Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Van der Groe over het Geloof

Om Theodorus van der Groe te leren kennen als dogmaticus kan men het best beginnen met een werkje, dat getiteld is: „Beschrijvinge van het oprecht en zielzaligend Geloove. Nevens eenige brieven van jacob Groenewegen, Adriaan van der Willigen en Theodorus van der Groe, waarin deze stoffe breeder behandelt en van de twee laatsten tegen den eersten wederlegt en verdedigt worden."

Alleen al door het noemen van deze uitvoerige titel zitten we midden in een 18de eeuwse pennestrijd, die talrijke gemoederen in beroering heeft gebracht. Daarom zullen we cleze polemiek eerst iets nader toelichten.

In 1742 (hij stond toen nog slechts korte tijd te Kralingen) deed Van der Groe zijn „Beschrijvinge van het oprecht en zielzaligend Geloove" het licht zien. Het is een werkje vaii zeer bescheiden omvang, waarin hij vooropstelt, inzake de leer van het geloof niets anders te gevoelen, dan wat de Heid. Cat. in Zondag 7 uitdrukkelijk leert. En daar hij overtuigd was, dat cle theologen van de Reformatie een grondige kennis van het geloof bezaten, wenste hij zich daarbij aan te sluiten, terwijl het hem niet ontging clat er verschillen waren tussen cle oude en de nieuwere theologen.

Waar het eigenlijk om ging, zegt Van der Groe met de volgende woorden: „Ik wil niet verbergen, clat ik tegen die stelling, clat namelijk in Zondag 7 niet het eigenlijke wezen, maar alleen het welwezen des geloofs beschreven wordt, zeer vele, en naar mijn gedachten allergewichtigste en onoplosbare zwarigheden heb in te brengen." Na vervolgens zes van deze „zwarigheden" te hebben opgesomd, wijst hij op een in 1613 te Delft gehouden conferentie over het se-O O loof, waarop cle rechtzinnige theologen tot cleze volgende konklusies kwamen: „Hiertegen verwerpen wij als onschriftmatig en strijdig tegen onze Confessie

en Catechismus: le Dat de mensen kunnen zalig worden door een geloof, hetwelk is zonder kennis van cle persoon en van cle verdiensten

van Jezus Christus. 2e Dat tot een ivaar geloof niet vereist wordt een vast vertrouwen, waardoor de gelovige zich verzekerd houdt, clat hem al zijn zonden om cle voldoening van Christus vergeven zijn."

Dan gaat Van der Groe zelf verder: „Nu meen ik, clat hieruit op het klaarst blijkt, dat het gelóóf der verzekering nog anno 1613 het algemeen aangenomen geloof van onze gereformeerde kerk geweest is; en clat een geloof zonder verzekering en vast vertrouwen des harten, toen als een Remonstrantse dwaling openlijk is verworpen." Hij nodigt daarom zijn tegenstanders uit „om voor God en de wereld rekenschap te geven van hun zo openlijke afwijking van het allerfundamenteelste punt van onze gereformeerde leer, en wat hen beweegt om nu zo te arbeiden tot opbouwing van dat al lang veroordeelde, onschriftuurlijke, Remonstrantse dwaalgeloof."

De eerste reaktie op Van der Groe's geschrift kwam van Jacob Groenewegen. Hij was geen theoloog, maar wel een theologisch goed ondergelegde „leek", die verschillende dogmatische geschriften het licht heeft doen zien. Het meest is hij echter bekend geworden door een bundel geestelijke gezangen, getiteld: „De lofzangen Israëls, waaronder de Heere woont." Het eerste deel van cleze bundel staat op naam van zijn broer Johannes Groenewegen, die van 1739 tot 1764 predikant te Werkendam is geweest.

Deze Jacob Groenewegen nu heeft over Van der Groes „Beschrijvinge van het Geloof" uitvoerig gecorrespondeerd met Adriaan van der Willigen te Rotterdam. Deze Van der Willigen hebben we al eerder ontmoet, namelijk als cle „vermaarde koopman", die de theologische studie van Alexander Comrie heeft helpen bekostigen.

Groenewegen had verwacht, dat zijn vriend Van der Willigen het met hem eens zou zijn, doch dat viel anders uit. Van der Willigen nam het voor cle predikant van Kralingen op en verdedigde diens visie op het geloof. Uiteraard kunnen we hier niet uitvoerig op deze briefwisseling ingaan. Groenewegen verwijt Van der Groe, dat hij „de kleintjes in de genade vertrapt", een beschuldiging die

altijd wordt gericht aan het adres van hen, die de nadruk leggen op de verzekering des geloofs! Daarbij zijn zijn brieven op een hooghartige, laatdunkende toon geschreven. De eerste eindigt met de veelzeggende woorden: „Mijnheer, gelooft toch niet dat zo weinigen als dien heer (Van der Groe) zich verbeeldt, Gods volk zijn. God heeft nog een volk in Nederland, maar dien heer zal hen bitterheid aandoen."

Aanvankelijk heeft Van der Groe niet op de beschuldigingen geantwoord. Pas later heeft hij zich in een zeer uitvoerige brief verdedigd. Doch daarover een volgende maal D.V.

Rectificatie.

In ons vorige artikel stond, dat Th. van der Groe op 16 december 1705 te Zwammerdam is gedoopt. Dit moet zijn 16 september 1705.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1960

Daniel | 8 Pagina's

Theodorus van der Groe

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1960

Daniel | 8 Pagina's