ze hebben zo weinig vastheid in eigen bestaan en in de samenleving en cultuur om hen heen, dat ze des te meer zich richten op God die hun Redder is, hun Hoop, hun Rots. Op zijn toekomst richten ze zich. Ballingen leven eschatologischer dan gesettelde Israëlieten.

De toepassing van Paas is: het zal niet lukken om het rafelende kleed van een christelijke cultuur weer op te lappen. We zullen ballingen moeten durven zijn. Het oordeel en onze vreemdelingschap aanvaarden. Strategieën en modellen loslaten. En een nieuwe, bescheiden missie zien, als kleine minderheid die door de crisis heen in vertrouwen op God haar plek inneemt in een geseculariseerd Europa.

Priesters in diaspora

In het boek van Paas wordt in het verlengde van de ballingschapsgedachte nog een tweede Leitmotiv uit de Bijbel nadrukkelijk naar voren gehaald: dat van de diaspora en het priesterschap uit de eerste Petrusbrief. Vreemdelingen in de verstrooiing zijn kwetsbaar. Ze vormen geen sterke tegencultuur. Ze zijn onbekommerd burgers van deze wereld; ze vormen daarin geen reservaat, geen enclave van een andere orde. Maar ze zijn vooral ook burgers van een ander koninkrijk met heel andere kwaliteiten en perspectieven. Zo vormen ze – in een beeld van de brief aan Diognetus (2e eeuw) – de levenskrachtige ziel van deze wereld.

Vanuit 1 Petrus 2 komt heel sterk het beeld van het priesterschap naar voren, aansluitend bij Exodus 19 en Jesaja 42-53. De Here Christus formeert als Koning-Priester-Messias een nieuw volk, een koninklijk priestervolk. Dat priesterschap heeft twee richtingen: je mag priester zijn namens God bij de (hele!) mensheid en je mag priester zijn namens de mensheid bij God.1 Gods priestervolk heeft een onbemiddelde toegang tot Godzelf in zijn heiligdom. Het krijgt daar van Hem alles mee om zijn evangelie en zijn heil te bemiddelen naar alle naties en individuen toe. Stralende sterren. Lichtende voorbeelden van toewijding en navolging. Niet het doen, maar het zijn is daarin cruciaal.

In zijn uitwerking trekt Paas een paar hoofdlijnen voor zo'n priesterkerk.

Gemeenschap. In Vreemdelingen en priesters krijgt de gemeenschap veel nadruk. Het geloof is zeker heel persoonlijk, zegt Paas, maar tegelijk niet individueel. Het priestergilde uit 1 Petrus 2 is een collectivum. De kerk is er vóór het individu. Het heil is ecclesiologisch van aard. Je kunt niet zonder kerk, gemeenschap met Christus in een concrete lokale gemeente, oecumenisch verbonden met andere gemeenten. God ervaren doe je altijd in gemeenschap, in liefdevolle relaties, waarin je elkaars ervaringen deelt. Geloven is verbondsmatig gestructureerd. Zulke diepmenselijke ontmoetingen vormen tegelijk aanrakingen van Gods liefde. In het benadrukken van een christelijke identiteitin-gemeenschap zou weleens de sleutel kunnen liggen voor het hervinden van Godservaringen in ballingschapstijd.

Speciaal accentueert Paas dat de buitengrenzen van die gemeenschap altijd ‘rafelig’ zijn. In het leven van de gemeente stromen vitale krachten die ook in relaties doorlopen (vgl. 1 Kor. 7) en anderen meebetrekken in het heil. Er zijn geen scherpe grenzen tussen kerk en wereld. Mensen kunnen meedoen in diverse graden van betrokkenheid. Samen zoeken ze het middelpunt: God in Christus.

Sacramentaliteit. Paas bepleit een manier van kerk-zijn waarin liturgie en sacramentaliteit een belangrijke plek hebben. Hij noemt daarbij liederen, muziek, illustraties, tekens, symbolen en rituele lijfelijke handelingen die ons raken in onze emoties en affecten. En waar Gods geopenbaarde heil en de boodschap van het evangelie krachtig in worden samengevat en bemiddeld. Met tegelijk een concrete, zichtbare en tastbare mooie levensstijl van dankbaarheid (‘eucharistie’) die opvallend en kenmerkend is voor navolgers van Christus. Theologisch interessant is dat in deze schets het sacrament (als tastbaar en zichtbaar samengebald evangelie) aan de woorden (het getuigenis) voorafgaat.

Getuigenis. Eerst priesters, dan ook profeten. Zij getuigen en hun getuigenis is kwetsbaar. Ze koersen niet op plausibel uitleggen van waarheden, maar op wat God gedaan heeft, doet en nog zal doen. Paas verlangt naar een kerk die een plek van nieuwe taal, eigentijdse woorden en begrippen is voor de aloude boodschap. Die komt er waar de kerk zich ertoe zet om ‘dubbel’ te luisteren. Laat ze wonen in Gods Woord, om met die openbaring, die waarheid en wijsheid vervuld te worden. Laat ze tegelijk wonen in de wereld en in de eigen buurt om te peilen wat daar omgaat en wat mensen motiveert, wat hen plaagt en wat hen gelukkig of onrustig maakt. En laat ze vanuit dit dubbele luisteren haar getuigenis telkens weer verwoorden: God leeft! Als een liturgische gemeenschap die functioneert op een getuigende, geduldige, uitnodigende en vriendelijke manier.

Zending. De relatie tot de wereld wordt op deze manier gekenmerkt door nabijheid. De priester is integer gecommitteerd aan God om onder de mensen Gods heil te bedienen. Hij is ook barmhartig gecommitteerd aan mensen om zich hun leven en streven aan te trekken en ermee voor God te treden. Dat betekent aandacht voor de zwakken en de outcasts als proef op de som. Het betekent ook diversiteit en veelkleurigheid: Barneveld is Ypenburg niet en dat heeft consequenties voor het kerk zijn. Missionair zijn is ook méér dan de mensen meenemen naar vooral de kerkdiensten. Onze missie is het om in de breedte van heel het leven te laten zien dat God goed is en dat de volheid van Christus in alle regionen van ons bestaan verrijkend en helend werkt. Christenen maken moreel het verschil of ze vallen door de mand. Moreel niet in de zin van een braafheidspatroon, maar gekenmerkt door diepe dankbaarheid: eucharistisch leven als voorgoed bevrijde mensen.2

Doxologie. In 1 Petrus 2 is het koninklijk priestervolk een schare waarvoor het verkondigen van de grote daden van God corebusiness is. IJzersterk vind ik het dat het boek van Paas eindigt met de focus op de dankzegging, de eucharistia, de doxologie. Priesterkerk-zijn krijgt z'n spits niet in een lijstje van missionaire actiepunten, maar lokt ons mee naar de repetities van de priesterkoren, met trompetten en bazuingeklank. Er zijn bij de ballingen in de crisistijd vragen en klachten, maar alles mondt toch steeds weer uit in blijdschap. Kerk zijn betekent: laat er telkens maar explosies van vreugde zijn. Gulheid en uitbundigheid, feestvieren dus, want God leeft en Hij is het die door de opstandingskracht van zijn Zoon steeds weer volgende doden opwekt. De diepe dankbaarheid daarvoor brengt liefde en barmhartigheid voort voor medemensen om ons heen. Liefde tot God en liefde tot elkaar vormen de permanente drijfveren achter alle doxologie. Totdat de grote bruiloft aanbreekt en het herstel van alle dingen3 waarop heel de wereld wacht.


1 N.a.v. de tekst van de inaugurele oratie die op www.tukampen.nl werd gepubliceerd is er o.a. in het Nederlands Dagblad kritisch gereageerd op dit ‘namens de mensheid’. In het boek wordt dit punt veel breder uitgewerkt en beargumenteerd en wordt duidelijk hoe het past in een bijbels-gereformeerde missiologie.

2 Op blz. 232-235 zegt Paas een en ander over het aspect van het oordeel in ons missionair bezig-zijn. Er lijkt een ambivalentie in aanwezig, voortkomend wellicht uit verzet tegen een bepaald type oordeelsprediking. Het thema verdient m.i. uit missiologisch oogpunt een aparte, meer systematische behandeling, liefst op vergelijkbare bijbels-theologische manier als die Paas geeft van de fenomenen ballingschap en priesterschap. Kernvraag daarvan zou kunnen zijn: hoe laat je in missie en getuigenis de ernst van het ongeloof en van het verloren kunnen gaan samenklinken met een royaal en onbekommerd ‘aanbod van genade’?

3 Het valt op dat Paas steeds over ‘herstel’ spreekt als het over Gods toekomst gaat. Dat die toekomst een vernieuwing brengt die geen terugkeer naar de vorige bedeling is, maar die alle ‘vorige dingen’ overtreft, krijgt daarmee minder accent.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Theologia Reformata | 97 Pagina's

Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Theologia Reformata | 97 Pagina's