Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Hollandse adel heeft het moeilijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Hollandse adel heeft het moeilijk

,,We hebben gelukkig niet veel pachters, anders waren we helemáál aan de bedelstaf''

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hollandse adel, eens de trotse bezitter van vele kastelen en duizenden hectare grond is niet meer wat het geweest is. Slechts een enkele baron, ridder of jonkeer woont nog op zijn stamslot en leeft daar van de opbrengst van zijn bezittingen. Een opbrengst die overigens steeds minder wordt tegenover almaar stijgende lasten. De ,,echte'' adel heeft het niet gemakkelijk in deze tijd en moet daarom zijn toevlucht nemen tot maatregelen als bijvoorbeeld het exploiteren van een camping, museum of party-restaurant. Het huispersoneel is beperkt tot een hulp in de huishouding, de jachtopziener is in de VUT en als het nodig is rijdt de baron zelf de trekker. Kortom, de adel arbeidt.

Voor het smeedijzeren hek dat toegang verleent tot de tuin van Huis Loïnen controleer ik voor de laatste maal de stand van m' n stropdas en verwijder een haar van mijn colbert. De stenen leeuwfles op de pilaren aan weerszijden van het hek staren ongenaakbaar voor zich uit. Ze hebben geen oog voor wat beneden hen geschiedt, maar zijn volledig geconcentreerd op hun zware taak: het dragen van een wapen. Hoewel de eigenaar van de heerlijkheid Loenen me permissie heeft gegeven om het motorrijtuigenverbod op zijn grondgebied te overtreden, voel ik me toch wat onbehaaglijk als de banden van mijn voertuig nadrukkelijk hun sporen trekken door het hagelwitte grind. Die onzekerheid groeit als uit een stoel op het terras voor het witte landhuis een sportief geklede vijftiger verrijst. Moderne ruitjesbroek, overhemd met korte mouwen, het bovenste knoopje los. Als hij zich voorstelt blijkt er geen vergissing in het spel te zijn. Voor me staat Constant Godfried baron van Boetzelaer.,,'t Is warm", stelt hij vast en gaat me voor naar het terras. Ik antwoord bevestigend en blik jaloers naar zijn luchtige kledij.

Stamslot
Ietwat onderuit in zijn tuinstoel verhaalt Van Boetzelaer de historie van zijn geslacht. Hij stamt af van oud-Gelderse adel. Al omstreeks 1200 worden in kronieken Van Boetzelaers vermeld. ,,Ons stamslot stond bij Appeldorn in 't Kleefse. In de loop der eeuwen is men meer naar het westen getrokken. Erzijn ook graven Van Boetzelaer geweest, maar die zijn al uitgestorven. Loenen is van mijn grootmoeders kant afkomstig, van de Fabriciussen. Haar vader heeft dit landgoed rond 1825 gekocht. Hij behoorde tot een familie van Haarlemse kooplieden. Als u in het Frans-Halsmuseum gaat kijken ziet u er nog verschillende hangen." ,,Schilderijen wel te verstaan," voegt hij er met een spotlach aan toe. Zo nu en dan moet de baron een antwoord schuldig blijven. In de laatste oorlogswinter hebben geallieerde soldaten die in het huis onderdak vonden, het huis-archief gebruikt om de kachel aan te maken. Cecilia baronesse van Boetzelaer, geboren jonkvrouw Blocq van Scheltinga, serveert koffie en toont een prent van het kasteel dat vroeger op de plaats van Huis Loïnen heeft gestaan. Een arrogante pauw passeert het terras zonder op of om te zien. Het laatste kan niet gezegd worden van enkele fietsers die bij het hek stilstaan. Vrijpostig werpen ze keurende blikken naar het landhuis. ,,ANWB-fietsers," constateert Van Boetzelaer, doelend op de ANWB-route die over Loenen loopt. „Ik vind het vervelend als ze met de verrekijker staan te kijken wat ik in m'n borrelglas heb. Maar ja goed, dat moet je op de koop toe nemen.''


Kruis
Voorzichtig informeer ik hoe zo'n landgoed rendabel is te houden. Mevrouw Van Boetzelaer legt haar handwerk terzijde en blaast peinzend de rook van een luxe sigaartje de lucht in. Haar man kijkt pijnlijk getroffen en kucht. „Het is niet rendabel," bekent hij dan. ,,Als ik u nu vertel dat ik ongeveer twee kilometer eigen weg heb die ik moet onderhouden. Daar krijg ik geen cent subsidie voor. Nee, rendabel is het allerminst. Ik ben blij dat ik nog een eigen landbouwbedrijf heb dat iets meer opbrengt dan wanneer de zaak verpacht zou zijn." Het landgoed telt nog maar één pachtboerderij. En verder wat hofsteedjes, zoals Van Boetzelaer ze noemt. ,,Die zijn ook een kruis aan mijn been. De bewoners pachten onder bescherming van de pachtwet, dus ze zitten voor een spotprijs, terwijl ze een prima salaris verdienen. Afstoten kan ik die dingen niet, want ze liggen middenin het geheel. Bovendien, meneer De Vries, kunt u makkelijker van uw vrouw af dan ik van m'n pacht. Gelukkig hebben we niet veel van die dingen.",,Anders waren we helemaal aan de bedelstaf," vult mevrouw met galgehumor aan.

Adel arbeidt
Eén ding is wel duidelijk, de spreuk,,Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet'' geldt niet meer voor de Nederlandse adel. Op het landgoed werken geen tientallen knechten meer, maar slechts één medewerker die de boerderij naast Huis Loïnen bewoont. Dejachtopziener uit het boswachtershuisje aan de kronkelende Waaldijk loopt nog wel in zijn groene manchester uitrusting rond, maar dat kan het feit dat hij met de VUT is niet ongedaan maken. De opbrengst van het bos laat allang geen vaste kracht meer toe. De rendabele gedeelten van het landgoed moeten worden uitgebuit. De zeventig hectare bouwland staat voor het grootste deel vol met mais. Op de uiterwaarden langs de Waal graast ingeschaard vee en ligt de bij de Vereniging van Nederiandse Landgoed- en Kasteelcampings aangesloten camping,,De steenoven". ,,Je moet tegenwoordig niet te beroerd zijn om aan te pakken", oordeelt Van Boetzelaer. ,,Als het nodig is rij ik op de tractor. En wanneer ik aan het eind van het jaar quitte speel ben ik blij."

Rechten
De bevoorrechte positie die de adel eens bezat is verdwenen. ,,Niet dat mij rechten ontnomen zijn", verduidelijkt de baron,,, maar nu hebben u en iedereen dezelfde rechten als ik". De tijd dat de dorpelingen van Slijk Ewijk en omgeving met ontzag over het kasteel en z'n bewoners spraken is voorbij. Door bruggen is het lang geïsoleerd gebleven deel van de Betuwe ontsloten. Stedelingen drongen de hechte gemeenschap binnen. Ze hebben totaal geen weet van het feit dat de scholen van Herveld en Slijk Ewijk destijds vanuit Loïnen werden gesticht. Waarschijnlijk bevroeden ze evenmin voor wie de herenbanken in het karakteristieke witte kerkje bedoeld zijn. Ook de autochtonen nemen hun pet niet meer af als ze het landhuis passeren. ,,,Nou ja'', corrigeert Van Boetzelaer zichzelf ironisch, ,,er zijn nog enkele ouwe mensen die het doen, maar dan praatje wel over de héle ouwe".

Kerkvoogd
Nog een enkel,,voorrecht" is overgebleven. Zo is het traditie dat de presidentkerkvoogd van de hervormde kerk de heer van Loenen is. ,,Maar ik verwacht dat wij de laatste generatie Van Boetzelaer zijn die hier woont'', vertrouwt de Betuwse baron me toe. ,,We hebben drie dochters, van wie er twee getrouwd zijn met mannen die een goede functie hebben in het Westen. Nog afgezien van het feit datje in Nederiand niet zoals in Engeland het eerstgeboorterecht hebt. Zodoende wordt het bezit iedere keer opgesplitst en drukt het huis als een loodzware last op een steeds kleiner stuk grond.'' Toch zal het de edelman moeite kosten om zijn landgoed te verlaten. „Je bent ermee vergroeid", zegt hij hartstochtelijk. ,,Alshetin een stichting wordt ondergebracht wordt het zo gauw onpersoonlijk. Het leeft niet meer. Maar op een gegeven moment zal het er toch van komen. Als we krakkemikkig worden kunnen we hier niet blijven. Vroeger had je nog een staf huispersoneel. Dat bestaat ook niet meer.'' De zon heeft moeite om door het dichte bladerdak van het parkachtige bos op het landgoed te dringen. Het is bladstil. De dikke wortels van statige eiken lopen als aders over de rulle grond. Voor een leek is het bos een toonbeeld van kracht. Van Boetzelaer weet beter. Een geheimzinnige ziekte heeft toegeslagen onder de eiken. Deskundigen zijn van mening dat het om een jaarlijks weerkerende ziekte gaat. Hun verklaring bevredigt de heer van Loenen niet. Hij kent zijn bomen al een halve eeuw. ,,Ik ben geen boomspecialist," zei hij voor m'n vertrek, ,,maar volgens mij zijn ze aangetast door de verontreiniging van het milieu." Wellicht heeft hij gelijk. Een feit is dat een aantal bomen onmisken baar kwijnt. Alsof ze treuren om het naderend afscheid van het geslacht Van Boetzelaer. Een kilometer verder ligt camping, ,De steenoven'', omzoomd door populieren. Stadsbewoners houden er vakantie. Gewapend met zwemkleding en tassen vol lekkernijen trekken ze naar de Waal om te zwemmen. Onbezorgd genieten ze van de prachtige omgeving. En van al die zaken die het landgoed van een baron biedt.

Hoge Raad van Adel
Een droge klerk opent de deur van het stijlvolle onderkomen van de Hoge Raad van Adel aan de Haagse Nassaulaan. Met een afgepast gebaar beduidt hij dat ik op één van de stoelen in zijn kamer plaats mag nemen. Het wachten is op mr. Frank W. B. baron van Lynden, de voorzitter van het Hoog College van Staat dat zich bezighoudt met adelszaken, maar ook met wapens van publiekrechtelijke lichamen, zoals gemeenten en waterschappen, en met vlaggen. Daarnaast adviseert de Hoge Raad van Adel Defensie over emblemen voor de verschillende krijgsmachtonderdelen en Justitie inzake naamsveranderingen. Van Lynden is de derde uit zijn geslacht die het voorzitterschap mag vervullen. Hij is het tegenbeeld van de klerk. Een joviale 65-plusser die in zijn spraak zijn woonplaats Rotterdam niet verioochent. Jarenlang was hij advocaat. Op meeslepende wijze weet hij de Nederlandse adel te schilderen. Soms met wat zelfspot, maar daarachter sluimert voor de opmerkzame luisteraar het heimwee naar de vervlogen riddertijd, toen niemand behoefde te vragen wie van adel was en wie niet. Aan de wand van zijn fraaie werkkamer hangen tastbare herinneringen aan die tijd. Verre voorouders, verfijnde aristocraten met matte, bleke gezichten. In het midden een strijdbare telg uit de familie in volle wapenrusting. Nu behoren de edelen tot de burger(lijke) stand, ook al worden hun persoonsgegevens door de Hoge Raad van Adel in een register bijgehouden. Het aantal adellijke personen in Nederland ligt volgens Van Lynden onder de tienduizend, wat betekent dat nog niet één op de duizend Nederlanders van adel is. Daarin onderscheidt ons land zich van landen als België en Duitsland, waar een veel groter deel van de bevolking adellijk bloed bezit. ,,We hebben dat te danken aan het feit dat we eeuwenlang een republiek zijn geweest," legt de oud-advocaat uit. ,,De bestuurders van de Republiek konden geen adel creëren, terwijl de Habsburgse vorsten behoorlijk kwistig waren in het verlenen van adelstitels."

Adeldom
Toen Willem I in 1813 werd binnengehaald was van de adelstand nog maar een schamele rest over. In snel tempo werden de ridderschappen aangevuld. Dat was echter een eenmalige operatie. Nadien is de adel meer en meer een statisch geheel geworden. Nu kan men alleen nog van adel worden door erkenning en inlijving. ,, Voor erkenning kom je in aanmerking als je aan kunt tonen datje in de mannelijke lijn een wettige nazaat bent van een adellijk persoon," doceert Van Lynden. ,,Vrouwen kunnen wel van adel zijn, maar dit niet doorgeven, hoewel kindertjes uit ma geboren zijn. Maar goed, zo is het nu eenmaal, we hebben het patriarchaat in Nederland en niet het matriarchaat. Al zijn ze daar ook al over bezig. Inlijving is alleen van toepassing voor Nederianders die stammen uit buitenlandse adellijke geslachten." De Rotterdamse baron betreurt het statische van de Nederlandse adel.,,Vroeger was er meer mobiliteit. Je kon opstijgen en ook weer afzakken. Nu is alles vastgelegd. Je hoort erbij of niet. Het is niet makkelijk om erin te komen, maar evenmin om eruit te komen. Een kabinetsbesluit uit 1953 bepaalt dat burgers niet meer in de adelstand verheven worden. Persoonlijk vind ik dat de mogelijkheid om bijzonder verdienstelijke Nederlanders adeldom te verlenen niet ontnomen mag worden aan de koningin. De term adeldom dateert trouwens pas van 1848. Toen werd het standenkiesrecht afgeschaft en moest het grondwetartikel ,, De koning verheft in de adelstand" dus gewijzigd worden in ,,De koning verleent adeldom". Klinkt een beetje dom, maar ja goed, je hebt ook prinsdom en pausdom en zo."

Erfelijkheid
Het kenmerkendste van de adel is volgens de voorzitter van de Hoge Raad van Adel de erfelijkheid. ,,Je bent van adel, omdat je vader het was en die was het omdat zijn vader het was. Mensen denken vaak dat ieder adellijk persoon een adelsbrief heeft. Dat Is alleen het geval als je verheven bent in de adelstand. Dan krijg je een brief. Als je al sinds mensenheugenis van adel bent heb je geen bewijs nodig. Je kunt de adel verdelen in twee categorieën: de adel zonder en de adel met titel. De adel zonder titel heeft het predikaat Jonkheer en Jonkvrouw. Het predikaat komt voor de voornaam en de titel voor de familienaam. Maar binnen de adel wordt eigenijk geen onderscheid gemaakt. Formeel natuurlij kwel. Graaf is hoger dan baron en baron hoger dan ridder. De graventitel komt weinig voor in Nederland, want we hadden praktisch geen graafschappen. Bij mijn weten is er eigenlijk maar één echt oud grafelijk geslacht en dat is Van Limburg Stirum. Dat stamt af van de graven van Limburg. Nog zo' n zes families in Nederiand hebben de riddertitel. Huyssen van Kattendijke bijvoorbeeld en niet te vergeten ridder van Rappard, iedereen kent'm, Rolly, oud-burgemeestervan Gorinchem. Baron was aanvankelijk een aanspreektitel. In Duitsland bijvoorbeeld wordt een Freiherr aangesproken met baron. In Nederiand is die aanspreektitel als titel ingevoerd. Over het algemeen vertegenwoordigen de baronnen de ouwe adellijke geslachten."

Heerlijkheid
Het is in Nederland niet gebruikelijk om edelen met hun titel aan te spreken. Iemand die zich baron of graaf zou laten noemen zou zich volgens Van Lynden zelfs „stikbelachelijk" maken. ,,Wij zeggen meneer en mevrouw. Je kunt zelfs tegen de koningin mevrouw zeggen. Mevrouw is keurig. Wat is er nou mooier dan mevrouw. Madame; dat zeiden ze tegen de vrouw van de Franse koning. En monsieur is een afkorting van monseigneur, mijne heer. Vroeger was je ook héér van dit en héér van dat. Denk maar aan de halsheerlijkhcden en de ambachtsheerlijkheden. Een halsheeriijkheid gaf je het recht om binnen je eigen gebied recht te spreken tot en met de kop eraf. Die heren hadden een galg in de tuin staan. Een ambachtsheerliikheid is te vergelijken met het kantongerecht van nu. Die ambachtsheerlijkheden werden zelfs verhandeld, die waren een vermogensbestanddeel. In publiekrechtelijke zin zijn de heerlijkheden afgeschaft, maar meestal waren er ook privaatrechten aan verbonden. Plantrechten, visrechten, recht van zwaandrift, rechten van weetik niet allemaal, van bol en beer en ga zo maar door. Ik heb ze allemaal nog geleerd.''

Lijfsbehoud
Met de vraag of de onderlinge band binnen de adel stevig is snij ik een teer punt aan. Van Lyndens gezicht betrekt als hij bedroefd constateert: ,,Was dat maar waar . . . Was dat maar waar. Kijk, je hebt natuuriijk families die elkaar goed kennen. Maar de adel als geheel vertoont naar mijn mening veel te weinig band. Ik ben een beetje bezig om daar wat aan te doen, ook al behoort dat niet tot mijn functie. We laten ons er niet op voorstaan dat we van adel zijn, maar we hoeven toch ook niet helemaal net te doen of het niét zo is. Daar ben ik nou weer tegen. Sommige mensen doen er zo schichtig over, alsof ze ik weet niet wat op hun geweten hebben. Dan zeg ik: ,, We doen toch niks lelijks". Er is ons niks te verwijten. Je bent toch trots op je familie en op je naam en op wat je ouders hebben gedaan. Nou, zo zijn wij óók trots op onze familie. Nou ja, trots, trots . . . Dat is natuuriijk een overdreven begrip, maar je bent er dankbaar voor en probeert dat in stand te houden." in dat licht heeft het huwen van adel met adel voor Van Lynden nog wel enige waarde, al voegt hij er direct aan toe dat de liefde voorop moet staan.,,Het zakelijk belang van een huwelijk binnen eigen kring is bovendien veel kleiner geworden," stelt hij zakelijk vast. ,, Vroeger móest je wel zorgen datje in een bepaalde stand bleef. Aan die stand zaten de baantjes en de centjes vast. Jáháhá, dat was niet alleen voor de mooiigheid, het was gewoon púúr lijfsbehoud."

Stijl en wellevendheid
De voorzitter van de Hoge Raad van adel komt in zijn element als hij uiteen mag gaan zetten welke waarde adeldom in deze tijd heeft. ,, Ik geloof dat de adel drager is van een sterk gevoel voor traditie. Dat wil niet zeggen datje allemaal ouderwetse gedachten en ideeën moet hebben, maar er zijn bepaalde fundamentele waarden die we vast willen houden. Eén ervan is de trouw aan het koningshuis. Dat speelt heel sterk binnen de Nederlandse adel. Per slot van rekening is de koningin het hoofd van de adel. Daarnaast de bereidheid om je in te zetten voor de publieke zaak. In Engeland noemen ze dat,, Public spirit". Er zij n mensen die als ze onder militaire dienst uit kunnen komen het zeker niet na zullen laten. Je hebt overal uitzonderingen, maar ik dacht dat bij de adel het besef nog leeft: Je moet je verplichtingen ten opzichte van je land nakomen. Bovendien wordt een zekere stijl en wellevendheid van de adel verwacht." Van Lynden pakt met duim en wijsvinger zijn koffiekopje aan het oor beet en steekt zijn pink omhoog. ,,Ikzeg niet dat ik zo koffie moet drinken. Dat is het punt nu juist helemaal niét, maar de adel is toch een groep waarbinnen bepaalde omgangsvormen gehandhaafd worden. In de manier waarop je met mekaar omgaat. Op een plezierige en nette wijze. Dat is geen voorrecht van de adel, begrijp me goed hoor, maar het zijn dingen die bij ons sterker leven. Je ziet ook dat een vrij hoog percentage burgemeesters, officieren en rechters uit adellijke kring afkomstig is. Van huis uit hebben we iets meegekregen hoe je op een fatsoenlijke en bescheiden manier het recht bedeelt, hoe je in dienst gezag uitoefent zonder datje rare dingen doet. Vroeger móésten hoge officieren van adel zijn. De legers werden aangevoerd door hertog die of prins dit en graaf dat of door de prins van Oranje zelf. Die tijd is natuuriijk wel voorbij, maar we hebben naar mijn mening— misschien een beefle ,,wishfull-thinking" — een zekere geschiktheid voor dergelij ke functies.'' Toch kan het ook lastig zijn om van adel te zijn. ,,Het is niet leuk als je in de officiële stukken graaf van weet ik wat bent en je begint als jongste bediende op een handelskantoor," geeft Van Lynden als voorbeeld. „Maar wanneer je wat hoger op de ladder bent gestegen, nou dan wordt het toch als een soort steun beschouwd. Er wordt toch van uitgegaan datje waarschijnlijk wel fatsoenlijk zal zijn." Met een gulle lach: ,,Ja, ik zeg het voorzichtig hoor. In alle categorieën zijn mensen die uit de boot vallen. Dat weet u ook."

Het spreekt voor zich dat de edelman het een verblijdende ontwikkeling vindt dat fatsoen weer wat hoger wordt aangeslagen dan in de jaren zestig.,, Ik merk dat langzamerhand de waarde van een aantal fundamentele begrippen weer wordt ingezien. Die hadden hun waarde niet verloren, alleen men zag die niet. Je ziet nu dat de mensen zich weer wat anders gaan kleden en gedragen. Want we zijn ontzettend ver doorgeslagen. Alle taboes afschaffen. Alles kon en alles mocht. Het gekste was niet gek genoeg. Er is natuurlijk een eind. Het slinger-van-de-klok-effect. Ik ben blij dat de slinger weer terugkomt, want het werd hier en daar wel te gek hoor. Ik ben zelf liberaal, maar er zijn natuuriijk grenzen. Vrijheid in gebondenheid vind ik een goed liberaal beginsel."

Huis Boschoord
Eén van de markantste figuren binnen de Nederlandse adel is ongetwijfeld Jonkheer Comelis van Eysinga. Hij is de gelukkige bezitter van het sprookjesachtige Huis Boschoord, een door klimop overwoekerd landhuis langs een eikenlaan tussen St. Nicolaasga en Langweerin Friesland. Eromheen ligt het 300 hectare grote landgoed,,Eysinga State", dat ongeveer voor de helft met bos bedekt is. Achter het ruim een eeuw oude huis een tuin waar de sfeer uit boeken van Louis Couperus is blijven hangen. Op een groot gazon, niet ver van de bosrand, staat een nostalgisch prieeltje. Volslagen onduidelijk is waar je de in gebruik zijnde ingang moet zoeken. Aan verschillende kanten van het huis voeren stenen trapjes naar nagenoeg identieke deuren. Nadat ik voor de derde keer ben rondgelopen, en toch maar besluit aan te bellen aan de deur waarachtereen hondenmeute me staat op te wachten, komt een dienstmeisje door de tuin aanrennen die dit nog net weet te verhoeden. De huisdieren zijn minder vriendelijk dan hun uiteriijk doet vermoeden. Via een andere ingang word ik binnengeleid in de rijkdom van de Friese landedelman om daar overspoeld te worden door een veelheid aan visuele prikkels. Werkelijk overal staat, ligt en hangt antiek. Legio schilderijen van het voorgeslacht, kunstzinnige prenten, antieke tafeltjes, een met zeldzaam porselein volgepakte kast, een zwaar eiken bureau waarop tussen sieriijke boekensteunen oude geschriften staan, folianten, vloerkleden die al geslachten droegen. Alles zonder duidelijk verband uitgesteld, een wanorde en daardoor origineel en springlevend.

Oligarchie
Voor ik de tijd heb gekregen om de vloed van waarnemingen te verwerken komt de eigenaar van al het schoons binnen. Een artistiek figuur met grijs haar. Als hij op een statige zetel neervalt en de benen over elkaar slaat komt uit zijn crèmekleurige broek een gebruind been tevoorschijn dat donker afsteekt tegen de geitenharen sokken. Onder de lichtgroene kamerjas gaat een felrode stropdas schuil. In een 13e eeuwse kroniek duikt de naam Eysinga voor het eerst op. Er wordt melding gemaakt van het overlijden van Tjalling Eysinga, een wijs man, door Van Eysinga meerdere keren aan zijn kinderen ten voorbeeld gesteld. Vanaf de 14e eeuw behoort de familie tot de leidende klasse van Friesland. In de tachtigjarige oorlog verzoekt Alva in een door hemzelf ondertekende brief de uitlevering van Tjalling Eysinga, die hij als de gevaarlijkste rebel van het Noorden beschouwt. De edelman sterft onverwacht als het bericht van de hugenotenslachting in de Bartholomeüsnacht hem bereikt. Van de 16e tot de 18e eeuw horen de Van Eysinga's tot de voornaamste landedelen. ,,De tweede in de oligarchie," merkt de Jonkheer op, ,,u weet wel, de regering door weinigen. Niet calvinistisch dus."

Emeritus
Hoewel zijn grootvader volgens Van Eysinga het prototype van de ouderwetse liberaal was, zegt hij zich nog altijd verbonden te voelen met zijn calvinistisch voorgeslacht, al veriiet hij hun orthodoxie. Het gaat hem om de beleving. Vol bezieling verhaalt hij hoe hij als wereldbestuurslid van de YMCA met vertegenwoordigers van de wereldkerk uit tachtig landen een Engels gezang heeft gezongen op een dagopening in de Rocky Mountains. ,,Ik heb zelden zó geïnspireerd gezongen. Je vóélde de devotie hè. Ik ben niet zo belijdenisschifterig, hoewel ik de belijdenisgeschriften bar interessant vind. Onder Beza hebben nog twee familieleden theologie in Genève gestudeerd. Moeder was een afstammeling van Gijsbert Karel van Hogendorp. In die familie waren sterke Reveil-tendenzen aanwezig. Grootmoeder kwam uit een hugenotenfamilie. In m'n jeugd ben ik met m'n neus op een uitermate praktisch christendom gedrukt. Later ben ik ook theologie gaan studeren. Dat beseft u misschien niet, maar ik heb vier keer de Heidelberger Catechismus door gepreekt. Ongeveer 25 jaar ben ik dorpspredikant in Friesland geweest. En ik preek nog elke zondag, al heb ik geen eigen gemeente meer." Op theatrale toon laat de Jonkheer erop volgen: „Eervol ontslagen met de rechten van één emeritus. Zo heet dat in de Hervormde kerk. Ik kon het werk niet meer combineren met al mijn aardse verantwoordelijkheden. Het woord bezittingen gebruik ik niet zo graag, want dan zit ik er zo op."

Golfdakkie
Bij de uiterlijke zijde van de kerk in Friesland is de edelman nog nauw betrokken. Hij is één van de oprichters van de Stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen in Friesland.,,Het onderhoud en de restauratie van die dingen is een groot probleem," vertelt hij. „Cultuur en godsdienst komen dan door mekaar te lopen hè. Cultureel gezien zegje: ,,Zo'n monument moeten we in stand houden." Vanuit de gemeente des Heeren geredeneerd kunje ook vier palen neerzetten met een golfdakkie erop. Niet dat het mij sympathiek is, maar in principe gaat dat natuurlij kwel. Door coördinatie hebben we kunnen bereiken dat er veel meer geld beschikbaar komt en er dus meer vertimmerd kan worden. Ik geef toe, dat is een beefle een zijlijn van het kerkelijk leven, maar wel één die belangrijk is voor eh, laten we zeggen de kerkfabriek. Er zal ons boven niet gevraagd worden wat voor organisatie we nou precies hadden, maar je mot' m wel hebben op deze menselijke wereld."

Camping
Zijn organisatietalent bleek ook op andere terreinen. Zo is hij mede-oprichter van de keten van Landgoed- en Kasteelcampings, waarvan er één met bijbehorend bungalowpark op zijn landgoed ligt. De trefwoorden voor zo' n camping zijn volgens Van Eysinga ,,rust",,,ruimte" en,,sfeer". „Hoor je bij het publiek dat van de ene jukebox naar de andere ijscokar wil lopen en vervolgens naar de patat-frites of de kippeborstjes en weet ik het allemaal om daarna in een draaimolen te gaan zitten, misselijk te worden en dat weer met liters bier weg te drinken, begrijpt u, de liefhebbervan de lölcamping, daarvoor valt hier weinig te beleven." De recreatiepoot van ,,Eysinga-State" wordt grotendeels gerund door de echtgenote van de Jonkheer. Maria C. E. W. van Eysinga, barones van Harinxa thoe Slooten. Van Eysinga zelf houdt zich vooral bezig met de exploitatie van het eeuwen oude Epema-State in IJsbrechtum dat in 1974 bij het familiebezit werd gevoegd door het overiijden van zijn schoonmoeder, Elisabeth Marie barones van Harinxma thoe Slootenvan Weideren barones Rengers. Zij was de laatste van het geslacht Rengers die Epema bewoonde. De state doet nu dienst als tweede huis, in de zomermaanden als museum, terwijl er het hele jaar door party' s en recepties worden verzorgd.

Leugenaars
De landbouwpoot van ,,Eysinga-State" is in handen van een zoon. Evenals Van Boetzelaer oefent Van Eysinga scherpe kritiek uit op het pachtbeleid van de overheid. ,,Alle boeren zijn direct bereid om dubbele pacht te gaan betalen. Maar dat is in Nederland onmogelijk. Als één of andere politicus in Den Haag hoort dat een grootgrondbezitter in Brazilië pachters uitzuigt denken ze dat dat hier ook nog gebeurt. Terwijl ik voor één a anderhalf procent anderen loop te financieren. Dat is niet vol te houden. We hebben nu een eigen landbouwbedrijf. Dat is financieel nog aantrekkelijk."
,,Ik ben helemaal geen pessimist of negatieve criticus," vervolgt hij heftig, ,,maar soms . . . U begint er nou zelf over, die hele pachtwet is wérkelijk zó geklaagd. De boerenstand is hier financieel zelfmoord aan het plegen en de pachtwet houdt waardeloze leugenaars de handen boven het hoofd. Het grenst aan het smerige. Ik heb daar voorbeelden van . . . Maar eh, laten we er maar niet over doorgaan."

Erfenissen
Ondanks de schaduwzijden die adeldom met zich meebrengt voelt Jonkheer van Eysinga zich een bevoorrecht man. Niet dat hij zich op zijn adeldom wil laten voorstaan. ,,Wij zijn democraten in harten nieren. Dat kan ook niet anders als je meer dan twintig jaar in dorpspastorieën hebt gewoond. Bovendien bestaan er geen standen meer. Sociale verschillen hou je natuurlijk altijd, al zijn er ook leden van de Nederlandse adel die een fietsenbewaarplaats hebben. Een uiterst eerbaar beroep, een Goddelijk beroep om het met het ouwe huwelij ksformulier te zeggen, maar je klasseert het niet direct in de bovenste lagen. Zelf vind ik het een voorrecht om de geschiedenis van m' n voorgeslacht tot in verre tijden te kennen, om voorwerpen uit oude tijden te bezitten. Dat kan een bron van inspiratie zijn. Maar uiteindelijk gaat het er niet om van wie je toevallig afstamt, maar om de inwendige benadering van de medemens. ,, Elk mens is hetzelfde," zei vader altijd, terwijl hij een wereldberoemd man was: mede-oprichter van de Volkenbond, rechter in het Vredespaleis en leermeestervan prinses Juliana. Dat behoort bij wezenlijke adeldom. Het,,Noblesse oblige", daar werden we mee opgevoed. Je hebt bepaalde erfenissen gekregen, maar daar moetje dan ook mee bezig zijn en wat mee doen."

----
Barbara Davis: ,,Ik wilde weten hoe de adel werkelijk is''


Edelen zijn heel gewone mensen. Dat is de ervaring van de schrijfster Barbara Davis. En zij kan het weten. In de afgelopen jaren sprak ze met vele adellijke personen uit binnen- en buitenland. Van ridder van Rappard uit Gorinchem tot prins Charles uit Engeland. Het resultaat werd onlangs in boekvorm uitgegeven door uitgeverij Strengholt in Naarden:,,Hoogheid, mag ik u iets vragen?" Nog niet zo lang geleden ontdekte Barbara dat ze zelf ook van adel is, afstammeling van een oud-Schots adelgeslacht. Ze wil dat nog eens goed uit gaan zoeken, vertelt ze in haar flat in Ouderkerk aan de Amstel. Als ze het wat minder druk heeft. Want in principe staat een tweede boek over de internationale adel op stapel.
Notities achterin haar boek bewijzen dat het niet meevalt om met dergelijke personen te spreken, beter gezegd om ze te spreken te krijgen. Ze verbruikte onder andere 151 stuks briefpapier met bijbehorende enveloppen plus postzegels. 32 aangetekende stukken en 37 aspirientjes. Tussen de bedrijven door studeert ze rechten en in haar vrije tijd verdiept ze zich in de moderne talen. Terwijl ze toch ook de jongste niet meer is. Al maak ik met het vragen naar haar leeftijd geen beste beurt. ,, Dat is mijn zaak.'' Waarschijnlijk door mijn verbouwereerde gezicht wat milder gestemd wil ze wel kwijt dat ze ,,een end in de vijftig" is.


Roddelverhalen
Barbara Davidson, dochter van een Joodse vader en een christelijke moeder, zegt haar inspiratie voor een boek over de adel opgedaan te hebben door wat ze noemt,,de gruwelijke roddelverhalen over adellijke personen."
,,Ik vond het een uitdaging om erachter te komen hoe ze nu wérkelijk zijn. Hoe denken ze bijvoorbeeld over zaken als huwelijk en geloof? Wie zit er achter de titel? Het eerste wat ik vroeg was altijd: ,,Hoe wilt u worden aangesproken?" De vragen die ik stelde had ik vooraf uit m' n hoofd geleerd. Het staat zo vervelend als je van een blaadje moet oplezen."
Het verschil tussen de Nederlandse en Engelse adel is volgens de adelkenster aanzienlijk. ,,In Engeland is men afstandelijker. Voor een afspraak correspondeer je met een stoet secretarissen. En als het dan zo ver is moet je een hoed op, ook al vallen de mussen dood van het dak." Een ontmoeting die nog vers in haar geheugen ligt is die met de hertog van Norfolk. ,,Drie dagen voor ik naar zijn kasteel in Arundel kon komen werd het wachtwoord meegedeeld. Nadat ik een stoet butlers gepasseerd was vroeg de secretaris of ik de hertog wilde aanspreken met,, His Grace''. Toen daarna een meneer aan kwam lopen had ik niet eens in de gaten dat het de hertog was. Ik zag in hem de zoveelste butler." Pijnlijk nauwkeurig herinnert Barbara zich het moment dat ze struikelde en aan de arm van de hoogheid bleef hangen, ,, letterlijk en figuuriijk aan zijn onderdanen' '. Of de nog hachelijker situatie toen de lang opgekropte spanning zich ontlaadde in een schaterlach, gevolg van het feit dat ,,His Grace" op onwellevende wijze zijn soep opslobberde. Hij zal in haar herinnering voort blijven leven als een zuinig man.,,Het was er steenkoud en je liep overal tegenaan, zo zuinig is hij met elektra. Voor m'n vertrek gaf hij me een boek over zijn geslacht. Gevolgd door de vraag of ik even 15 pond 75 wilde betalen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986

Terdege | 64 Pagina's

De Hollandse adel heeft het moeilijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986

Terdege | 64 Pagina's