Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tale Kanaäns

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tale Kanaäns

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de moderne predikanten van onze tijd heerst een streven naar populariteit. „Om dominee te zijn, moet men juist blijk geven, geen dominee te zijn", schreef een Gereformeerd predikant. Dit komt ook tot uiting in de kleding. De dominee kleedt zich niet meer in stemmig zwart, maar nog gewoner dan de gewone burger: men moet hem in geen geval als dominee herkennen.

En dan de taal: geen tale Kanaans, alstublieft niet. In de preek moet iets voorkomen over de belastingen en de bewapening en aan het slot iets uit de sportwereld. Overdreven? Helemaal niet. Ik heb er de bewijzen van.

De periode van een Schriftuurlijke tekstverklaring en een thema van drie punten is allang voorbij. De titel van de preek moet een soort slagzin of een pakkende reclame zijn.

In een Kerkbode van een niet nader te noemen Gereformeerde kerk van een nog minder te noemen predikant komt werkelijk byzarre taal voor. Daardoor tracht die predikant zich populair te maken, vooral onder de jonge mensen. Dat heet dan „gedurfd". Wij noemen het liever profaan. Hoewel het een huiverige bezigheid is, wat van hem over te nemen, wil ik ter illustratie toch enkele dingen noemen. Zo komt in een meditatie de volgende zin voor: „De jongste dag is zo'n beetje hetzelfde als St. Juttemis, wanneer de kalveren op het ijs dansen". Gruwelijk om op deze wijze te spreken over de dag der dagen, wanneer de Rechter van hemel en aarde op de wolken zal komen, om te oordelen de levenden en de doden. Die dag zal wat anders openbaren: daar zal geen humor zijn, maar kermen en wenen: bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons. Zeker, aan de andere zijde zal er blijdschap zijn bij dat volk, die hier zo vaak in banden des doods zaten, dat ze nu eeuwig bij hun Goël een Losser zullen zijn en in zullen gaan in de vreugde des Heeren — maar deze dominee kon beter benadrukken hoe schrikkelijk het zijn zal, zonder waarachtige wedergeboorte zonder een Borg en Middelaar, te vallen in de handen van de levende God. De schrik des Heeren mocht dan bewegen tot zaligheid.

De dominee, waar ik het nu over heb, heeft ook een boek geschreven. Het heet: „De humor van de Bijbel." Ik zal eens enkele titels van hoofdstukken noemen: „Gemeente, laat ons lachen", „Bijbelse binnenpret gevraagd", „Jezus geamuseerd". Hier wordt het heilige omlaag gehaald. De Goddelijke personen worden hier verlaagd tot het menselijke vlak. Erger nog, in sommige opzichten zou men zo over zijn medemens niet durven schrijven of spreken. De Heere zegt zo in Zijn Woord: „Gij meent, dat Ik ten enenmale ben gelijk gij" en die veroordelende uitspraak is hier wel van toepassing. Wij moeten dergelijke geschriften maar uit onze huizen weren; als er nog iets van teerheid of ontzag tegenover de majesteit Gods en tegenover Zijn Christus in ons is — van die Heilige, waarvan wij nergens lezen, dat Hij gelachen heeft, maar wel heeft geweend — het zou erdoor kunnen worden weggewist en we zouden door het banale van zo'n woordkeus kunnen worden besmet.

In een ander jeugblad van een onzer Vaderlandse Kerken wordt de gelijkenis verteld over de rijke man en de arme Lazarus. Ik heb het verhaaltje hier naast mijn schrijfmachine liggen en ter illustratie wil ik ook dit overnemen. Er staat boven: „De rijke vrek en de arme Lazarus". Het wordt als volgt verteld: „Er was een rijk man, die gekleed ging in een duur kamgaren maatcostuum, dassen van zuivere zijde droeg en elke dag een feestmaal hield. In blik en diepvries was voor hem voedsel te over, hij had tabletten tegen hoofdpijn en als hij iets onaangenaams voelde, kwam ijlings een arts. Zijn zonen en dochters deelden in alles mee en 's avonds aten zij nog patat, gehakt, croquetten, chocolade en ijs; ook rookten zij naar hartelust.

En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, blind, onder de uitslag en met gezwollen oedeemvoeten, die vaak op hun televisiescherm verscheen of in close up op de frontpagina van hun avondblad stond en die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; hij had geen enkele arts, zelfs kwamen de muskieten om zijn wonden te irriteren en gluurden ratten op het lichaam van zijn kind, dat in een goot de hongerdood stierf Voor het vervolg: ie Lukas 16 : 21—31."

Hier houdt dit fraais op. Waarom eigenlijk? Waarom wordt er nu niet verder verteld? Ik denk zo, dat de verteller met de toepassing geen raad weet, niet weet, hoe hij dat moet populariseren. Dat valt ook niet mee, als je met boter op je hoofd in de zon loopt.

Vroeger hebben we ons geërgerd over die man, die door de straten van onze steden liep met het beruchte reclamebord, waarop men lezen kon: Er is geen God, of iets dergelijks. Maar is dit minder erg? En dergelijke taal kan men ook beluisteren op „Calvinistische" preekstoelen.

Staan we zover van onze beminde Statenvertaling af, dat we die taal niet meer kunnen volgen? Dan wordt het droevig. De geestelijke taal der ouden was scherp en bondig. Men zie maar de oude schrijvers. Al zijn wij kinderen van een nieuwe tijd, laten wij hun zeg-en spreekwijzen niet verachten, maar er ons liever in verdiepen.

Als de oudjes op de conventikelen bij elkaar waren, hadden ze soms ook van die typische uitdrukkingen, maar met een diepe achtergrond. Zo sprak eens een oudje op een gezelschap van het „Beweegrad". Wij kennen dat woord niet meer, maar dat volkje verstond elkaar. Als hij dan over het „Beweegrad" sprak, smolt de man weg in tranen over het wonder, dat God van eeuwigheid bewogen was geweest om op hem neer te zien, die niet beter maar slechter was dan zoveel anderen, die de Heere voorbijging. „Mij, de grootste der zondaren is barmhartigheid geschied". Dat „waarom" kon hij niet klein krijgen, daar zal de eeuwigheid voor nodig zijn om dat uit te wonderen.

De ene kool vuurs stak bij die gelegenheid de ander wel eens aan. Vereend van geest zong men dan: 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen".

Ze heffen nu die jubelzang hierboven reeds lang aan; hun sprake hier op aarde mochten we door genade maar le-

ren nastamelen. De taal Kanaans zullen we toch hier moeten leren. „Al komt dat volk uit verre landen, hun harten vloeien saam ineen". Of, zoals Groenewegen zingt:

„We hebben 't zelfde ondervonden, Elk praat uit des anders hart, EEN VAN TAAL, en spraak en gronden, Ene blijdschap, ene smart".

Ds. E. G. van Teylingen houdt zich ook bezig met de moeilijkheid van de taal van cle verkondiging in zijn brochure „De dominee en zijn preek". „Er is nog een angst", zo schrijft hij, „die ons predikanten tegenwoordig telkens weer op het lijf wordt gejaagd nl. dat de moderne mens, ook de kerkmens, de Bijbelse grondwoorden niet begrijpen zou, zoals genade, zonde, gerechtigheid, heiligheid, verbond, verzoening enz. Daardoor zou onze lerende taak buitengewoon verzwaard worden. En de vraag komt op, of eigenlijk de hele Bijbel niet in een ander idioom moet worden overgebracht, nl. in het onze van vandaag. In bijzondere zin zou dit natuurlijk ook aangaan de bewoordingen van de Catechismus met het oog op een vruchtbare wijze van catechiseren". Ds. van Teylingen vervolgt: „Er kan immers geen sprake zijn, dat het Evangelie anders gebracht zou kunnen worden dan met gebruikmaking van Bijbelse grondwoorden. Men kan die woorden toelichten, maar ze niet vermijden. Achter de apostelen van de Heere aan kunnen we hun woorden tot op zekere hoogte vertalen, maar we kunnen hun woorden niet verbeteren. De betekenis van de Bijbelse grondwoorden moet eenvoudig door elke generatie weer geleerd worden. Daar zit op zichzelf niets beangstigends in. Daarom heeft de prediking zijn gemeenplaatsen, die niets met taalsleur te maken hebben. Het zijn in die zin gemeenplaatsen, dat wat ze zeggen, aan alle hoorders gemeen moet worden, een communaal bezit. Het onbegrip schuilt niet in het hoofd, maar in het hart; en dat is in alle generaties zo geweest. En onze prediking moet het voertuig zijn voor deze Bijbelse grondwoorden in hun openbarings-geladenheid, n.l. die van het geopenbaarde mysterie. Overigens zij de taal van de verkondiging modern beschaafd Nederlands. Modern en beschaafd kan heel best samengaan. Het is dwaasheid te menen dat de jonge mens de gangbare taaiverruwing op de kansel begeert. Hij voelt zich dan voor 't minste lichtelijk genegeerd. En soms „genomen", omdat hij cle gedachte niet van zich af kan zetten, clat hij met neerbuigendheid wordt behandeld". Aldus ds. van Teylingen.

Inderdaad bestaan er in de 20ste eeuw geen redenen om de taal van de 17e eeuw op de preekstoel te bezigen. Die taal is niet beter, omdat onze Statenbijbel er in vertaald is of omdat onze vaderen die taal gebruikt hebben in hun theologische werken, want indien ze nu leefden, zouden ze onze taal van nu gebrui-

ken. Kanselstijl moet m.i. een eenvoudige en toch waardige woordenkeuze zijn, omdat het Woord van God eenvoudig en tegelijk verheven is, een taal, die wij iedere zondag vanaf de kansel kunnen beluisteren. Alle uitwas op dit gebied en het streven naar een te geforceerde populariteit, waarin we u in dit artikel enkele voorbeelden hebben gegeven, moeten we afwijzen.

De apostel heeft ergens gezegd: „Laat uw rede altijd in aangenaamheid zijn, met zout besprengd, opdat gij weet, hoe gij een iegenlijk moet antwoorden".

En dat woord geldt ook vandaag aan de dag nog voor de mensen van de 20ste eeuw.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1963

Daniel | 8 Pagina's

Tale Kanaäns

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1963

Daniel | 8 Pagina's