Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONZE CATECHISMUS (III).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE CATECHISMUS (III).

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Catechismus spreekt van 3 stukken: 1. Het stuk der ellende; 2. het stuk der verlossing en 3. het stuk der dankbaarheid. Drie stukken, die we bevindelijk moeten leeren kennen.

De kennis der ellende neemt de eerste plaats in. 't Is te begrijpen, dat de mensch geen behoefte heeft of hebben kan aan de verlossing, zoolang hij onbekend is met den staat zijner ellende. Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn. En naar mate de krankheid ernstig van aard is krijgt de medicijnmeester waarde.

't Moet met onze geestelijke kwalen zeker zóó erg zijn, dat we het met huismiddeltjes niet meer kunnen stellen, maar Christus noodig krijgen tot verlossing.

Deze kennis is schriftuurlijk. Het stuk der ellende is gepredikt door den Heere Jezus. In Matth. 15:19 zegt Hij: „Want uit het hart komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasteringen."

Het hart des menschen is een wereld van ongerechtigheid. In Joh. 8:44 zegt de groote Meester: „Gij zijt uit den vader den duivel en wilt de begeerten Uws vaders doen". 't Is noodzakelijk, dat de mensch zijn duivelschen aard leert kennen, daar hij zoo geworden is door de zonde. Christus heeft onze onmacht gepredikt in Joh. 6:44: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke". En in Joh. 5:40 spreekt Hij van des menschen onwil, zeggende: „En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben".

En zoo is 't stuk der ellende geleerd door al de profeten en apostelen. 

Deze kennis is noodzakelijk. Zoolang de mensch den staat van zijn ellende niet heeft leeren kennen, is hij met zijn godsdienst rijk en verrijkt. Hij kan zich met zijn historieel geloof en gereformeerde belijdenis op de been houden.

Hij kan anderen leeren en beseft het niet, dat hij zelf verwerpelijk is. „Gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt". (Openb. 3:17).

Hoe noodzakelijk is het toch, dat we de diepte van onzen val en de verdoemelijkheid van ons bestaan leeren kennen. Onze oogen moeten gezalfd worden door Gods genade, om in te zien, hoe ongelukkig wij zijn geworden door de zonde, wat door niet één mensch gezegd kan worden.

Deze kennis is geestelijk. Dat de ellende, die op de wereld doorleefd wordt onbeschrijfelijk is, weten we wel. Denk maar aan de vele ziekenhuizen en krankzinnigengestichten. Onbeschrijfelijk is de ellende, die over de wereld gekomen is door den oorlog. Maar hiermede heeft de mensch nog geen geestelijke kennis van den staat zijner ellende. Het hart moet door den Heiligen Geest overtuigd worden van zonde. 't Gaat hier om onze innerlijke verhouding tegenover God. Door de zonde zijn wij vijanden geworden van God en Zijn wegen.

Deze kennis is een zaligmakende kennis. Zij is vrucht van de zaligmakende bearbeiding des Heiligen Geestes. Daar is een gemeene en een bijzondere of zaligmakende overtuiging. Met een gemeene overtuiging vlucht men van God af, gelijk Kaïn en Judas deden. Zulke menschen zijn blij, als 't over gegaan is, om weer rustig in de wereld voort te leven. En heeft dat niet plaats, dan komen zij in de wanhoop om.

Maar met een zaligmakende kennis wordt het een boetvaardig wederkeeren tot den Heere. Dit wil niet zeggen, dat de kennis van onze ellende ons 't genot der zaligheid doet smaken, maar dat het staat in verband met het leeren kennen van den Zaligmaker. Alleen in dezen weg kan de Heere Jezus waarde bekomen in ons hart.

Deze kennis is hartvernederend. Denk maar aan Efraïm, die met berouw mocht wederkeeren. Met zichzelf bekend gemaakt, gaat hij op zijn heup kloppen. De tollenaar durfde zijn oogen niet op te heffen en bleef achter in den tempel staan weenen en bidden.

Deze menschen zijn in het stof der verootmoediging. Zij kunnen het niet begrijpen, dat de Heere zulke ellendige zondaren als zij zijn, nog draagt en verdraagt. 't Is door deze menschen niet uit te spreken, hoe groot hun zonde en ellende zijn. Zij krijgen er steeds meer behoefte aan, het uit te weenen voor Gods aangezicht.

Deze menschen krijgen een geestelijke en bevindelijke kennis van den Heere Jezus. „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt." (Joh. 17:3).

't Woordje hoe doet ons altijd denken aan een geheim, dat ontdekt, aan een raadsel, dat opgelost, of aan een vraag, die beantwoord moet worden. Hoe groot onze zonden en ellende zijn, kan ons alleen door God bekend gemaakt worden.

Zonder Goddelijk onderwijs is het niet mogelijk, dat de mensch 't oordeel des doods en der verdoemenis kan leeren kennen en omhelzen. 't Is alleen mogelijk door de zaligmakende bearbeiding van Gods genade, dat hij een welgevallen kan bekomen in de straffen van zijn ongerechtigheden. Die vernedering des harten blijft voor den natuurlijken mensch een geheim, zoolang hij die bijzondere bearbeiding mist en zoo is 't ook met de geestelijke en bevindelijke kennis van den Heere Jezus.

In het tweede stuk van den Catechismus zal het behandeld worden, hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost worde.

t Is een geheim dat ontdekt moet worden. Daar zijn heel veel menschen, die met een historieele kennis van Christus denken zalig te worden. Hoe kan dat, daar zij kunnen weten, dat Agrippa de profeten geloofde en uitriep: „Gij beweegt mij bijna een Christen te worden"? Weten die menschen dan niet, dat we met een historieel geloof nog afkeerig zijn van Christus? Dat weten die menschen wel, maar in den grond der zaak houden zij toch het historieel geloof voor 't zaligmakend geloof. Als U die menschen vraagt: „Hoe hebt U Christus leeren kennen?" dan staat de wagen stil.

Toen Ruth uit Moab kwam en die onberouwelijke keus mocht doen, wist zij niet, dat er een Boaz en Losser was. Later is 't geheim, dat een familiegeheim was, haar pas ontdekt. Alleen degenen, die tot deze geestelijke familie behooren, leeren dit heilgeheim kennen. Toen de Heilige Geest het Evangelie voor U kwam te openen, is Christus U dierbaar geworden.

't Is een raadsel, dat opgelost moet worden. 't Is waar, dat God Zijn eeuwigen raad ons duidelijk geopenbaard heeft in de Waarheid, maar desniettemin is het een raadsel voor een verloren zondaar, die aan zijn verloren staat ontdekt is geworden, dat God nog met hem te doen kan hebben.

Dat raadsel kan de mensch met zijn verstand niet oplossen, gelijk de Filistijnen het raadsel van Simson niet wisten te verklaren. En het raadsel: „Spijze ging uit van den eter en zoetigheid ging uit van den sterke" was toch zoo eenvoudig. Hadden zij slechts gedacht aan de zoetste spijze en aan het sterker dier, dan was het raadsel opgelost geweest. Hoor maar: „Wat is zoeter dan honing? en wat is sterker dan een leeuw?"

Het raadsel, dat God met een verloren zondaar te doen kan hebben, moet door God zelf opgelost worden in ons hart. Dit doet de Heilige Geest, door 't Woord voor ons te openen. Dan is het ons duidelijk, dat we door den dood van Christus van onze zonden en ellende verlost kunnen worden, zonder de minste krenking van Gods deugden.

't Is een vraag, die beantwoord moet worden. De vraag: „Wat zullen wij doen, mannen broeders?" kwam bij de pinksterlingen op uit het radelooze hart.

„Zou er voor verraders en moordenaars nog kans zijn om zalig te worden?"

„Wij hebben Christus verworpen, tegen God gezondigd en Zijn volk bespot".

Deze godsdienstige menschen hadden jaar en dag Christus tegengestaan en Hem genageld aan het kruis. Zoo zijn wij allen van nature en niet anders. En toch hadden deze menschen met hun historieel geloof nog een Messiaansche verwachting.

Maar van den waren Messias waren zij afkeerig. En zoo zou 't gebleven zijn, zoo zij niet in heilige radeloosheid waren gekomen door de lieve werkingen des Heiligen Geestes.

Nu weten zij 't niet meer en vragen wat zij doen moeten. Nu komen zij langs den weg van waarachtige bekeering tot het geloof in Jezus Christus. God weet raad voor radelooze menschen.

Daar is niet alleen een geheim in het eerste en tweede, maar ook in het derde stuk: „Hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn".

Wie door genade kind van God geworden is, komt bij vernieuwing te staan voor een totale onmogelijkheid, met de vraag: „Hoe is het nu mogelijk om als kind van God te leven?" Wij hebben bij de genade, waardoor we Gods verlossende liefde mochten leeren kennen, genade noodig, om er mede in Hem te eindigen. Met onze bekeering en rechtvaardigmaking kunnen we niet leven als kind van God. Gelijk U door Christus kind van God geworden zijt, kunt U ook alleen door Hem als kind van God leven in ware dankbaarheid. Onze heiligmaking is in Hem. En wanneer we onze heiligmaking niet in Hem leeren zoeken en vinden, dan leven we een wettisch of een slordig leven. Het is alleen door Hem mogelijk, om te wandelen als kind des lichts te midden van een krom en verdraaid geslacht.

Naarmate we de verlossende liefde van Christus leeren kennen, worden we gaande gemaakt, den Heere er voor te loven en te danken. Die ziel spreekt zichzelf aan: „Vergeet ze niet, 't is God, Die z' U bewees".

De Schrift legt het zwaartepunt in de heiligmaking en zegt, dat niemand den Heere zal zien, zonder heiligmaking. Deze drie stukken kunt U duidelijkshalve Roeping, Rechtvaardigmaking en Heiligmaking noemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1946

Daniel | 8 Pagina's

ONZE CATECHISMUS (III).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1946

Daniel | 8 Pagina's