Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beschrijving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beschrijving

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de overbekende geschiedenis van Christus' geboorte wordt verteld hoe Jozef en Maria gedwongen werden naar Bethlehem te reizen door een edict dat uitgevaardigd was door keizer Augustus. Daarin werd afgekondigd dat in het hele Romeinse rijk een soort volkstelling moest worden gehouden met het oog op de heffing van de keizerlijke belastingen. Om zich officieel te laten registreren was het kennelijk nodig dat Jozef en Maria de verre reis naar Bethlehem ondernamen. Daarbij laat zich de vraag niet onderdrukken. Waarom was dat eigenlijk geboden: Hoe verliep zo'n „beschrijving" in die tijd?

Augustus, Quirinius, Herodes
Toen Augustus in de periode 31-27 v. Chr. het hoogste gezag in handen kreeg van het Romeinse rijk, werd daarmee de bloedige periode van de burgeroorlogen afgesloten. Grote delen van het geweldige rijk hadden in die tijd veel te lijden gehad, vooral in economisch en financieel opzicht. Daarbij moeten we natuurlijk denken aan het feit dat door de oorlogshandelingen veel van de oogst verloren was gegaan en handel en verkeer waren lamgelegd. Maar daarbij kwam ook nog dat in deze verwarde jaren de grootst mogelijke willekeur bestond bij het heffen van de belastingen in de provincies. De Romeinse stadhouders waren nogal eens bedacht op hun eigen voordeel en hadden bovendien enorme bedragen nodig om de legers te onderhouden die elkaar bevochten. Het is niet teveel gezegd dat Augustus de macht kreeg over een wereld die financieel en economisch uitgeput was!
Het ligt daarom voor de hand dat Augustus in de eerste periode van zijn regering geprobeerd heeft orde aan te brengen in de ontstane chaos en streefde naar een gelijkmatige verdeling van de belastingen in de provincies. Hoewel er - behalve uit Lukas 2 - geen duidelijke gegevens bekend zijn over een algemene volkstelling voor het gehele rijk, zijn er verschillende aanwijzingen dat er registratie van de inwoners plaatsvond in een groot aantal delen van Augustus' keizerrijk. Deze volkstellingen hadden duidelijk het karakter van „eerste beschrijvingen" (vgl. Luk. 2:2), d.w.z. ze dienden om de belasting vast te stellen in een gebied waar tot nu toe een goede regeling had ontbroken. Het ligt voor de hand dat zulke „eerste beschrijvingen" veel tijd in beslag namen: Alles moest immers van de grond af opgebouwd worden. Bovendien stuitten dit soort maatregelen nogal eens op verzet bij de onderworpen bevolking!
Kort voor de geboorte van Christus begon de stadhouder van de provincie Syrië met de uitvoering van het keizerlijk edict in zijn gebied. In de Griekse tekst van het evangelie naar Lukas wordt hij Kyrenios genoemd - een naam die ons ook bekend is uit de Statenvertaling. Eigenlijk luidt zijn volledige naam in het Latijn: Publius Sulpicius Quirinius. Hij bekleedde in deze periode het hoogste ambt in de provincie en was verantwoordelijk voor de registratie van de bevolking. Nu behoorden zowel het gebied van Nazareth, waar Jozef en Maria woonden, als ook Bethlehem, de plaats waar zij zich moesten laten registreren, tot het koninkrijk van Herodes de Grote. We zullen echter moeten bedenken dat Herodes slechts een vazalvorst was die in alles aan de keizer van Rome moest gehoorzamen. Bovendien weten we dat hij voor allerlei belangrijke beslissingen de instemming nodig had van de stadhouder van Syrië, die in feite boven hem stond. Onder leiding van Quirinius werd daarom ook in zijn gebied de volkstelling gehouden. Het is niet onmogelijk dat de registratie in Bethlehem gebeurde door ambtenaren die in dienst waren bij koning Herodes.

Het karakter van de volkstelling
Volkstellingen in het Romeinse rijk hadden doorgaans een tweeledig doel: Zij dienden om de militaire dienst te regelen en om de directe belastingen vast te stellen of te controleren. De beschrijving in Lukas 2 is kennelijk alleen met het oog op de belastingen gehouden. De joden waren namelijk vrijgesteld van militaire dienst. Zo'n volkstelling voor de heffing van belastingen verliep in twee etappes. Eerst vond de registratie plaats, waarbij een bevolkingsregister werd aangelegd en de bezittingen werden getaxeerd - met name de onroerende goederen. De tweede etappe was de officiële vaststelling van de belastingaanslag en de inning van de gelden - iets dat soms geruime tijd na de registratie plaatsvond. Nu spreekt Lukas in dit bekende hoofdstuk alleen over het eerste stadium van de beschrijving. Hij vertelt hoe Maria en Jozef helemaal naar Bethlehem gingen om zich daar te laten inschrijven. Hieruit mogen we opmaken dat Jozef naar alle waarschijnlijkheid nog enig bezit had in de directe omgeving van de oude Davidsstad. Er was namelijk een rechtsregel die voorschreef dat „degene die grondbezit heeft in een andere burgerlijke gemeente, zich moet laten inschrijven in die gemeente waar het grondbezit ligt.
Want de grondbelasting moet in de gemeente betaald worden binnen wier gebied men grondbezit heeft". In Bethlehem moesten Jozef en Maria zelf de nodige gegevens verstrekken die dan door de dienstdoende ambtenaar werden gecontroleerd. In Egypte zijn verschillende aangifteformulieren uit de eerste eeuwen bewaard gebleven die een indruk geven hoe zo'n beschrijving in de Romeinse provincies verliep. Het gezinshoofd stelde voor zichzelf en voor zijn gezin één aangiftebiljet op dat hij persoonlijk inleverde. Hierin werd nauwkeurig aangegeven welk huis hij bewoonde, waar het gelegen was en wat zijn overige bezittingen waren. Bovendien werd een opgave verstrekt van alle huisgenoten, hun beroep en hun leeftijd. Het gebeurde wel dat ook vrouwen met hun echtgenoten voor de ambtenaren van de belasting verschenen. Vermoedelijk was dat een vereiste als het om een „eerste beschrijving" ging. Meestal werd aan het einde van de inschrijving een plechtige eed afgenomen dat alle gegevens op waarheid berustten.

De vernedering
Wat altijd weer opvalt bij het lezen van de oude geschiedenis van de beschrijving in Bethlehem, is dat Jozef en Maria aan het gebod van de keizer zonder meer gehoor gaven en zich lieten inschrijven. Dat was in deze roerige jaren beslist niet vanzelfsprekend! Toen namelijk ongeveer 12 jaar later deze beschrijving onder Quirinius afgerond werd en men bezig was de vastgestelde aanslagen te innen, brak een bloedig verzet uit.
Onder leiding van een zekere Judas van Gamala (of: Judas de Galileeër), ontstond toen de beweging van de Zeloten, die zich fel tegen de Romeinse belastingheffing verzetten (Vgl. Hand. 5:37). Dergelijke revolutionaire trekken komen we bij Jozef en Maria niet tegen. We vinden ze trouwens ook niet bij de Heere Jezus Christus die in antwoord op een strikvraag van de Farizeeën duidelijk laat weten dat de Joden aan de keizer schatting verschuldigd zijn (vgl. Marc. 12:15-17).
Maar al waren Jozef en Maria gehoorzaam aan het edict dat van hogerhand werd uitgevaardigd, laten we niet vergeten dat de tocht naar Bethlehem voor hen diep vernederend moet zijn geweest. Zij moesten hun bezit laten taxeren door de Romeinse overheid, die uitging van de idee dat zij recht had op belasting uit de provincies, omdat de veroverde gebieden eigendom geworden waren van het Romeinse volk! Voor twee godvrezende mensen als Maria en Jozef moet deze gedachte onverdraaglijk geweest zijn. Volgens de Schriften was het land immers eigendom van de God van Israël die dit land aan de vaderen beloofd had. Daarom kwamen Hem de tienden toe, en geen ander! Nu heeft dit feit dat God de Eigenaar van het land was, ook nog een keerzijde: De HEERE kan in toorn vanwege het ongeloof en de afgodendienst van de Israëlieten Zijn eigendom overgeven in de handen van vijanden. Dat was opnieuw gebeurd in deze dagen van de Romeinse overheersing. Daarom was de volkstelling waarbij de Romeinen zich gedroegen als de eigenaars van het land die recht hadden op belasting, ten diepste een schrijnend teken dat God zich in toorn van Israël had afgekeerd. En tot dit Israël, het Israël waarop de wraak van het verbond rustte kwam de beloofde Messias...!
Zeker, naar Gods onveranderlijke belofte zou Hij in de oude stad van koning David geboren worden. Maar het is wel veelzeggend dat de Heere om Jozef en Maria op de juiste tijd naar Bethlehem te laten reizen gebruik maakte van het vernederende middel van de registratie voor de keizerlijke belasting!

A. Baars

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1989

De Wekker | 16 Pagina's

De beschrijving

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1989

De Wekker | 16 Pagina's