Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het grote gezin 7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het grote gezin 7

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oppervlakkig bezien, lijkt het, dat ouders aan één of twee kinderen meer zorg kunnen besteden en een betere opvoeding kunnen geven dan aan zeven of acht. Toch is niets minder waar dan dat, want men vergeet, dat kinderen ook elkaar opvoeden. Daarom is het grote gezin voor de vorming van het kind' beter dan het kleine. In het kleine gezin valt men zo licht in de fout van vertroeteling. In het grote gezin worden als het ware de scherpe kantjes afgevijld; tegenstrijdige karakters worden meer of minder in evenwicht gebracht. De ouders, die in het bezit van kinderen zijn, weten, dat niet twee kinderen hetzelfde karakter hebben; dat ze allemaal verschillend zijn.

Er kan een koppig kind zijn tegenover een kind, dat meer vergevensgezlnd is. Het koppige kind zal telkens gewaar worden, dat het andere (door geleden onrecht spoedig te vergeten) meer levensblijheid geniet dan hijzelf. En onwillekeurig zal hij de koppigheid min of meer van zich afschudden, vooral als de opvoeders de tegenstrijdigheid in die twee karakters in het volle licht stellen. Meer voorbeelden zouden gegeven kunnen worden. Denk slechts aan een ongehoorzaam en een gehoorzaam kind; een slordig en een net meisje; een spaarzame en een verkwistende jongen.

Nu moeten we echter niet tot de gevolgtrekking komen, dat de karakters gelijkgeschakeld worden. Dat niet, maar de uitwassen worden meer weggesnoeid, de hoekige kantjes min of meer afgerond.

De praktijk leert het overvloedig, dat kinderen uit kleine gezinnen (ondanks de beter gewaande opvoeding) het in doorsnee niet verder brengen dan die uit het grote gezin. Het tegendeel is dikwijls waar. Zouden de grote gezinnen het waarlijk minder hebben dan de kleine? Het is waar, dat de tijd, waarin de kinderen nog klein zijn, vaak zorgelijk is. Dan wordt (vroeger zeker!) een bepaald arme periode doorleefd. Maar juist deze tijd kan zo heilzaam werken op de opvoeding van het kind. Er kan een stempel gedrukt worden op het kindergemoed, die het hele leven bijblijft. Hoe leren zulke kinderen vanaf hun prille jeugd te roeien met de riemen, die ze hebben. Welk een diepe eerbied en grote liefde voor de ouders kunnen er onbewust gekweekt worden. Ze leven mee met de tobbende ouders; ze leren zich schikken in de omstandigheden; ze leren als jonge knaapjes en meisjes tevreden.te zijn met hetgeen ze hebben. Zulke kinderen hebben in den regel ook zo'n liefde onder elkaar! Hoe groot is de band, die hen onderling bindt, ook als later vader en moeder er niet meer zijn. Ze denken zo gaarne terug aan de tijd, toen ze allen om de tafel zaten en het toch genoeglijk was onder drukkende omstandigheden. Dwingen en zeuren, waar onze tijd zo vol van is, werd hun wel afgeleerd, want de vaste wet, die niet te breken was, stond in het middelpunt van zo'n gezin: Het kan niet!

Hoe blij kunnen ze zijn als ze iets nieuws krijgen, en hoe zuinig leren ze omgaan met de schaars-opgespaarde centen, en hoe wordt hun ingeprent goed op de kleren te passen (Zou dit in onze tijd ook nog gelden? ). Bovendien kan er, als het een gezin is, dat met Gods Woord rekening houdt, in de zorgelijke omstandigheden een diepe eerbied worden gelegd, die niet meer kan worden weggewist; een eerbied voor de leidingen Gods! Neen, arme kinderen behoeven niet ongelukkig te zijn; ze hebben veel voor, die het juk in hun jeugd dragen. De bekende opvoedkundige Jan Ligthart schrijft in zijn „Jeugdherinneringen":

„Over 't algemeen is het medelijden met arme kinderen schromelijk overdreven. Natuurlijk die kleinen moeten gevoed, gekleed, gewarmd, gehuisvest worden. Ach, dat spreekt immers vanzelf. Maar meen niet, dat ze zo bar lijden onder wat koude en wat gebrek. En dit zeg ik niet uit meedogenloze hardheid, maar uit ervaring. Ik Heb zelf de armoede doorgemaakt, de fatsoenlijke armoede, waarbij er echter ook een aanzienlijk tekort was in de eerste levensbehoeften, 'k Heb ook in koude nachten mij onder karpetten (oude wel te verstaan), rokken en jassen moeten warmen, omdat ik de wollen dekens naar de bank van lening had moeten brengen, 'k Heb het armer gehad dan menig kind op mijn school, dat thans van schoolvoeding en schoolkleding geniet. Ontbering is mijn jeugd niet vreemd geweest, en jaren achtereen. Maar — en hieromtrent ben ik volmaakt zeker — nooit heeft die ontbering mij zo schromelijk gekweld. Daar kon ik me wonderwel in schikken. En ik herinner me zelfs niet, dat ze me ooit diep het gemoed heeft verstoord".

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

Het grote gezin 7

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1956

De Saambinder | 4 Pagina's