Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VONNIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VONNIS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

En nu het vonnis. Dat vonnis is niet, dat de zondaar vrij en onschuldig is, van alles, waarvan hij is aangeklaagd. Neen, het staat vast, dat de aangeklaagde al Gods geboden heeft overtreden. En toch geschiedt er, wat in de Catechismus zó staat, dat God nochtans de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent en op grond daarvan de beklaagde vrijspreekt. Waarvan vrijspreekt? Van schuld en straf. Eerst van schuld. God spreekt deze zondaar vrij van alle zonden. Let hierop, hoe geweldig de rechtvaardigmaking is. In de vrijspraak is niet één zonde uitgezonderd. Zij betreft de zonde voor en na de bekering, voor en na de doop, erf-en dadelijke zonde. Deze vrijgesproken zondaar zal nimmer om enige van deze onder de verdoemenis komen. Het is een volkomen kwijtschelding van alle zonden en daardoor van alle schuld. De vrijgesprokene wordt gerekend evenals had hij nooit zonde gehad of gedaan. Hij wordt zelfs gerekend, als had hij al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hem volbracht heeft. Hoe zalig is dit volk, wiens ongerechtigheden vergeven en wiens zonde bedekt is. Het is opmerkelijk in de Schrift, hoe ruim daar gesproken wordt van de grootheid der vergeving. Daar zijn tenslotte zonden, die geweldig zijn in grootte of in getal. Maar de Heere wil blijkbaar bij Zijn volk alle vrees wegnemen, dat er toch wel enige zonde over kan blijven. Dus lezen we: , A1 waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol" (Jes. 1 : 18).

Maar zou de Heere ze ons nooit meer voor de voeten werpen? Zijn die zonden geheel en al uitgewist, alsof ze nooit opgeschreven waren? Zo is het. De Heere verzekert: , Ik delg uw overtredingen uit als een nevel, en uw zonden als een wolk." Die lossen óp in het niets, zegt dus Jesaja 44:22. En in Micha 7:19 kunnen we lezen: , Hij zal zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen." Dat dempen is in de grond laten verzinken door er telkens weer over te lopen. Daarvan zingt Psalm 103: , Zo ver het west verwijderd is van 't oosten, zover heeft Hij, om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonden weggedaan." Maar zouden er dan geen nieuwe zonden kunnen komen, die het oordeel en de vloek Gods opnieuw in werking zetten? Neen, zegt de Heere: , Ik heb gezworen, dat Ik niet meer op u toornen noch u schelden zal" (Jes. 54:9). Wat is schelden? Schelden is straffen. Kastijdt de Heere dan niet, dien Hij liefheeft? Altijd nog, maar niet in rechterlijke, wel in vaderlijke toorn. Behoort er nog meer tot het vonnis? Daar behoort ook toe, dat de Heere in het vrijsprekend vonnis de mens maar niet laat gaan in zijn eigen wegen, doch hem een recht toekent op het eeuwige leven. Als de mens gerechtvaardigd is, wordt hij een erfgenaam van het eeuwige leven, zoals in Titus 3 : 7 staat: Opdat wij. gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens." Deze tekst zegt, dat de gelovige vrijgesproken is van schuld en straf en dat de bewerkende oorzaak hiervan de genade van Christus is. Daarom zijn ze nu erfgenamen van het eeuwige leven, in overeenstemming met de hoop, die in de harten der kinderen Gods leeft. Daarvan zegt Rom. 5 : 5, dat de hoop niet beschaamt.

De ene weldaad zit aan de andere vast. Van de tijd af. dat de gelovige vrede ontvangen heeft door het bloed des kruises en door de vrijspraak in de consciëntie en de vergeving ontvangen heeft, heeft hij een gegrond recht om God als zijn Vader te zien en de hemel als zijn vaderland en erfdeel te verwachten. De gelovige immers is volgens Rom. 8:17 een erfgenaam Gods en een mede-erfgenaam van Jezus Christus.

Een goed vonnis echter moet op de wet rusten. De vrijspraak kan niet zomaar gegeven worden. God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Het wordt in onze dagen maar al te veel geprobeerd om het recht onder tafel te werken en op te bergen in de grafkelders van de kerk, om alleen van de liefde Gods te spreken. Als het echter gaat om de rechtvaardiging in de consciëntie, gaat het om een rechtvaardige uitspraak, waaruit blijkt, dat Sion door recht verlost wordt. Als God geen liefde zou zijn, waren wij mensen verloren, doch als God geen recht is, dan is God verloren.

Wat is nu het fundament van dit vonnis? Dat fundament is niet te vinden in iets, dat de mens gedaan heeft of doen kan. Alle roem is uitgesloten. De vrijspraak rust heel beslist niet op des mensen goede werken. De mens, die gerechtvaardigd wordt, komt aan God voor als een goddeloze in zichzelf. Daarvan zegt Rom. 4 : 5: Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid."

Heeft het geloof dan iets verdienstelijks? Neen, het geloof is de ledige hand, die de genade aanneemt. Het werk Gods is de enige grond van het menselijk heil. Het geloof richt zich op dat werk Gods. Het is geen rechtvaardigmaking van de gelovige, maar van de goddeloze. Het geloof wordt de mens niet toegerekend als menselijk werk of verdienste, maar hetgeen het geloof beoogt en aangrijpt, nl. het werk van Christus, de genade Gods, dat wordt de mens toegerekend. De mens komt aan God voor als een goddeloze. Doch deze goddeloze werd door Christus aangegrepen en hij greep de Borg aan. Nu wordt aan de mens toegerekend, hetgeen hij van zichzelf niet bezit. Hetgeen wordt toegerekend ligt niet in het geloof, maar in hetgeen door het geloof wordt aangegrepen.

Wat wordt er aangegrepen? Christus wordt aangegrepen door het geloof. Zo is het vonnis gegrond op de volmaakte genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus. Paulus toont dit aan in Rom. 3 : 24—26: En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is; Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods. Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in deze tegenwoordige tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is."

Wij leren hieruit, dat de goddeloze vrijgesproken wordt niet op grond van werken der wet, doch van 's mensen kant gezien: om niet. Grond en oorzaak der vrijspraak is de genade, de weg en het middel is de verlossing in Christus Jezus. Die genade Gods is niet alleen Zijn gezindheid, doch bovenal de gave van Zijn Zoon. Heel de rechtvaardigmaking berust op het handelen Gods tot heil van de zondaar. De verlossing betekent letterlijk: vrijkoop. Christus heeft voor de verlossing, d.i. voor de vrijkoping, een dure prijs moeten betalen. God spreekt de zondaar vrij, nadat Hij met Zijn Zoon rechterlijk heeft gehandeld. In de kruisdood is het gericht over de zondaar voltrokken. Vers 25 zegt dat Jezus het zoenmiddel is, d.w.z. het middel om de zonde voor God te bedekken en uit te wissen.

Hoe krijgt men deel aan de vruchten van de kruisdood? Door het geloof.

Waarin bestaat de kracht van de verzoening, van het zoenmiddel? In het bloed. De dood van Christus is een zoenoffer. God loopt over de zonde niet zo maar heen. In de dood van Christus betoont Hij Zijn gerechtigheid. De zonde kon niet onverzoend en onbedekt blijven voor Gods oog. God handelt richtend en straffend aan de Zoon. Nu kan Hij de gerechtigheid om niet aan de gelovende zondaar schenken. Door de zonden aan Zijn Zoon te straffen, maakt God de weg vrij om ze niet aan de zondaar te straffen. God heeft met Christus de zonde van Zijn volk afgerekend. God blijft een God van het recht. En toch spreekt Hij de goddeloze vrij. Het merkwaardige is hierin, dat deze rechtvaardig wordt vrijgesproken, want God straft de zonde niet tweemaal. Dat zou niet rechtvaardig zijn. In Christus ligt alzo de grond van de vrijspraak. Want in de Borg ligt voor allen, die in Hem geloven, de verzoening der zonden en de grond voor de rechtvaardigmaking. Die vrijspraak krijgen zij om niet, door het geloof mogen zij zich die toeëigenen.

De grond van het vonnis is gelegen in de lijdelijke en in de dadelijke gehoorzaamheid van Christus. Al wat de Heere Jezus gedaan heeft tot zaligheid van dat volk. dat Hem van de Vader gegeven is, wordt elk. die in Christus is, toegerekend. Daarom is er geen verdoemenis voor de-

genen, die in Christus Jezus zijn, doch vrijspraak. Het zal voor ieder duidelijk zijn, dat de lijdelijke gehoorzaamheid of gerechtigheid ziet op wat de Heere Jezus geleden heeft gedurende Zijn ganse leven, doch inzonderheid aan het kruis. Daardoor worden zijn gunstgenoten gerekend alsof zij nooit zonde gehad noch gedaan hadden. Zij worden dus vrijgesproken van schuld en straf.

Doch nu het andere. Ook de dadelijke gehoorzaamheid of gerechtigheid van Christus wordt aan het volk Gods toegerekend. Daardoor komen zij voor God te staan als zulken, die gerekend worden als hadden zij zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hen volbracht heeft. Die dadelijke gehoorzaamheid is immers alles wat Christus gedaan heeft in de onderhouding van de geboden. Zo is het vervuld, wat de profeet Jesaja sprak: , , de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden." De apostel Petrus schreef: , , U dan, die gelooft, is Hij dierbaar." Het is te begrijpen, dat ook de weg der genade dierbaar is. God heeft Zijn gerechtigheid ten volle gehandhaafd. De beide eisen van de wet om te doen en te lijden werden voldaan. Al de deugden Gods werden verheerlijkt. Zo blijft God rechtvaardig als Hij rechtvaardigt de zondaar, die uit het geloof in Jezus is. De Heere als Rechter heeft Zijn troon gevestigd op de twee pilaren van gerechtigheid en gericht: de gerechtigheid is voldaan door oefening van gericht aan de Borg. Zo kan de laatste zeggen: „Laat deze niet in het verderf nederdalen. Ik heb verzoening voor Hem gevonden." Dit is het vonnis en de gronden er van. Ik denk nog één keer uw aandacht nodig te hebben voor de bekendmaking van dat vonnis in de consciëntie.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET VONNIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's