Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontstaan van ons PSALMBOEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontstaan van ons PSALMBOEK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VIII.)

Al hebben de psalmen van Datheen zich bijna twee eeuwen staande gehouden, en al zingt men ze in de Ger. Gemeenten in Zeeland nog, toch begon er in de achttiende eeuw zo langzamerhand verzet tegen te komen. Over de oorzaken hiervan zullen we zeer kort zijn. De voornaamste schijnt wel geweest te zijn, dat zijn tekst telkens tegen de melodie aanbotst wat het aqcent betreft, wat het zingen voor het volk er niet gemakkelijker op maakt. Datheen werd gedrongen door grote haast als gevolg van de vervolgingen. Zelf zegt hij in zijn voorwoord, dat menig gedicht hem als een ontijdige geboorte is afgedrongen geweest. Om kort te gaan: Men wilde een andere psalmberijming.

Op de Nationale Synode te Dordrecht in 1618 en 1619 werd er reeds over gesproken, echter geen beslissing genomen.

Anderen, die het met de psalmen van Datheen niet meer eens waren, en over de gaven beschikten, gingen zelf psalmberijmingen maken. De wijzen liet men echter onveranderd. Enkele bundels wil ik noemen:

1. Het boek der Psalmen" van Marnix van St. Aldegonde (1591.)

2. „De 150 Psalmen Davids, " van Jacob Revius (1640.)

3. „Het boek der Psalmen nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk in gebruik, " door het merendeels Doopsgezinde en Remonstrantse Kunstgenootschap Laus Deo, Salus populo (d.i. God de ere, den volke heil) (1760.)

4. „Davids psalmen, " door Hendrik Ghysen.

5. Een bundel van Johannes Eusebius Voet 1763, enz. enz., tientallen zijn er geweest.

Deze bundels werden in de kerken ook zo langzamerhand gebruikt. Het is zelfs voorgekomen, dat in één kerk gelijktijdig uit verschillende bundels werd gezongen. Dat kon, omdat de wijzen immers hetzelfde gebleven waren, de woorden verschilden echter. De één zong nu niet met de ander, maar tegen de ander, omdat deze naar zijn overtuiging een verkeerd boek had. De lezer (es) kan zich voorstellen, hoe eerbiedig dat geklonken zal hebben.

De toestand werd tenslotte zo onbehagelijk, dat niet alleen de kerkelijke vergaderingen, maar ook de Staten der Provincies zich ermee gingen bemoeien. Toen nl. J. E. Voet in 1763 met een complete berijming voor de dag kwam. vroegen de Staten van Zuid-Holland aan de Staten-Generaal de arbeid van Voet, geneesheer te 's-Gravenhage, te willen sanctioneren en het daarheen te willen leiden, dat de Staten van alle Provinciën zich hierbij zouden aansluiten.

De Staten Generaal verzochten daarop aan de Staten van alle Provincies afgevaardigden te willen benoemen voor een Staatscommissie onder toezicht van 2 afgevaardigden van de Algemene Staten. De commissie, bestaande uit 9 leden, is er gekomen en deze zou dus een nieuwe psalmberijming moeten maken.

Vol ijver toog ze in 1773 aan het werk. Na 21 vergaderingen in het Mauritshuis te 's-Gravenhage was het werk klaar. Men had de Psalmen niet opnieuw uit de grondtalen vertaald en berijmd, maar de reeds bestaande verzen genomen uit de bundels van Johannes Eusebius Voet, van het kunstgenootschap Laus Deo, Salus Populo en van Hendrik Ghijsen, als zijnde de beste bundels die er bestonden. Deze 3 namen vindt U voorin ieder psalmboekje met de nummers van de Psalmen, die uit hun bundels zijn overgenomen. Ook vindt U voor in ieder psalmboekje een verklaring van bovengenoemde Commissie, ondertekend door de 9 leden (de provincies Brabant en Limburg bestonden toen nog niet.)

Op last van de Algemene Staten, werd deze berijming officieel ingevoerd op 1 Januari 1775. Deze berijming hebben we nu nog. Men houde dus goed in het oog, dat in 1773 geen nieuwe wijzen werden gemaakt, alleen maar nieuwe woorden. Trekken wij nu onze 3e conclusie:

De wyzen van onze psalmen zijn van Bourgeois en Maitre Pierre uit de gemeente van Genève in Calvijns tijd; de woorden zijn er door toedoen van dë Staatscommissie van 1773.

In de nieuwere psalmboekjes staan de namen Bourgeois en Maitre Pierre boven de psalmen, waarvan ze de wijzen hebben gemaakt. Alleen de melodieën van de psalmen 15, 36 (68), 91, 103 en 104 zijn van de Straatsburgse componist Greiter.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1949

Daniel | 8 Pagina's

Het ontstaan van ons PSALMBOEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1949

Daniel | 8 Pagina's