Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ARBEID EN WELZIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ARBEID EN WELZIJN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verantwoordelijke welvaart

In het vorige artikel zagen we dat in onze tijd de arbeid van velen in dienst gesteld wordt van de welvaart van velen. We leven in de welvaartsstaat. De goed gevulde étalages van winkels en warenhuizen, de luxe-artikelen in het doorsnee-huishouden, enz. zijn de bewijzen hiervan. Ja, in sommige stadswijken en dorpen poogt men elkaar te overtroeven met het aanschaffen van de nieuwste luxe-artikelen.

We mogen in de welvaartsstaat wel dagelijks beseffen dat de Heere ons doet leven in een land „waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal. Als gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn, zo zult gij de HEERE uw God loven over dat goede land dat Hij u zal hebben gegeven" (Deut. 8, 10). Want steeds is er de verleiding om te denken „mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dat vermogen verworven" (Deut. 8, 17). Daarom gebiedt God: „maar gij zult gedenken aan de HEERE uw God, dat Hij het is die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen" (Deut. 8, 18).

Onze arbeid wordt dus door de HEERE bekroond met welvaart, opdat we Hem daarvoor zullen loven én onze nooddruftige naasten hierdoor beter zullen kunnen helpen.

De „arme" is in de Schrift de verdrukte en de behoeftige. Wie garandeert dat de arme in de welvaartsstaat geen verdrukker zal ontmoeten? Een goed georganiseerd stelsel van sociale verzekeringen doet de klacht der armen nog niet voorgoed verstommen!

Wat doen wij, jij en ik, mét onze welvaart vóór de „stille" arme(n), dichtbij en verweg?

In de Schrift, met name bij de profeten, betekent het leed der armen dat de

welvaart niet in gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid aan God wordt nagestreefd. Het hierover aangekondigde oordeel heeft meermalen als inhoud, dat „vreemden" de produkten van de ekonomisehe bedrijvigheid zullen genieten: „gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen" (Deut. 28, 30).

Dit mag ons wel benauwen, als we denken aan het feit dat ca. 2/3 der wereldbevolking in een beangstigende armoede leeft. Als we vragen wat b.v. ons land uitgeeft aan hulp aan arme werelddelen, aan „internationale bijstand", dan zien we dat per jaar wordt uitgegeven aan:

alkohol en tabak : 1500 miljoen internationale bijstand:100 miljoen

Onze nationale uitgaven voor alkohol en tabak zijn dus 15 x groter dan die voor hulp aan werelddelen in armoede! Onwillekeurig moeten we nu denken aan de rijke man „gekleed met purper en zeer fijn linnen, levend elke dag vrolijk en prachtig", die Lazarus voor zijn poort voedde met „kruimkens die van zijn tafel vielen".

Welvaaii en welzijn

Als men sommige advertenties in kranten enz. mag geloven, dan betekent de aanschaf van het aangeprezen artikel „geluk", welzijn.

Deze fabel strijdt met het getuigenis der Schrift. Immers, de berooide Job loofde op de puinhopen van z'n levenswerk de HEERE, en kende daar „vrede met God door onze Heere Jezus Christus." Terwijl de rijke dwaas („de mens die voor zichzelf schatten vergadert, en niet rijk is in God") te horen krijgt: „gij dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, voor wie zal het zijn? "

We zien hieruit dat welvaart en welzijn niet hetzelfde zijn, niet zonder meer samenvallen. Want „het leven is meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding" (Luk. 12, 23). De tijd, waarin wij leven, is kórt omdat Christus beloofde „Ik kom spoedig!".

Daarom mogen wij niet opgaan in de welvaart. We moeten er innerlijk los van zijn: „opdat ook die vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbende; en die wenen, als niet wenende; en die blijde zijn, als niet blijde zijnde; en die kopen, als niet bezittende; en die deze wereld gebmiken, als niet misbruikende. Want de gedaante dezer wereld gaat voorbij." We moeten dus innerlijk los zijn van: huwelijk, droefheid, blijdschap en bezit. We mogen m.a.w. niet doen alsof deze dingen het allerbelangrijkste in een mensenleven zijn. We mogen er niet in opgaan omdat de gedaante van deze wereld voorbij gaat, d.w.z. binnen korte tijd komt Christus terug om de oude hemel en aarde te herscheppen in de nieuwe hemel en aarde.

En als we door Gods genade innerlijk los zijn van dit alles, als dit niet langer van óns is, eerst dan kunnen we God hiervoor lóven! Dit innerlijk los-zijn zal naar buiten blijken. Het zal ons dan niet langer zwaar vallen om „onze" welvaart te delen met de behoeftige schepselen van God, in én buiten Nederland. Dit zal een daad van dankbaarheid zijn voor het werk van Hem, over wiens kleding het lot geworpen werd!

Paulus zegt dat de rijken hun hoop niet moeten stellen „op de ongestadigheid van de rijkdom maar op de levende God die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten". En „dat zij weldadig zijn, rijk wordend in goede werken, gaarne mededelende zijn en gemeenzaam".

Geldt dit apostolisch vermaan alleen voor de miljonairs? Of soms ook voor de welvarende mensen in de welvaartsstaat? Voor jou en mij?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1964

Daniel | 16 Pagina's

ARBEID EN WELZIJN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1964

Daniel | 16 Pagina's