Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS Les 46

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS Les 46

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK III/IV.

Artikel VIII.

„Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven de rust der zielen en het eeuwige leven.”

We hebben al opgemerkt, dat de D.L. zijn gekomen tot de behandeling van de HEILSORDE, waarin de eerste schakel is de ROEPING.

Duidelijk heeft zij in ’t licht gesteld de totale verdorvenheid van de mens tegenover de dwaalleer van de remonstranten.

Nooit zal de mens door en van zichzelf enige goede vrucht voortbrengen. Daartoe is noodzakelijk de krachtdadige wederbarende kracht van de Heilige Geest. Maar.......... dat doet Hij middellijk door de verkondiging van het Evangelie naar Gods Woord en onze Heidelbergse Katechismus, Zondag 25 vr. 65. Het is de verkondiging van de „verborgenheid van Zijn wil”, die in het Oude Testament aan weinigen ontdekt is en aan meer mensen in het Nieuwe Testament is geopenbaard, zoals artikel VII aangeeft.

De bekendmaking van die openbaring van Gods wil tot zaligheid van zondaren is in het Nieuwe Testament ruimer dus gesteld dan in het Oude Testament. Want Christus heeft Zijn discipelen opgedragen, het Evangelie te verkondigen aan alle volken. Dat is dus ook aan heidenen.

Zo wilde God, dat aan ieder volk en aan ieder mens het Evangelie zou gebracht worden. Vele volken hebben het Evangelie nog niet gehoord. Daarom is het zendingswerk noodzakelijk onder de heidenen.

Dit was ook gebonden op het jeugdig hart van dat slavinnetje, in de dienst van Naäman’s vrouw. Zij mocht haar meester heenwijzen naar de profeet van Israël en in hem naar de God van Israël, tot diens genezing. Ook zal eens de WEDERKOMST van Christus eerst dan plaats hebben, als het Evangelie alle volken zal zijn verkondigd.

Welnu, zo is het enerzijds een heerlijke taak, welke de kerk heeft, maar het is ook voor ons, die onder het Evangelie mogen verkeren, een zeer onderscheiden en groot voorrecht ! Zijn wij beter ? O neen ! Het is onverdiend. Hoe lang moogt u er al onder verkeren ?

Waar heeft het u gebracht ?

Het is dààrom zulk een verwaardiging om onder die Evangelie-verkondiging gebracht te zijn en er onder te mogen verkeren, omdat „God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen.” „Ernstig en waarachtiglijk” !

Ja, want er is een eeuwigheid aan verbonden: een „eeuwig wel of een eeuwig wêe”

Het „ernstiglijk” en „waarachtiglijk” wijzen op de BEWOGENHEID Gods. Want God hèèft geen lust in de dood des goddelozen, volgens Ezechiël 33 : 11.

Wanneer de Heere zondaren door middel van Zijn Woord roept, dan meent God dat. Wat ? Wel, het behoud van de zondaar.

Ja, maar dan toch het behoud van de UITVERKOREN zondaar !

We hoorden eens iemand ’t alzo stellen. Men legde deze mening er ìn. En velen met hem. Maar berust deze gedachtegang niet op „veronderstelling” ? Ja, dat doet men ook bij de doop. D.w.z. dat men kinderen doopt op grond van veronderstelde „uitverkiezing”. Daartoe moet men wel komen om namelijk dit standpunt te kunnen handhaven.

Iets anders is, dat alleen de uitverkorenen zullen delen door wederbarende genade in de DEELACHTIGMAKING van Gods beloften. Maar de aanbieding van het heil door de bekendmaking van het Evangelie geldt een ieder, tot wie het Evangelie komt. Dat is dus de UITWENDIGE zijde van deze roeping door het Evangelie.

En God meent dit.

Hij verklaart het zelfs met ede: „Zo waarachtig als Ik leef !”

Ja, onze vaderen belijden: „Het is Gode aangenaam”, namelijk, dat de „geroepenen tot Hem komen.”

O ! Hebt u daarvan wel eens iets mogen beseffen, lezer(es) ? Bent u er onder weggezonken vanwege het grote onderscheid, dat de Heere met ons maakt boven de heidenen, die nog niet van het Evangelie gehoord hebben ? .............. Waarom wij wèl ? Ja, „Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen.”

Stond Jezus eens niet wenend voor Jeruzalem, toen Hij deze ontroerende woorden uitsprak: „Och, of ge ook bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient !”

Onze vaderen bedoelen met dit „ernstiglijk”, dat God zulks meent !

En dàt wordt door de remonstranten juist betwist.

Zij redeneren aldus:

Wanneer God in Zijn Woord roept tot geloof en bekering, maar dat Hij dit geloof en die bekering niet geeft ondanks het feit van de aanbieding van het heil, dan strijdt dat met elkaar. Met eerbied gezegd - alzo men meent: houdt God dan niet een slag om Zijn arm met dit aanbod ? En is zulks dan geen „geveinsdheid” ?

Ach, wanneer wij, mensen, ònze menselijke maatstaven aanleggen om Gods doen te begrijpen en te verklaren, dan denkt de mens nog wel meer critiek tegen Gods raad te kunnen aanbrengen. Maar wàt schrijft de apostel in Romeinen 9 : 19 en 20 ?

„Gij zult dan tot mij zeggen: wat klaagt hij dan nog ? Want wie heeft Zijn wil wederstaan ? Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt ? Zal ook het maaksel tot Degene, Die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt Gij mij alzo gemaakt ?”

O, God meent, wat Hij zegt ! Maar dat hangt niet af van de uitkomst ervan. Ook hangt de ernst van Gods beloften niet af van ònze aanvaarding derzelven. Dit geldt ook van God’s bedreigingen, welke Hij geeft bij Zijn beloften.

Och, hield men zich aan Schrift en belijdenis ! „Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen.” Met dit ernstiglijk roepen door het Evangelie maakt God Zich anderzijds ook vrij van de mens. Men zal nooit kunnen zeggen: Heere, ik heb ’t niet geweten.

Neen ! Het is de onwil van de mens. Heeft de Heere Jezus niet Zelf gezegd tot de farizeën: „En gij wilt tot Mij niet komen, opdat ge het leven moogt hebben.”

En dit geldt ieder, die op zo grote zaligheid geen acht geeft. Zullen eens diè niet met dubbele slagen geslagen worden ?

Nog eens ! Neen, het is van God geen geveinsdheid, met eerbied gezegd, wanneer Hij wèl allen roept door het Evangelie, maar het geloof alleen de uitverkorenen schenkt. Want het geloof is een „gave Gods”. (Efeze 2 : 8.)

Het oprechte geloof is vrucht van de wederbarende werking van de Heilige Geest. Welnu ! Daarom moet de UITWENDIGE roeping of beter: de uitwendige zijde van Gods roeping door het Evangelie, worden een INWENDIGE, krachtdadige roeping. En deze geschiedt door „Woord èn Geest”.

Het is de Heilige Geest, Die het Woord komt toe te passen aan het hart van de zondaar. En deze inwendige roeping is „onberouwelijk”. Rom. 11 : 29.

Neen ! De aanbieding van de zaligheid in het Evangelie tot allen bedoelt daarom niet, tot de gemeente te zeggen: „Je kunt dan ook jezelf bekeren en door jezelf geloven”. Helaas ligt dat wel eens opgesloten in het sterke aandringen van de eis der bekering, al zegt men rechtzinnig, dat de mens zichzelf niet kan bekeren. (Over het wegschuilen achter de onmacht om te geloven en zich te bekeren hebben we ’t gehad in onze verhandeling van de D.L.)

Neen ! De prediking dient duidelijk aan te geven, wat Gode AANGENAAM IS, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. En in het Evangelie belooft God ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven de rust der zielen en het eeuwige leven, zo lezen we in ons artikel.

Christus verzekert ook aan hen, die tot Hem komen: „En die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.”

„Die tot Hem komen”.

Dat houdt dus in, dat wij ver van God zijn wegens onze diepe val en onze natuur-staat. O, hoe groot is onze onwil en onze afkerigheid van het Evangelie ! We zijn in feite vijanden van onze zaligheid. Want hoe lang heeft de Heere al geroepen en staan kloppen op de deur van ons gesloten hart. Ook dàt kloppen getuigt ervan, dat wij God buiten de deur van ons hart hebben gesloten. Zijn we dan niet waardig, dat God voor eeuwig onze deur had voorbijgegaan ?

Onze bekering is Gode aangenaam. O, smeek Hem: „Heere, bekeer GIJ mij, zo zal ik bekeerd zijn.” Heeft de Heere ergens in Zijn Woord verboden, zò tot Hem te komen ?

Ja maar, zo zult u mogelijk nog weer vragen, Gods beloften zijn toch alleen voor de uitverkorenen ?

O zeker, er zijn beloften voor de uitverkorenen. „Uw brood zal zeker en uw water gewis zijn.” (Jes. 33 : 16)

Hij belooft de treurenden vanwege hun zonden: „Sieraad voor as en vreugdeolie voor treurigheid en een gewaad des lofs voor een benauwde geest.” (Jes. 61 : 3)

Maar Gods Woord geeft ook duidelijk aan, dat er beloften zijn voor ònbekeerden. Ezech. 36 : 26: „En Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u.” Dit getuigt de Heere van „het huis Israëls”. En schrijft Lukas niet in zijn „handelingen der apostelen” in hoofdstuk 2 : 39: „Want u komt de belofte toe en uw kinderen en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.”

Nog eens, de aanbieding van het heil is van Gods zijde ernstig gemeend. Maar daarin ligt niet de belofte, dat Hij ook het geloof zal schenken of niet. Dat behoudt God ZICHZELF voor in Zijn vrijmacht. Aldus Prof. Bavinck in zijn dogmatiek d.1. 4. Zo komen we dus hiermede weer terecht in Romeinen 9.

Welnu, nog eens alles samengevat: heilige de Heere die kostelijke aanbieding van Zijn heil aan het hart, gel. lezer(es) ! Och, dat we niet blijven staan bij het aanbod van zaligheid als zodanig, maar dat we ermede werkzaam mochten worden aan de Troon der genade ! Smeek, om zulk een „vermoeide en beladene” te mogen worden, aan wie Christus belooft: „En Ik zal u rust geven.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS Les 46

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's