GEWIJDE GESCHIEDENIS O.T. (Gen. 2).

Adam en Eva.

1. Letten we eerst op de schepping van Adam.

2. Dan op de schepping van Eva.

3. In welke verhouding staan zij tot elkander.

4. In welke verhouding staan zij tot het geschapene.

5. Hoe is hun verhouding tot God.

1. Adam, wiens naam beteekent: „roode aarde" is een kunstgewrocht van den Almachtigen Schepper. Uit het stof der aarde werd zijn lichaam geformeerd. Daarin blies God den adem des levens en zoo ontving de mensch een onsterfelijke ziel.

Het stoffelijk lichaam is het orgaan waardoor de ziel, die geestelijk is, met de stoffelijke wereld in rapport treedt.

In de werking van het hart en de longen, van ademhaling en bloedsomloop, moeten we bewonderen de wijsheid Gods, maar ook in de samenstelling van onze zielsvermogens, als wil en verstand, gevoel en geheugen.

God is groot en wij begrijpen het niet.

2. Uit een rib van den man bouwde God de vrouw. Toen Adam uit zijn diepen slaap ontwaakte, ontving hij als bij verrassing een levensgezellin.

Eva is niet uit het stof der aarde, maar uit het stof van Adams vleesch en been geformeerd. Adam noemt haar Manninne, omdat zij uit den man genomen is en bij den man behoort. God heeft uit één bloede het gansche geslacht der menschen gemaakt, dus moet Eva ontstaan niet buiten den man om, maar uit den man.

3. De verhouding tot elkander is als die van man en vrouw.

Het huwelijk is een mysterie en tevens een Goddelijke inzetting.

Eerst schiep God in Adam een eenheid, en toen door de formeering van Eva een tweeheid. Die tweeheid werd door het huwelijk weer een eenheid.

Wat door almacht van Adam werd genomen, keerde door liefde weer terug.

God Zelf heeft dat eerste huwelijk bevestigd, want zoo lezen we in Gen. 1: „en God zegende ze".

Het huwelijk is het van God verordineerde middel om het menschelijke geslacht uit te breiden en zo zijn raad te vervullen.

Adam en Eva zijn de stamhouders waaruit het gansche menschelijke geslacht is voortgesproten.

4. God schiep hemel en aarde als twee deelen van ééne groote Schepping.

De mensch is met zijn lichaam verwant aan de stoffelijke, met zijn ziel aan de geestelijke schepping.

Hoewel uit het stof der aarde geschapen lag 's menschen bestemming in den hemel. Langs de trappen van het Werkverbond zou de mensch in den weg der gehoorzaamheid opklimmen tot een staat, waaruit hij nooit zou kunnen uitvallen.

De Catechismus zegt, dat God den mensch naar Zijn Beeld geschapen heeft, opdat hij God zijn Schepper recht kenne, Hem van harte lief hebben, om met Hem in de eeuwige zaligheid te leven, om Hem te loven en te prijzen.

Stof en geest zijn in den mensch harmonisch verbonden.

5. Adam was als schepsel reeds verplicht zijn Maker te dienen, en toch bewees de Heere hem de groote gunst om met hem een Verbond te sluiten.

We noemen dat verbond, Werkverbond. God had Zijn wet geschreven op de tafel van 's menschen hart en gaf tegenover het gebod in het proefgebod een verbod om Zijn gehoorzaamheid te doen blijken, opdat de mensch in den weg der gehoorzaamheid zou komen tof een staat van eeuwig geluk.

Adam moet Zijn God liefhebben, niet gedwongen maar gewillig.

Voor het eerste menschenpaar plantte God in Eden een hof om te wonen.

Dat Paradijs was voor den naar Gods Beeld geschapen mensch het voorportaal van den hemel.

Dachsel: Genesis.

Matth. Henry.

Gew. Gesch.: Sillevis Smit.

Handboek: E. Stock.

Gew. Gesch.: J. v. Andel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen