Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BEKENDE PARABEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BEKENDE PARABEL

„De verloren zoon' van Geerten Gossaert"

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De verloren zoon' van Geerten Gossaert"

i Geerten Gossaert, waarover we de vorige maal handelden, is de dichter geweest rondom 1910, die schreef aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Dirk Coster schrijft van hem in een inleiding op „Religieuze Poëzie": „de eerste grote Protestantse dichter sinds twee eeuwen. Hij behoefde zijn ziel of zenuwen niet te raadplegen of ze hem iets toefluisteren wilden van God of een ander leven: hij geloofde. Hij was doordrongen van de wijsheid van zijn vaderen; hij wist dat er een God was en dat deze God hem het leven had toevertrouwd als een magnifieke taak die te Zijner eer volbracht moest worden."

In „Experimenten", cle bundel, waaruit we laatst citeerden, staat ook een gedicht, getiteld „De verloren zoon", geschreven naar aanleiding van cle bekende parabel van de Ileere Jezus over cle oudste en de jongste zoon; een parabel, die tot zulke verschillende commentaren aanleiding heeft gegeven.

In dit gedicht beschrijft Gossaert zijn thuiskomst uit de tuinen der bloeiende aarde (dat zijn de tuinen der verleiding) en gaat hij zich voegen naar de hogere wil. Het is dus niet de gelijkenis van cle Heere Jezus op rijm, dat desnoods op een eenvoudige melodie gezongen kan worden, maar het gaat over cle dichter zelf. Gossaert heeft een streep gezet onder het verleden en roept opgetogen uit:

Vaarwel, mijn wandelstaf! En, gordel, wees ontbonden! En voeten, weest ontschoeid: wij treden heilige aard! De ballingschap heeft uit: ten langen lest hervonden Wenkt ons weer 't vaderhuis in d' ouden bloesemgaard.

Hij verwacht, dat cle vreugde niet zo groot zal zijn; dat er geen kalf zal worden geslacht; dat moeder hem schuw zal zoenen en vader hem zal omarmen.

Zal ik nu gaan? Reeds raad ik 't avondmaal genoten; 't Is de ure des gebeds, vóór 't ingaan van den nacht.... Wat zoude ik aarzelen? Wordt ooit dc poort gesloten Van een verbeidend huis? En mijne schaamte wacht Geen schouwtooneel van vreugd na voetval om ontferming, Geen hokkeling') geslacht bij ronkend feestgedruis.... Slechts moeders schuwe zoen, slechts vaders stomme [omarming: Mijn zoon, mijn erfgenaam, wees welkom in uw huis!

Wat zal het echter morgen zijn, wanneer de buren spottend hem zullen begroeten en uitvragen? Bekennen zal hij aan de buren niets. Mijn strak gelaat zal de wroeging van mijn pijn verbergen. Voor God zal ik bukken en Hem om veel vergeven smeken, maar voor de omstanders zal ik hoogmoedig zijn. Vergeten zal ik echter nooit, wat mijn is overkomen:

Vergeten dan? Ai mij, hoe zoude ik ooit vergeten Dat, in 't verrafeld vod van eertijds purpren pronk, Ik, kijvende om een kans met liederlijke leten, O wellust, uit uw trog den draf der zwijnen dronk?

De walging zijner wonden zal hij niet gaan uitmeten aan de wereld. Die zou er slechts vermaak in vinden. Neen:

Geen boetkleed, opgeschort, vertoone, onverbonden, In valsche needrigheid aan 't gapende gemeen Op 's levens ijdle markt de walging mijner wonden.... Dés wete Die ze sloeg, met die ze li kloeg alléén.

De dichter bedoelt: Het blijft een geheim tussen mij en tussen God. De Heere heeft de wonden geslagen en ik heb ze alleen aan God bekend gemaakt; ik heb mij aangeklaagd bij God (kloeg.)

Nu al het leed.is geleden en cle dichter (de verloren zoon) weer effen is met God, zal hij zijn vorig leven opnieuw beginnen, maar dan naarstig en niet mokkend. Hoor hoe hij dit zegt:

Maar 'k zal vóór dag en dauw den smallen gordel snoeren Om 't wambuis, dat verheelt, (schoon 't sehrijne) en [innig-stil In lauwen schemerstal, 't juk leggende op dc schoeren Des dommelenden bruins, naar uwen heilgen wil,

Bij 't eerste dageraan uittredende uit de schuren Naar 't braakveld op den enk-), op oudgewijden trant Met kloekgespierde vuist den ruwen ploegstaart sturen En réchte voren snijde' in mijner vaadren land....

En als clan de dagtaak is afgelopen, zal er een avondbede opklimmen tot God, een bede, die tot grondtoon cle dankbaarheid heeft, daar bidden toch het voornaamste stuk der dankbaarheid is:

Ja, 'k dank U. Omdat Gij, met 's leven lust en lijden, (Tweesnijdend kouterzwaard van Uw volmaakten spot) De steenrots van mijn hart ten akker woudt bereiden Voor 't langsaam kiemend zaad van Uwe liefde, o God!

Zo worden hier de drie stukken betracht, die nodig zijn om getroost te leven en te sterven: kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid.

INDEX.


1)eenjarig kalf

2) bouwland

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1954

Daniel | 8 Pagina's

EEN BEKENDE PARABEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1954

Daniel | 8 Pagina's