Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer J.H. te D.,

In uw brief hebt u uw hart aan mij gelucht over uw innerlijke toestand. Ik heb begrepen dat u het voor uzelf zeer moeilijk hebt. En nu hebt u me gevraagd om eens iets te schrijven over wat we lezen in Lukas 11 : 31 en 32. We lezen daar: "De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal hen veroordelen; want zij is gekomen van de einden der aard°, om te horen de wijsheid van Salomo; en zie, meer dan Salomo is hier. De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier”.

Zoals u me Het weten, hebt u een preek beluisterd over de koningin van Scheba. Maar als er in datzelfde verband over de mannen van Ninevé wordt gesproken, vraagt u mij of u dit hetzelfde te zeggen heeft als wat er van de koningin van Scheba wordt vermeld. Ik meen uw bedoeling met die vraag wel te begrijpen. U hebt in die preek gehoord dat de koningin van Scheba een Godvrezende koningin was. Van de Ninevieten kunnen we weten dat hun bekering slechts een uitwendige bekering is geweest. Wat van de mannen van Ninevé gezegd wordt, schijnt u in het bijzonder naar u toe getrokken te hebben.

De Heere Jezus heeft echter met beide voorbeelden hetzelfde bedoeld. We lezen in het Evangelie van Mattheüs, dat de schriftgeleerden en de farizeeën een teken hebben begeerd. En dan heeft Jezus gezegd: "Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona de profeet. Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde". De Heere Jezus heeft daar dus Jona in het bijzonder tot een voorbeeld van Zichzelf gesteld. En zo heeft Hij dus in het bijzonder gewezen op het teken dat men voor ogen had in Hem, Die als de beloofde Messias nu tot hen gezonden was en Die in al de tekenen en wonderen die Hij deed, wel duidelijke bewijzen daarvan gegeven had.

We moeten dit goed voor ogen houden, want Christus heeft met de voorbeelden die Hij genoemd heeft, het ontzettende ervan aangetoond om Hem in Wie de weg door God geopend was tot zaligheid van een diep gevallen Adamskind, te verwerpen. Zo heeft Hij ze dus nog de weg der zaligheid gepredikt, zoals die in Hem te vinden was. En als ik u nu een antwoord moet geven op uw vraag, dan moet ik toch ook wijzen op de mogelijkheid waarin u nog leeft om door die Persoon des Middelaars verlost te worden van een eeuwig verderf en tot een eeuwige zaligheid te komen. Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten, zoals 2 Petrus 1: 19 ons laat weten. Als we op deze grote zaligheid geen acht geven, dan zal straks de koningin van het zuiden tegen ons opstaan in het oordeel. En ook de mannen van Ninevé zullen tegen ons opstaan. Waarom begeerden de schriftgeleerden en de farizeeën nog een teken? De koningin van Scheba heeft geen teken begeerd. Ze heeft geloofd wat haar van het gerucht van Salomo ter ore was gekomen. De mannen van Ninevé hebben ook geen teken begeerd, maar hebben de prediking van Jona geloofd.

In dit verband wil ik er ook nog wel even op wijzen, dat we met het begeren van een teken altijd voorzichtig moeten zijn. Van de Bijbelheiligen van het Oude Verbond lezen we ook nogal eens, dat zij een teken hebben begeerd, maar zij leefden nog niet onder de volle Godsopenbaring zoals ons die nu met de tijd des Nieuwen Testaments gegeven is. Er zijn echter thans ook nog wel mensen die nogal gauw ermee klaar staan om een teken te vragen. Ook kan het zijn, dat men aan de Heere vraagt of Hij zou willen geven dat waar we Zijn Woord opslaan, we daar het antwoord zouden mogen vinden op ons vragen. U mag van mij weten, dat ik ook weleens gezegd heb: "Heere, ik zal Uw Woord opslaan en wat ik daar lezen zal, zal ik als een antwoord op mijn vragen beschouwen". Maar ik sloeg het Woord open op een geslachtsregister met enkel namen. Daar heb ik wel een les mee opgedaan. Ik zeg niet, dat de Heere nooit eens op zulk een wijze handelen zal en met Zijn volk gehandeld heeft, maar we moeten met deze dingen toch voorzichtig zijn, want we kunnen geen gokje van Gods handelingen met ons gaan maken. De Heere heeft ons een volle heilsopenbaring in Zijn Woord gegeven. En verder geeft dat Woord ook antwoord op de zovele levensvragen die zich voordoen. We hebben dan ook te vragen of de Heere ons Zijn wil en weg door Zijn Woord en Geest bekend wil maken.

De Joden hadden ook het profetische Woord en konden nu de vervulling van zovele Oud-Testamentische voorzeggingen voor ogen zien in Hem Die ze nu in hun midden hadden en Die zoveel wonderen als bewijzen van Zijn waarachtige Godheid onder hen verrichtte. Er behoefde geen twijfel meer aan over te blijven of deze grote Profeet Die ze nu in hun midden hadden, de lang beloofde Messias was. Hoe verschrikkelijk was dan die verwerping van Hem! Heidense mensen als de koningin van Scheba en de mannen van Ninevé hebben het Woord des Heeren geloofd dat tot hen gesproken werd. Er is natuurlijk over die geschiedenissen wel heel wat te zeggen en te schrijven. En ik zou ook nog wel graag op die geschiedenissen willen ingaan, maar dan zou mijn brief zeker te lang worden. En ik moet me ook nodig gaan bekorten in mijn schrijven. Maar ik moet ook een antwoord zien te geven op uw vraag. En in dat antwoord moet ik dan als vanzelf wel enkele opmerkelijke dingen uit die geschiedenissen noemen.

U hebt dus een preek gehoord over de koningin van Scheba. We lezen van haar dat zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen. En waarlijk het heeft ons wel heel wat te zeggen, als we van haar lezen dat zij het gerucht van Salomo heeft gehoord aangaande den Naam des Heeren. De Naam des Heeren was dus aan de heerlijkheid van Salomo's rijk verbonden. En als er zo gezegd wordt dat de koningin van Scheba het gerucht van Salomo gehoord heeft aangaande de Naam des Heeren, wordt ook wel gedacht, zoals Matthew Henry ook opmerkt, dat er een begeerte in haar geweest is om aangaande de God van Israël en Zijn dienst nader onderwezen te worden. En het getuigenis dat ze bij het aanschouwen van Salomo's heerlijkheid van de God van Israël gegeven heeft, heeft ons ook wel wat te zeggen. Als ze al de wijsheid van Salomo had gehoord en verder al de rijkdom en heerlijkheid had aanschouwd in Salomo's paleis, dan bleef er geen geest meer in haar over en dan heeft ze vol verwondering gezegd: "Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb van uw zaken en van uw wijsheid. En ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid en goed overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen. Geloofd zij de HEERE uw God, Die behagen in u gehad heeft om u op den troon Israels te zetten; omdat de HEERE Israël in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om recht en gerechtigheid te doen”.

Dat zijn waarlijk woorden van een diepgaande betekenis en inhoud geweest. Ik heb ook weleens een dominee over deze geschiedenis horen preken, maar hij maakte de opmerking dat de koningin van Scheba al die heerlijkheid van Salomo wel had aanschouwd, maar weer naar haar land is teruggekeerd. Nu, de gedachten over de koningin van Scheba kunnen hierin verschillen en er is ook een zekere vrijheid van exegese, mits die maar overeenkomt met de analogie of regelmaat des geloofs. Dat neemt dan echter ook weer niet weg, dat er kostelijke geestelijke zaken in die geschiedenis verklaard liggen. De heerlijkheid van Israels God was aan de heerlijkheid van Salomo's rijk wel nauw verbonden. Hoe groot en heerlijk moest die God van

Israël wel niet zijn, Die zulk een koning met zulk een wijsheid en met zulk een voorspoed over Israël deed regeren! En dit moet voor de koningin van Scheba dan ook wel een beweegreden geweest zijn om zich naar Jeruzalem te begeven om de heerlijkheid van zulk een koning te aanschouwen, maar om daarin ook te zien hoe heerlijk dat die God van Israël was. Daarin ligt voor ons wel een bijzondere geestelijke lering. Wij mogen ook het gerucht van de meerdere Salomo horen. En dat ook aangaande de Naam des Heeren. Zolang de wereld staat, is dat gerucht al gehoord, van de moederbelofte af en door al de profetieën heen. Johannes de Doper heeft Zijn weg bereid en alzo gerucht van Hem doen horen. Maar dat gerucht heeft Christus ook van Zichzelf gegeven, als Hij gezegd heeft: "Meer dan Salomo is hier". En dat gerucht wordt nu ook nog steeds van Hem gehoord. De duivel heeft altijd getracht om dat gerucht te verstoren. Ja, er mag wel een Jezus gepreekt worden, als er maar geen gerucht van Hem gehoord wordt aangaande de Naam des Heeren. Men spreekt het openlijk uit dat men van een leer van verzoening door voldoening niets wil weten en dat men ook niet gelooft dat Jezus God geweest is. Men moet Hem dan maar als een voorbeeld zien in zachtmoedigheid en verdraagzaamheid en Hem daarin navolgen. Zo wordt de Sociniaanse leer in moderne en vrijzinnige kringen nog steeds openlijk verkondigd.

Maar op een meer rechtzinnige wijze wordt Jezus als de meerdere Salomo ook nog wel gepredikt, maar over de heerlijkheid van Israels God zoals die uitstraalt in de glans van Zijn recht en deugden, wordt niet gesproken. Men behoeft dan geen verloren zondaar te worden om de heerlijkheid van Salomo te kunnen aanschouwen. Zo grijpt men Hem dan aan met een historisch geloof buiten ware schuldontdekking om. Maar er komt voor de aanschouwing van Salomo's heerlijkheid bij ons geen plaats, als we de gruwelijkheid van onze zonden niet krijgen te zien in het licht van de Goddelijke volmaaktheden, als een overtreding van de heilige wet en als een aantasting van Gods hoge majesteit. Ge voelt wel aan, als ik zo hierover aan het schrijven ben, dat ik dan als vanzelf al bezig ben om een preek hierover te schrijven.

Ik wil echter toch in het bijzonder op uw vraag ingaan. U hebt, als er over de koningin van Scheba werd gepreekt, aan de hand van Lukas 11: 31, gelijk moeten denken aan wat daar op volgt, want we lezen dan in het 32e vers: "De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier". We lezen van die mannen van Ninevé, dat zij aan God geloofden. Dat gaf u ook wat te denken. Is dat zaligmakend geweest? Och, laat ik zeggen, dat een geloven aan God nog geen geloven is in God. En het wordt toch over het algemeen door ons aangenomen dat die bekering maar een uitwendige bekering is geweest. Ninevé moest nog gespaard blijven, want men zou onder het oordeel Gods straks Israël nog heel wat kwaad moeten doen. Maar de uitwendige bekering van de Ninevieten had Israël toch wel heel wat te zeggen. En nu ook wel in het bijzonder dat geslacht dat in Jezus' dagen van Hem nog een teken begeerde, daar men Hem als de door God beloofde en lang verwachte Messias maar niet erkennen wilde. Hij was meer dan Jona. Hij is niet zo onwillig geweest als Jona, want dan was er wel niemand tot de zaligheid gekomen. Christus behoefde dus niet in de buik van de walvis terecht te komen om Zijn onwilligheid. En toch is Jona in die buik van de walvis, drie dagen en drie nachten, een voorbeeld van Christus geweest, want zoals hij drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, zo zou Christus drie dagen en drie nachten zijn in het hart der aarde. Dit teken zou Christus geven aan dit boze en overspelige geslacht. Zo stelde Hij Zich dus als de ware Messias aan het volk voor.

En nu heb ik uit uw schrijven begrepen, dat dit u wel wat te denken heeft gegeven. U hebt me iets medegedeeld van wat er zich zo in uw binnenste afspeelt. U erkent dat u onbekeerd bent en u ziet uzelf met uw vrouw en kinderen zo op die ontzaglijke eeuwigheid aangaan. Dus het heeft u volgens uw schrijven heel wat te zeggen, als Christus heeft gezegd, dat de koningin van het zuiden tegen ons zal opstaan in het oordeel en ook de mannen van Ninevé. Ja, het zal vreselijk zijn, als dit gebeuren zal!

De Heere heeft Zich toch zo volkomen vrij van ons gemaakt. Het zal voor ons nog zoveel te erger zijn als wij verloren moeten gaan, dan voor de mannen van Ninevé. Zij hebben van Jona geen teken begeerd, maar op zijn prediking zich bekeerd. En nu is ons het voorrecht gegeven ter onderscheiding van de mannen van Ninevé, dat we onder het zuivere licht van Gods Woord mogen leven. Ons wordt gezegd hoe God de mens geschapen heeft en hoe de mens door zijn diepe val geworden is. We moeten een keer sterven en God ontmoeten en als we in onze onherboren staat onder de ernstigste prediking hiervan nog maar al te gerust zijn blijven voortleven, dan zinken we in dat grondeloos verderf waarin de mens zich door zijn diepe val gestort heeft, voor eeuwig weg.

Hier op aarde zijn we echter nog in de genadetijd. De meerdere Salomo en Jona wordt ons nog gepredikt. In Hem is de weg der zaligheid ontsloten voor de grootste der zondaren. Maar zoals de Joden tegenover Jezus stonden, zo staan we van nature allen tegenover Hem. Hoe vreselijk is het toch om die enige weg die in Hem voor de grootste der zondaren is geopend ter verlossing, te versmaden en zo deze Persoon Die als de waarachtige God Zelf in de menselijke natuur Zich zo diep heeft willen vernederen, niet te benodigen. Er is een onuitsprekelijke zaligheid in Hem te vinden. De koningin van Scheba moest zeggen dat de helft van Salomo's wijsheid en heerlijkheid haar niet was aangezegd. De knechten van Salomo hebben dat dus ook niet kunnen doen.

In mijn gebrekvolle bediening heeft me dat weleens wat te zeggen gehad. Ik heb er ook nimmer de helft van kunnen zeggen wat er in die meerdere Salomo te vinden is. Neen, het duizendste gedeelte van de heerlijkheid, schoonheid en dierbaarheid en van de zaligheid die er in en door Hem tot in eeuwigheid te vinden is, heb ik nog nooit aan anderen kunnen voorstellen. De koningin van Scheba is ook wel een rijke koningin geweest. Ze kwam ook met een zeer zwaar heir, met kemels, dragende specerijen en zeer veel goud en kostelijk gesteente naar Jeruzalem. Maar als ze de heerlijkheid en rijkdom van Salomo zag, is al haar rijkdom en heerlijkheid daarbij in het niet weggevallen. Och, ik hoop dat u zo Salomo in Zijn heerlijkheid eens zult mogen aanschouwen.

Geachte vriend, ik heb u naar de meerdere Salomo heen te wijzen. Niet op zo'n oppervlakkige wijze als dit zoveel gedaan wordt, maar ik heb u wel eerlijk te doen weten dat buiten Salomo eens alles als ongeldig en waardeloos voor u weg zal moeten vallen. In de waarneming van uw ellendige staat heb ik u dus ook niet op te bouwen en u maar een beetje moed in te spreken, buiten een aanwijzing van de enige weg der behoudenis om. U kunt niet genoeg om ware zielsontdekking vragen en om ook eens van Salomo te mogen horen aangaande de Naam des Heeren. Ik hoop dat ge ook eens al wat van uzelf is, zult mogen verliezen en met het grootste raadsel voor de ziel eens bij Salomo zult terechtkomen. De koningin van Scheba kwam tot Salomo om hem met raadselen te verzoeken. Weet ge wat het grootste raadsel voor de ziel moet worden? Wel, dat kan ik u met enkele woorden doen weten. Hoe zal God nu zonder krenking van Zijn recht zulk een schuldige zondaar nog genadig kunnen zijn? Dit raadsel kan Salomo voor u oplossen. Salomo verklaarde de koningin van Scheba al haar woorden, als ze tot hem sprak al wat in haar hart was. Toen was er geen ding verborgen voor de koning dat hij haar niet verklaarde. De meerdere Salomo lost het grootste zieleraadsel op en doet ons weten welk een volle zaligheid en welk een rijkdom van genade er in Hem te vinden is. En zo zullen we in Zijn heerlijkheid de heerlijkheid van de God van Israël aanschouwen. Dan blijft er ook geen geest meer in ons over. En dan zullen we tot een zelfde uitroep komen als de koningin van Scheba. "Omdat de HEERE Israël in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot Koning gesteld, om recht en gerechtigheid te doen”.

Ik moet nu nodig mijn brief afbreken. De inhoud mocht bij u een gewenste uitwerking hebben. Ons leven zal Christus moeten worden. Dan is het sterven ons gewin. Dan zullen de koningin van Scheba en de mannen van Ninevé niet tegen ons opstaan in het gericht. Mochten ze nu maar tegen u opstaan om u geen rust te geven buiten die meerdere Salomo.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's