Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De mens als beelddrager Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De mens als beelddrager Gods

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De werken Gods (7.)

We hebben stilgestaan bij de schepping van de hemel en zijn bewoners; we hebben gelet op cle schepping der aarde in zes dagen en thans willen we onze gedachten bepalen bij de schepping van de mens.

De eerste mens, cloor God geschapen, was Adam. En al zeer spoedig na zijn wording heeft de Heere hem een vrouw gegeven, met wie hij dus samen het eerste mensenpaar vormde. Dat Adam en Eva werkelijk cle eerste mensen geweest zijn, uit wie het gehele menselijke geslacht is voortgekomen, leert de Schrift op onderscheidene plaatsen. Naar luid van Hand. 17 : 26 sprak Paulus tot cle bewoners van Athene: God heeft uit énen bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt!"

Dat er ook op dit punt vele bijgelovige veronderstellingen zijn gemaakt, behoeft ons niet te verwonderen. Immers, de ongelovige mens is er altijd op uit, om de dingen anders te zien, dan God ze in de Schrift geopenbaard heeft. Zo zijn er mensen, clie geloven, clat er reeds lang vóór Adam, op andere gedeelten van de aardbodem, mensenrassen bestonden, en dat in Adam alleen de stamvader van de Joden genoemd wordt. Maar met deze en nog meer andere dwaalzieke opvattingen zullen we ons niet vermoeien.

De Bijbel leert ons te duidelijk, clat alle mensen één stamvader hebben, en dat clie stamvader niemand anders is clan Adam, wiens wondere schepping ons in Genesis wordt vermeld.

De natuur des mensen is anders dan clie der overige levende schepselen. De mens bestaat uit ziel en lichaam. Naar cle ziel is hij onderscheiden van cle dieren, die slechts een lichaam hebben, doch niet met rede begaafd zijn. En naar het lichaam is hij verschillend van cle engelen, clie slechts geest zijn, zonder stoffelijk lichaam.

Maar behalve dat is de mens vooral hierin onderscheiden, clat hij geschapen is, als beelddrager Gods. In hem heeft God de Heere een afdruk gelegd van Zijn eigen Goddelijk Wezen. Gods eigenschappen, die voor een deel aan schepselen mededeelbaar zijn, zijn in cle mens afgetekend. Reeds bij cle behandeling van de Deugden Gods wezen wij er op, clat God cle Heere enige van zijn eigenschappen of deugden heeft afgedrukt in cle mens, al is het clan ook, clat cle mens slechts in zeer beperkte mate bezit, wat God de Heere tot in het oneindige en onbeperkte toe bezit. Hij heeft een gevoelig hart ontvangen, waarin de deugden van goedheid, liefde en blijdschap wonen. Hij heeft een wil ontvangen, waardoor hij kiezen kan vóór het goede en het rechte, en tegen het kwade en het ongerechtige. En wel is door de zonde dit beeld Gods, in engere zin genomen, verloren gegaan, maar dat dingt niets af van cle waarheid, clat cle mens toch geschapen is als beelddrager Gods, in wie de heerlijkheden van cle Schepper waren afgedrukt, en clie dus aldus te leven had tot verheerlijking van zijn Maker, door hoofd, hart en hand, verstand, gevoel en wil aan te wenden in cle dienst des Heeren.

Maar niet alleen, clat cle mens door zijn schepping naar het beeld Gods aan zijn Maker, of wilt ge: aan cle hemel verwant was, maar God heeft hem ook in nauw verband met cle aarde gesteld. De Heere bracht hem niet van buiten af op de aarde, maar deed hem uit haar opkomen. Uit stof werd hij gevormd; naar die stof ontving hij z'n naam (Adam betekent: aarde); aan clie stof hangt cloor het voedsel zijn voortbestaan. Met al wat uit stof is, heeft hij gemeenschap; met plant en boom en dier. Ja, hun leven wordt in het zijne aangetroffen, daar het hogere het lagere niet uitsluit, maar in zich opneemt. De onderscheidene stoffen, die cle aarde samenstellen, stellen ook zijn lichaam samen. Het plantaardig leven is in zijn bloedsomloop te vinden; en in vlees en bloed, in voedselopname en spijsvertering, in vrijheid van beweging en uitgaan op spijze in zintuigen en voortplantingsorganen neemt de mens het leven der dieren in zich op. Al het lagere is in hem samengevat, zodat hij heten kan een wereld in het klein.

In cle mens is alle leven van het aardrijk in één groep bijeengekomen, doch tevens tot iets hogers bezield en verheven. Hij is aan alle aardse schepselen verwant, maar gaat ook boven alle uit. Hij heeft alle in zich, en behoort toch tot een hogere orde. Het aardrijk is in hem als in een klein bestek afgetekend, opdat hij heel het aardrijk vertegenwoordige voor het aangezicht Gods. Alles, wat op aarde is, komt in hem te zamen, om in hem voor God te staan. Dat hopen we nog nader te bezien in een volgend artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1956

Daniel | 8 Pagina's

De mens als beelddrager Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1956

Daniel | 8 Pagina's