Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAGE IN HET VSO/MLK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAGE IN HET VSO/MLK

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Om over het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VS.O.) aan moeilijk lerende kinderen te kunnen praten, moeten we eerst weten welke grenzen het VS.O. aan moeilijk lerende kinderen stelt. De wet zegt hierover het volgende:

- leerlingen mogen slechts worden toegelaten indien zij geen toelating tot een school of afdeling voor individueel beroepsonderwijs kunnen verkrijgen;

- leerlingen mogen slechts worden toegelaten na een onderzoek door een commissie.

De ouders dienen volledig in te stemmen met de grondslag/identiteit van de school. Daarnaast gelden leeftijdsnormen. Voor het VS.O./ M.L.K.: van 12 a 13 jaar tot 20 jaar.

Leerlingen komen grotendeels van een school voor moeilijk lerende kinderen, maar ook van L.O.M./Z.M.L.K.-scholen of soms van basisscholen. Hun intellectuele niveau ligt gemiddeld lager dan dat van de I.B.O.-leerling. (I.B.O. = individueel beroepsonderwijs).

De leerlingen

Moeilijk lerend

Moeilijk lerende kinderen hebben blokkades bij het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden, ook in relatie tot hun omgeving. Bij moeilijk lerende kinderen is er sprake van een gestoord funktioneren, een verminderd aanpassingsvermogen en een verminderde exploratieve gerichtheid. Ze nemen hun omgeving onvoldoende waar, leren onvoldoende door toevalligheden en zien onvoldoende verbanden tussen gebeurtenissen.

Typeringen

Om een goede indruk te krijgen over welke kinderen ik schrijf, volgt hieronder een aantal "herkenningspunten" van VS.O.-M.L.Kinderen. Niet alle punten zijn op alle kinderen toepasbaar, het geeft echter wel een goede indruk van VS.O.-leerlingen.

Leerlingen die er gewoon uitzien, een normale onopvallende lichaamsbouw, houding en motoriek hebben en leerlingen die een gestigmatiseerd uiterlijk hebben of anderzins opvallen.

Leerlingen die plangedrag tonen, bijvoorbeeld een ochtend uit vissen gaan en dat in elk opzicht goed voorbereiden en kinderen die ongericht scharrelgedrag tonen of afhankelijk zijn van de groep of de volwassene wat het initiëren van gedrag betreft.

Leerlingen die een werkstuk maken, die met plezier aan het werk zijn en iets moois laten ontstaan en kinderen die geen goede werkhouding hebben.

Kinderen die goed lezen, bijvoorbeeld ongeveer niveau klas 5 b.o. en kinderen wier leesvaardigheid zich beperkt tot het globaal herkennen van enkele woorden.

Kinderen die goed georiënteerd zijn in klok en kalendertijd, in het metriek stelsel, die met geld kunnen omgaan en kinderen voor wie de klok en de kalender een gesloten boek zijn. Hans (15) bezorgt kranten en weet tot op de stuiver nauwkeurig hoeveel hij nog moet sparen voor een brommer. Peter (16) vertelt me dat hij gaat oefenen voor zijn zwemdiploma B. 'Ik moet 90 meter water trappen. Oh nee, ik moet 90 minuten water trappen’.

Uit het bovenstaande is duidelijk af te leiden dat VS.O.-M.L.Kinderen een aangepaste, specifieke, didactische en pedagogische aanpak en individueel gerichte begeleiding nodig hebben.

Om nog wat duidelijker te zijn: De grote groep werkelijk intellectueelzwakbegaafden heeft over de hele lijn zwakke denk-en vermogensaspecten. Hun leerproblemen zijn d.m.v. onderwijs moeilijk/niet weg te werken. Je zult moeten proberen de kinderen mee te geven, wat voor hen bereikbaar en praktisch nodig is.

Doel en middelen van het YS.O./M.LK.

De doelstelling die wij als school hebben is een andere doelstelling dan die van scholen voor voortgezet onderwijs (regulier). Alle scholen voor voortgezet onderwijs streven er naar leerlingen op te leiden tot het examenniveau. Dit kan verschillende waarden hebben (diverse niveaus a, b, c enz.).

De algemene doelstelling van ons type school: "Het VS.O. stelt zich ten doel de kinderen, met hun tekorten, te vormen, zodat zij zo zelfstandig mogelijk op hun niveau kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven in een sfeer van zich welbevinden binnen een gemeenschap."

Of een iets modernere omschrijving: "Een zo volledig mogelijke integratie in de samenleving, zodat hij/zij zich met de aangewezen mogelijkheden zal kunnen handhaven met een minimum aan hulp en begeleiding". Wij leiden niet op voor een beroep. Wel bereiden wij de leerlingen voor op een plaats in de maatschappij.

Toen in 1967 bij Koninklijk Besluit (KB) de oprichting van het VS.O.-M.L.K. mogelijk werd gemaakt, stond de overheid een doorstroming naar het bedrijfsleven voor ogen. Het VS.O.-M.L.K. krijgt verschillende middelen om die doorstroming te realiseren, te weten:

- Het geven van vakonderwijs met behulp van vakdocenten en technisch-assistenten (mensen, veelal uit het bedrijfsleven, die onderwijsondersteunend werken).

- Symbiose met regulier onderwijs. Dat houdt in, dat V.S.O.leerlingen praktijklessen volgen in een school voor regulier onderwijs (meestal I.B.O. of L.B.O.)

- Stage. In dit artikel zal in de volgende paragrafen stage uitgewerkt worden.

Doelstellingen, vormen, aard en duur van de stage

Het doel van de stage

Een van de belangrijkste werkvormen in het VS.O./M.L.K. is de stage. Aan de leerlingen wordt de kans geboden om in een "echte" werksituatie ervaring op te doen en zich op deze wijze voor te bereiden op het funktioneren in de maatschappij. Dat is van zeer

groot belang! Hopelijk zullen zij later als werkenden gaan funktioneren.

De algemene doelstelling van stage in het VS.O./M.L.K. kan als volgt geformuleerd worden:

Stage wordt gezien als een instrument dat de school kan hanteren bij de voorbereiding van de leerling(e) op zijn/haar deelname aan het maatschappelijk leven en het leveren van een bijdrage aan de persoonlijkheidsvorming.

Het kan voorkomen dat de stage niet uitsluitend gezien wordt als een overgang van school naar maatschappij: het wordt dan in het programma opgenomen, daar dit het vormingsproces ten goede zal komen.

Hoofdzakelijk vindt stage in het VS.O./M.L.K. plaats in de groep waar de leerlingen eindonderwijs volgen. Dus voor een aantal leerlingen bij ons is dit van toepassing (momenteel - maart 1988 - voor 16 leerlingen). De voorbereiding op deelname aan het maatschappelijk leven is dan ook meestal min of meer specifiek gericht op deelname aan het arbeidsproces.

Binnen de doelstellingen zijn specifieke aandachtpunten:

- De stage moet bevorderen dat er een geleidelijke overgang plaatsvindt van school naar werksituatie,

- De stage is een kennismaking met en een gewenning aan arbeid (geleidelijke overgang),

- De stage maakt mogelijk dat leerlingen zich kunnen oriënteren op diverse werksituaties,

- De stage kan het onderzoeken van mogelijkheden zijn. Is de leerling^) geschikt voor het vrije bedrijf of een instelling, vakgericht of ongeschoold werk, sociale werkplaats of D.VO. (Dagverblijf voor ouderen)?

- De heeft soms als doelstelling: het omzetten van een stageovereenkomst in een arbeidsovereenkomst.

Waarom stage?

De overgang van de schoolbanken naar een werksituatie geeft voor onze leerlingen een aantal problemen. Door middel van stage kunnen we aandacht besteden aan:

- het wennen aan een acht-urige werkdag, veertig-urige werkweek,

- het leren wennen aan een situatie waarin andere eisen worden gesteld, b.v. de sociale regels in een bedrijf, - de confrontatie met het hebben van rechten/plichten als werknemer,

- de leerling(e) naar die plaats in de maatschappij te leren zoeken, waar hij/zij zich redelijk thuis voelt,

- de leerling(e) verantwoordelijkheid bij te brengen voor de arbeidsplaats die hij/zij bezit,

- de leerling(e) de ervaring op te laten doen, dat iemand hem/haar nodig heeft,

- aan de hand van de praktijk ouders en leerlingen inzicht te geven in reële toekomstige arbeidsmogelijkheden en beperkingen.

Richtingbepalend zullen steeds zijn de persoonlijke capaciteiten en kwaliteiten, die duidelijk naar voren komen tijdens de toelatings-en herhalingsonderzoeken en de onafgebroken observatie door de leerkracht.

Aandachtspunten hierbij zijn voor alle leerlingen:

1. Acceptatie van de leerling(e), (in eerste instantie) los van prestaties en kunnen, met zijn gerichtheden en interesses. Persoonlijkheidsontwikkeling, ontplooiing, motivatie, zelfvertrouwen, etc. komen in dit verband aan de orde.

2. Zichtbaar onderwijs: konkreet en praktisch. Het kunnen omgaan met de praktijk (stage-situaties en stage-opgaven).

3. Korte taken, die een snellere en betere kans op succes mogelijk maken. De leerling(e) moet - zeker aanvankelijk - snel resultaat van zijn/haar inspanningen zien. Daardoor kan het zelfvertrouwen, zelfbesef en de zelfverzekerdheid geleidelijk aan toenemen en versterkt worden. Dit kan weer positief, stimulerend werken op de werkhouding, motivatie en de interesse. Ook gedragsmoeilijkheden worden hierdoor verminderd.

4. Alledaags en eenvoudig taalgebruik Het is van groot belang korte zinnen te gebruiken en eenvoudige instructies te geven. In dit verband zijn ook het niveau van de leerling(e) en het (thuis)milieu belangrijk.

5. Bevordering van creativiteit en zelfwerkzaamheid: Geef juist ook op de stage gelegenheid tot aanpakken, doen, manipuleren, ontdekken en handelen.

6. Aanpassing van de groepsgrootte. Dit heeft ook konsekwenties voor het zoeken van een stage-adres. Over het algemeen zijn 'mammoetbedrijven' niet geschikt.

7. Aanpassing wat betreft het materiaal en de middelen die men gebruikt.

8. Goede sfeer, goede begeleiding en een hartelijke relatie. Het i zo weinig mogelijk van stagebegeleider te wisselen.

9. Het als stagebegeleider zich voortdurend bewust zijn van de achtergronden en oorzaken van (negatieve) gedragsaspekten.

Duur en vormen van stage

De duur van de stage zal in het algemeen niet meer dan drie jaren bedragen. Stage lopen binnen het VS.O. is een onderdeel van het volledig dagonderwijs. Derhalve kan de stage uiteindelijk nooit meer dan de helft van het aantal schooldagen (op jaarbasis) bedragen.

Leerlingen die hun partiële leerplicht hebben te vervullen en reeds werknemer zijn (drie arbeidsdagen tegenover twee schooldagen), horen niet op onze scholen, maar op een vormingsinstituut.

De relatie tussen stage en de resterende schooltijd

In het algemeen heeft een aaneengesloten periode van stage de voorkeur. Donderdag en vrijdag lopen de leerlingen stage. De overige dagen bezoeken de leerlingen de school.

De ervaringen vanuit de stage worden doorgesproken. In de meeste gevallen mondeling; ook worden de eigen ervaringen wel schriftelijk vastgelegd. Soms schrijven ze een stukje in de schoolkrant.

De ervaringen in de stage zullen naar school teruggekoppeld worden

in het gehele bezig zijn, in de vorm van een aantal maatregelen, gedragslijnen, werkvormen, programma's en dergelijke. Vooral tijdens de handvaardigheidslessen en cursorische vakken, het algemeen vormend en maatschappijgericht onderwijs, de sociale vorming. Veel inventiviteit moet er aan te pas komen om individuele programma's te maken om het een en ander te doen met de stage-ervaringen. Een leerling, die problemen heeft met meten, moet daarin extra geoefend worden. Via de algemene praktische vorming kunnen bepaalde technieken aangeleerd worden alsmede de omgang met machines in het algemeen. Van groot belang is de inbreng van de technisch-assistent.

We houden de stage-ervaringen nauwlettend bij en proberen de stimulerende factoren te handhaven, en naar voren gekomen knelpunten te verzwakken. Het zou te ver voeren in dit artikel punt voor punt te beschrijven hoe we dat doen.

Uitvoeringsaspect

Hoe zou de stage op de VS. O. - school er uit moeten zien ? Wat vin een ideale situatie? Wat gaat vooraf?

Alle leerlingen op onze VS.O.-afdeling van 16 jaar en ouder gaan stage lopen.

Aan het STAGE-ADRES worden de volgende eisen gesteld:

- het moet principieel aanvaardbaar zijn, volgens de grondslag van de school,

- het moet bij voorkeur kleinschalig zijn (bedrijven en instellingen),

- het moet op niet al te grote afstand van de woonplaats liggen. Lukt dat niet, dan wordt in de buurt van de school een adres gezocht, - er moet een goede stagegever en begeleid(st)er zijn, die hart voor deze V.S.O.-leerlingen heeft,

- er moet bereidheid zijn tot het geven van een stagevergoeding, hierop zijn wel enkele uitzonderingen,

- het klimaat moet zodanig zijn, dat er voor een VS.O.-M.L.K.stagenemer ruimte wordt gemaakt,

- er moet "werk" zijn voor de leerling(e), waarvoor de volgende regels gelden:

a. het werk moet gericht zijn op:

1. een eventueel vervolg

2. instroom in het bedrijf

3. het wennen aan een werkklimaat,

b. het werk moet aangepast zijn aan het niveau van de leerling(e),

c. het werk moet eenvoudig, duidelijk en overzichtelijk zijn,

d. het werk zal wat afwisselend moeten zijn,

e. het werk moet motiverend zijn,

f. aan het werk moet enig resultaat verbonden zijn.

Het zal duidelijk zijn dat hierboven een ideale situatie is geschetst.

Belangrijk is ook de keuze van de ouders en de leerling(e). Daarnaast kan de toelatings-begeleidingscommissie advies geven. Alles na

overleg met de leerkracht(en) en de directeur. Vanwege de grote regio waaruit onze leerlingen komen en het vrij geringe aantal VS.O.-leerlingen dat stage loopt, hebben we tot nu toe per leerling(e) die voor stage in aanmerking kwam een bedrijf, gezin of instelling gezocht. Zo wordt langzamerhand een goed adressenbestand opgebouwd. Bij het zoeken naar een geschikt stage-adres hebben we al vaak hulp gekregen van plaatselijke kerkeraden, commitees werkzaam op het gebied van gehandicaptenzorg, van

ouders, van stagegevers zelf en van vele anderen. Deze hulp is onmisbaar, zeker omdat we ook niet iedereen kennen in zo'n grote regio. Een enkele maal hebben we een artikel over stage geschreven in een kerkblad, het contactblad van onze school en in de schoolkrant en dat met een oproep om evt. stage-adressen door te geven aan de school.

Ik heb nu enkele selectie-criteria voor bedrijven, instellingen en gezinnen genoemd. Welke criteria gelden nu voor de vs.o.-LEERLINGEN?

- De leerlingen moeten gemotiveerd zijn om op stage te gaan.

- De leerlingen moeten een zekere mate van verantwoordelijkheidsgevoel hebben (ruim gesteld!).

- De leerlingen moeten willen werken.

- De leerlingen moeten zich kunnen "aanpassen”.

- De leerlingen moeten beleefd zijn.

- De leerlingen moeten wat opbouwende kritiek kunnen verdragen.

- De leerlingen moeten redelijk zelfstandig zijn.

- De leerlingen moeten volgens de wettelijke bepalingen 15 jaar zijn.

Deze "selectie-criteria" zijn heel ruim. Het zijn meer aandachtspunten, ook bij de voorbereiding op school. Tot nog toe is het niet voorgekomen dat een leerling(e) geen stage kon gaan lopen.

Stage: van stap tot stap

NAAR DE LEERLING(E) TOE

In het algemeen wordt de leerling(e) d.m.v. het symbiose-onderwijs op de Udemans scholengemeenschap te Hoevelaken én door het onderwijs op de Rehobothschool te Ede voorbereid op de stage. In Ede krijgen de leerlingen o.a. rekenen (hoofdrekenen, geldrekenen, meten), klokkijken, Nederlandse taal, lezen, vaderlandse geschiedenis en maatschappijleer. Vooraf Bijbelse Geschiedenis, Catechismus

en Psalm. Aan de hand van lessen/groepsgesprekken komen in de groep de volgende punten aan de orde:

- wat zijn de algemene regels in een bedrijf, instelling of gezin.

Bijvoorbeeld: Hoe laat moeten de leerlingen aanwezig zijn?

- werkkleding

bijvoorbeeld: Moeten de leerlingen een schort, overall of andere werkkleding, helm, laarzen, etc. dragen?

- uiterlijke verzorging (o.a. de kleding, schoeisel, tas, etc.),

- gedrag t.o.v. de stagegever, begeleid(st)er, werknemers, e.a.,

- gedrag t.o.v. eventuele klanten of bezoek(st)ers, visite, familie,

- werktempo, concentratie, belangstelling, hulpvaardigheid, ze digheid,

- netheid, verzorging van het werk, ordelijkheid,

- veiligheidseisen (bijv. niet zo maar op een shovel rijden),

- samenwerking met anderen,

- verzorging en hantering van het gereedschap,

- wettelijke bepalingen betreffende het onderdeel stage,

- taakomschrijving van de begeleid(st)er, stagedocent,

- stage-map met toelichting,

- verantwoordelijkheid t.a.v. de stage-plaats.

De voorbereiding op het gezin, de instelling of het bedrijf in het bijzonder:

- informatie (bijvoorbeeld over het soort bedrijf),

- uitleg over de aard van de te verrichten werkzaamheden,

- soms: afspraken over de vergoedingsregeling,

- het bespreken van de werktijden en regels,

- de stage-overeenkomst doorspreken en (later) tekenen,

- er wordt geen verzekering vanuit de school afgesloten,

- de stage-map doornemen, met evt. opdrachten,

- wijzen op het belang van de stage-plaats,

- kennismakingsbezoek (leerling(e) en stagedocent samen, soms met de ouders),

- in geval van een instelling of bedrijf: kennismaking met de stage begeleid(st)er,

- wat laten zien van het werk dat de leerling(e) zal gaan verrichten.

NAAR DE OUDER(S) TOE

- Op de hoogte zijn dat en wanneer hun kind voor stage in aanmerking komt, evt. adviezen en suggesties noteren.

- Meedelen van alle zakelijke aspecten en regelingen en mede toezien op de naleving daarvan.

- Uitdrukkelijk vragen de stage te stimuleren (vragen, stage-map inzien en tekenen, enz.).

NAAR HET STAGE-ADRES TOE

Het zoeken van een geschikt adres dat aan de in de voorgaande paragrafen genoemde criteria voldoet.

Dat zoeken kan op de volgende manieren:

- vanuit de school (liefst door de stagebegeleid(st)er; als dat beslist niet mogelijk is dan noodgedwongen door iemand anders die vrijgesteld is),

- uit de omgeving van de leerling(e) zelf: ouder(s), kerkeraad, enz.

(hier past soms voorzichtigheid),

- door maatschappelijk werk (via de toelatings-en begeleidingscommissie),

- door het bestuur.

Vervolgens:

- je zoekt contact met de voor stage verantwoordelijke persoon in het gezin (moeder), de instelling (bijv. de directrice van het bejaardenhuis) of het bedrijf (de directeur of personeelschef),

- je zet de situatie uiteen (de achtergrond van de school en de leerling(e),

- de aanpak verschilt per adres. Het is noodzakelijk wat uitleg te geven over de specifieke problemen van de leerling(e),

- er wordt goed gekeken of er geschikte begeleiding aanwezig is, mede daarmee staat of valt de stage,

- als er inderdaad een geschikte begeleid(st)er is, wordt daarmee de praktische beleiding van de leerling(e) doorgesproken. In dat gesprek komen de punten in 5.2.4. genoemd aan de orde. Een ander belangrijk punt dat aan de orde komt, betreft de problemen en de aanpak van de leerling(e) in kwestie,

- daarna worden de overige zaken besproken zoals: aantal werkdagen, vergoeding, verzekering, tijdsduur, etc. (genoemd in de stage-overeenkomst),

- dan worden stage-adres (via de stagedocent(e)) en de stagiaire met elkaar in contact gebracht.

Hierbij worden nogmaals de verschillende aspecten met de stagiair(e) en de stagebegeleid(st)er besproken.

Voorbeelden van stage-adressen waar onze leerlingen zijn:

gezin bej aardencentrum supermarkt kinderboerderij tuinderij pluimveebedrijf aannemersbedrijf banketbakkerij fietsenmaker diverse soorten agrarische bedrijven groothandel bijv. in zuidvruchten diverse andere bedrijven.

HOE VERLOOPT DE STAGE VERDER EN IS HET CONTACT MET HET STAGE- ADRES GEREGELD?

a. Vanuit de school zoekt de stagedocent(e) contact. Tijdens de stage heeft hij/zij steeds mondeling (ook telefonisch) of schriftelijk contact met degene die de leerling(e) onder zijn/haar hoede heeft (de stagegever).

Alle contacten lopen via de school:

Een zo goed mogelijk, maar onopvallend en weinig storend contact. De school staat direct klaar voor gevraagd overleg. We proberen zoveel mogelijk informatie te geven.

Ook op school is men van harte welkom. Een goede samenwerking met het bedrijf, de instelling of het gezin, ziet de school als zeer noodzakelijk.

De frekwentie van het aantal bezoeken aan het stage-adres in een bepaalde periode is mede afhankelijk van de "behoefte" van de stagegever, de stagiair(e), de ouder(s) of de school.

b. Op school c.q. in de groep wordt ingespeeld op de ervaringen van de stagiair(e).

c. De ingevulde stage-map wordt door de stagebegeleid(st)er, de groepsleerkracht en de stagiair(e) geëvalueerd. Na elke stagedag wordt hier nog verder aandacht aan besteed.

d. Bij problemen op het stage-adres wordt onmiddellijk kontakt opgenomen met de school. De stage-docent(e) neemt dan de zaak in handen.

1. De stage wordt voortgezet na doorspreking van het probleem.

2. Bij onoverkomelijke problemen (nog niet meegemaakt!) wordt de stage stopgezet.

e. De school verwacht van de stagebegeleid(st)er, dat hij/zij:

1. Tijd vrijmaakt voor regelmatige bespreking met de stagenemer.

2. Met de stagenemer opdrachten doorneemt en hem/haar op de achtergrond begeleidt bij de uitvoering ervan.

3. Zoveel mogelijk afwisselende opdrachten aan de stagenemer geeft.

4. Een planning maakt van de activiteiten van de stagenemer.

5. Een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie met de stagenemer heeft.

6. Een eindbeoordelingsformulier invult (zie voorbeeld)

7. De presentielijst invult.

8. Nogmaals: In het belang van de stagenemer zonodig bij eventuele moeilijkheden de stagedocent(e) zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt.

f. De stagiair(e):

a. blijft in het bedrijf, het gezin of de instelling werken.

b. blijft op school voor een andere stage.

c. verlaat de school en vertrekt naar een Dagverblijf Voor Ouderen, een Sociale Werkvoorziening, of een vormingsinstituut.

De taak van de stagedocent(e):

Genoemd is reeds het contact zoeken en onderhouden met gezinnen, bedrijven en instellingen, het begeleiden van de stagenemer. Van belang is ook, dat hij erop toeziet dat wederzijdse partijen zich aan afspraken houden. Door het regelmatig bezoeken van de stagenemer zal hij/zij inzicht dienen te krijgen in de problematiek waarin de stagenemer zich bevindt, zodat hij/zij in geval van nood kan ingrijpen (na uitgebreid overleg met de betrokkenen). De gegevens die hem verstrekt worden kan hij/zij aanwenden om er de stagenemer voordeel mee te laten doen.

ZAKELIJKE ASPECTEN

Voorschriften

Artikel 88, lid 2 van de Arbeidswet maakt het onmogelijk dat leerlingen vanaf het moment dat zij 15 jaar worden stage lopen. De school dient daartoe ontheffing aan te vragen.

Enkele andere wettelijke voorwaarden:

a. Stage dient in het leerplan te zijn opgenomen.

b. De school sluit een stage-overeenkomst met de stage-gever onder goedkeuring van de onderwijs-inspectie.

c. Een goede begeleiding vanuit school moet gewaarborgd zijn.

d. De ouder(s) of verzorger(s) moeten vooraf schriftelijke toestemming geven.

e. Het aantal uren stage mag niet meer bedragen dan de helft va totaal aantal werkelijke klokuren.

f. De stagiair(e) moet minstens 15 jaar zijn.

g. De stagiair(e) moet verzekerd zijn tegen ongevallen, invaliditeit en wettelijke aansprakelijkheid (ontheffing mogelijk).

h. Als stage en symbiose samenvallen mag het aantal uren stage en symbiose niet meer dan de helft zijn van het totaal aantal wekelijkse klokuren.

i. Bij de inspectie dient een verzoek tot vrijstelling van de verplichting tot het volgen van handvaardigheidsonderwijs/huishoudonderwijs te worden ingediend.

Stage-beoordeling

Niet alleen aan het einde van de stage-periode, maar bij elk rapport (3x per jaar) wordt een stage-beoordeling opgesteld. Aan het eind van elk cursusjaar wordt een uitgebreide beoordeling gemaakt, een zgn. eindbeoordeling. Het doel van deze beoordelingen is gericht te kunnen evalueren. Het is van belang voor onze kinderen hun funktioneren konkreet te maken, dus vast te leggen in een stagebeoordeling. Een aantal van deze beoordelingen zou kunnen bijdragen tot een goede evaluatie van het gehele stage-gebeuren. Ook kan het van dienst zijn bij een leerlingenbespreking. Deze beoordelingen worden dan ook in het leerlingendossier bewaard.

De stage-beoordelingen bevatten een aantal aandachtspunten waarvan wij denken, dat ze belangrijk zijn om in een bedrijf, gezin, instelling goed te kunnen functioneren.

Om een en ander ook wat genuanceerd weer te kunnen geven, hebben we, bij de eindbeoordeling in het bijzonder ruimte gelaten voor een (nadere) toelichting.

Tot slot is er nog ruimte voor eventuele opmerkingen ten aanzien van de stagiair(e), maar ook ten aanzien van het hele stage-gebeuren.

De bedoeling is dat de mentor dit rapport invult en het daarna met de stagebegeleider doorspreekt.

Ten slotte

Stage... en daarna?

Reeds vanaf het zeventiende jaar doet zich de vraag voor, hoe het verder moet met onze VS.O.-leerlingen, want dan mogen zij van school. Over deze speciale schoolverlaters-problematiek zal D.V in een volgend nummer van Criterium een afsluitend artikel volgen.

Literatuurlijst

A.R.B.0. Doelen kiezen in perspectief, Zeist - Onderwijscentrum 1986.

Bolkestein G. en Menkveld H. Ontwikkelingslijnen naar speciaal onderwijs, Nijkerk - Intro 1978.

Dumont J.J. Leerstoornissen deel 1, Rotterdam - Lenniscaat 1980.

Essen v W. Deze leerlingen zijn onze zorg waard. Verslagboek infodag V.S.O. 1983, Amsterdam - A.RS. 1984.

Hendriks J. AM. en Putten v C.M. Leerlingen in het VB.O./M.L.K., I.B.O. en L.B.O. Deelrapport 8 van het Onderzoek Individueel Beroepsonderwijs, Leiden - LICOR 1982.

Ittersum v V. Literatuurrapport van het oriënterend onderzoek naar het VB.O./M.L.K. Leiden - LICOR 1981.

Kok J.F.W. Specifiek opvoeden in gezin en school, dagcentrum en internaat, Leuven/ Amersfoort - Acco 1984.

Landelijke Werkgroep V.B.O./M.LK. I.B.O.-werkschrift 3e aflevering: VB.O./M.L.K. 's-Hertogenbosch - Landelijke Pedagogische Centra 1980.

Landelijke Werkgroep Z.M.O.K. I.B.O.-werkschrift 4e aflevering: VB.O./Z.M.O.K. 's-Hertogenbosch - Landelijke Pedagogische Centra 1982.

Meijers PJ.J.M. Verslagboek I.B.O. - Manifestatie '82:25 jaar I.B.O. in Nederland, Amsterdam - A.P.S. 1982.

Menkveld H. e.a. Voortgezet Speciaal Onderwijs. Schetsen van mogelijkheden tot integratie,

Groningen - Wolters-Noordhoff 1981.

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen

a. Notitie over stage in het Voortgezet Speciaal Onderwijs (23-4-1986); b. De Interimwet op het Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs (Stb. 1984, 654)

c. Het Onderwijskundig Besluit (Stb. 1985, 517)

d. Literatuuroverzichten (bijgewerkt tot november 1986).

's-Gravenhage - Staatsdrukkerij en Uitgeversbedrijf 1986.

in de rij: Verslag kongres VS.O.-Sociaal Pedagogische Dienst Twente. Achteraan schoolverlaters, Zwolle 1986.

V.B.O.-school Werkenrode te Groesbeek. Conceptnota Stagebeleid V.B.O.-school Werkenrode, Amsterdam - I.P.B. 1985.

Werkgroep Arbeidsvraagstukken en Welzijn R.U. Leiden. Ministerie van Welzijn, Volksgezon heid en Cultuur Sociaal-cultureel beleid en werkloosheid: voorrang voor jongeren, Rijswijk 1986.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

Criterium | 59 Pagina's

STAGE IN HET VSO/MLK

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1988

Criterium | 59 Pagina's